Achtergrond In dit onderzoek is gekeken in hoeverre er verschillen bestaan tussen de executieve functies (EF) van jongens met een ASS die agressief gedrag vertonen, en een controlegroep die bestond...Show moreAchtergrond In dit onderzoek is gekeken in hoeverre er verschillen bestaan tussen de executieve functies (EF) van jongens met een ASS die agressief gedrag vertonen, en een controlegroep die bestond uit jongens die geen ASS hebben en ook geen agressief gedrag vertonen. Executief functioneren valt in verschillende domeinen in te delen. Voor huidig onderzoek is gekeken naar de volgende vier categorieën: ‘volgehouden aandacht’, ‘inhibitie’, ‘cognitieve flexibiliteit’ en ‘werkgeheugen’. Het doel van dit onderzoek was om duidelijkheid te verschaffen over het bestaan van eventuele verschillen in EF tussen jongens met een ASS en agressieproblematiek, en de controlegroep. Indien er sprake was van verschillen werd bekeken wat de mate was van deze verschillen, en of deze inzichten zouden kunnen bijdragen aan (de ontwikkeling van) behandelmethoden. Methoden Voor dit onderzoek zijn er 42 jongens, in de leeftijd van 8 t/m 12 jaar, onderzocht. Daarbij werd gekeken of jongens een ASS en een DBD diagnose hadden, of dat zij in de controlegroep vielen omdat zij geen enkele diagnose hadden. De jongens kwamen een dag met hun ouder(s) naar de universiteit voor een lab sessie, en vervolgens werd(en) de ouder(s) nog tweemaal benaderd voor het telefonisch afnemen van vragenlijsten. Ook zijn er verschillende vragenlijsten bij de leerkrachten afgenomen. Vervolgens zijn er met deze gegevens analyses uitgevoerd. Resultaten Voor de analyses is gebruik gemaakt van een MANOVA en een ‘pearson correlatietest’. Er is een verschil gevonden op de variabele ‘werkgeheugen’ F(.007) = 157. 336, p < .05. Jongens met een ASS en agressief gedrag scoorden lager dan de controlegroep. Tevens is er een correlatie uitgevoerd. Hier werd een negatief verband gevonden op de score van de werkgeheugen-taak en het hebben van een ASS en DBD diagnose, op het vertonen van agressief gedrag (gemeten door de CBCL) (r = -.716, p = .000). Discussie Er is een verschil gevonden voor de variabele ‘werkgeheugen’. Hoe hoger de score op de CBCL, hoe lager de score op de taak die het werkgeheugen meet. Voor de overige variabelen zijn geen significante verschillen naar voren gekomen. Wellicht dat een vervolgonderzoek met een grotere, en beter verdeelde steekproef kan bijdragen aan meer en betere inzichten in mogelijke verschillen in EF tussen jongens met een ASS en een DBD en de controlegroep.Show less
Background: Previous research indicates that stress has less effect on the neurobiology of children with disruptive behavior disorder (DBD) in comparison with a controlgroup, and it has a negative...Show moreBackground: Previous research indicates that stress has less effect on the neurobiology of children with disruptive behavior disorder (DBD) in comparison with a controlgroup, and it has a negative effect on executive functions (EF). Children with DBD show deficits in EF. Goal: To examine the effect of stress on the EF of children with DBD. The research question is: To what extent do the EF of children in the age of 7 to 12 years who suffer from DBD, differ from the EF of children in the controlgroup during stress? Methods: 72 Dutch boys participated in this study. The following EF were examined: sustained attention, shifting, working memory and inhibition. This has been measured through parent reports on the Behavior Rating Inventory of Executive Function (BRIEF) and three cognitive subtests of the Amsterdam Neuropsychological Tasks (ANT). Stress was induced by: telling the child it was going to play a competition against another child which he thought he was going to loose and by negative feedback from the opponent. To test the differences a t-test and ANOVA were used. Results: According to their parents, children with DBD score significant (p<.05) worse on inhibition, working memory and shifting in comparison with the controlgroup. Also there is a significant maineffect of group on sustained attention. Thus children with DBD show deficits in EF. There is a significant maineffect of stress on the following EF: sustained attention, inhibition and shifting. Thus stress reduces the performance on EF. There is no reciprocal influence between stress and group. Conclusion: Children with DBD show deficits in EF. Stress has a negative influence on inhibition, shifting and sustained attention. The groups don’t differ in combination with stress. All children need help in coping with stress, especially children with DBD, because the show deficits in EF during both situations.Show less