Welbevinden is van basisschoolleerlingen is van belang voor leren en schoolprestaties. In dit onderzoek wordt welbevinden onderzocht. Hierbij staat de volgende onderzoeksvraag centraal: in hoeverre...Show moreWelbevinden is van basisschoolleerlingen is van belang voor leren en schoolprestaties. In dit onderzoek wordt welbevinden onderzocht. Hierbij staat de volgende onderzoeksvraag centraal: in hoeverre hangt de perceptie van basisschoolleerlingen over de mate waarin er aandacht is voor verschillende onderwijsfactoren, samen met hun welbevinden? Aan dit onderzoek hebben 38 leerlingen uit de groepen 4, 5 en 6 van een onderzoeksschool meegedaan. Deze leerlingen hebben twee vragenlijsten ingevuld; een zelfontworpen vragenlijst die heeft gepoogd te meten in hoeverre de leerlingen aandacht vragen voor de onderwijsfactoren: autonomie, sociale interacties, wereldburgerschap, zelfbewustzijn en vindingrijkheid. De andere vragenlijst heeft het welbevinden van de leerlingen gemeten. Uit de resultaten kwamen er wisselende bevindingen naar voren. Op bepaalde domeinen van welbevinden werden negatieve verbanden gevonden bij wereldburgerschap en sociale interacties, deze waren echter zwakke verbanden. Op bepaalde domeinen van welbevinden werden positieve verbanden werden gevonden op de onderwijsfactoren sociale interacties, zelfbewustzijn en vindingrijkheid. Hoewel het construct welbevinden veelvuldig is onderzocht, biedt dit onderzoek meer inzicht in de onderwijsfactoren die het welbevinden van leerlingen mogelijk ondersteunen.Show less
Low quality of life can have an enormous impact on someone’s mental health. It can also withhold people with mental problems to recover. The aim of this study is to investigate the differences in...Show moreLow quality of life can have an enormous impact on someone’s mental health. It can also withhold people with mental problems to recover. The aim of this study is to investigate the differences in social and psychological wellbeing between adolescents with and without selective mutism. Furthermore, the relationship between speaking behavior and the two wellbeing variables are investigated. Twenty-nine adolescents with selective mutism (f = 23, m= 6, mean age = 12,78) and 45 typical developing adolescents (f = 24, m= 21, mean age = 13.31) participated in this study. All the adolescents in the selective mutism group had a parent-reported diagnosis which presence was confirmed with the SMQ. Adolescents who were in (partial) remission were excluded. An online survey was send to the participants to collect the data for this study. The online survey consisted items from original questionnaires and items with questions about background information. Social- and psychological wellbeing is measured with the KIDSSCREEN-52 and speaking behavior is measured using the SMQ. Results showed that adolescents (10 – 18 years old) with selective mutism have lower psychological and social wellbeing than their typically developing peers. Furthermore, the presence of comorbid ASS above a diagnosis of selective mutism has a more negative impact on social wellbeing, but not psychological wellbeing, in comparison to adolescents with a single diagnosis selective mutism. Results have also shown that there is a positive relationship between the amount of difficulties in speaking behavior and social wellbeing but not for psychological wellbeing. These results implicate that adolescents with selective mutism have not only problems with expressing themselves in a verbal way but also experience a lower psychological and social quality of life than their typical developing peers. National Mental Health services should therefore not only pay attention to reducing the anxious behavior itself, but also look for ways to improve the psychological and social wellbeing of adolescents with selective mutism.Show less
Het is bekend dat het mede door de coronacrisis slecht is gesteld met het welzijn van jongeren. Om dit welzijn van jongeren in kaart te kunnen brengen, is het nuttig om inzicht te verkrijgen in de...Show moreHet is bekend dat het mede door de coronacrisis slecht is gesteld met het welzijn van jongeren. Om dit welzijn van jongeren in kaart te kunnen brengen, is het nuttig om inzicht te verkrijgen in de factoren die volgens jongeren bijdragen aan hun draagkracht en draaglast. Daarom is er behoefte aan het ontwikkelen van een balansmeter voor jongeren. Deze balansmeter kan bijdragen aan de vroegsignalering en mogelijke preventie van latere problematiek, om zo het welzijn van jongeren te kunnen verhogen. Dit onderzoek vormt de eerste stap in het proces richting het ontwikkelen van een balansmeter. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is welke factoren Nederlandse jongeren van 13 tot en met 15 jaar ervaren als belangrijk voor het definiëren van hun draagkracht en draaglast. Om dit te meten is een online vragenlijst ontwikkeld waarin de domeinen mentaal welzijn, fysiek welzijn, sociale relaties, schoolbeleving, leefomgeving en vrijetijdsbesteding zijn uitgevraagd. Op basis van de resultaten blijken factoren met betrekking tot sociale relaties, met name in de thuissituatie, van belang te zijn voor draagkracht. Factoren met betrekking tot het mentaal welzijn worden als belangrijkst ervaren voor draaglast. Er wordt geadviseerd om aan de hand van voorgaande factoren in te zetten op preventie en vroegsignalering van problematiek onder jongeren. Ook kan aanvullend kwantitatief onderzoek uitgevoerd worden onder een andere representatieve steekproef om zo de resultaten beter te kunnen generaliseren. Daarnaast wordt geadviseerd om door middel van kwalitatief onderzoek het belang van de gevonden factoren uit te laten diepen door jongeren. Ten slotte is het interessant om de onderzochte leeftijdscategorie te vergelijken met de leeftijd van 16 tot en met 18 jaar wat betreft de ervaren draagkracht en draaglast. Daarmee kan onderzocht worden of het nuttig is om voor elke leeftijdscategorie apart een balansmeter te ontwikkelen.Show less
In dit onderzoek is gekeken naar de samenhang tussen acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties en het welbevinden van migrantenjongeren met als mediërende variabele discriminatie. De...Show moreIn dit onderzoek is gekeken naar de samenhang tussen acculturatievoorkeur, acculturatiediscrepanties en het welbevinden van migrantenjongeren met als mediërende variabele discriminatie. De onderzoeksgroep is geworven via reguliere middelbare scholen en bestaat uit 39 Marokkaans-Nederlandse jongeren in de leeftijd van 13 tot en met 18 jaar, die onderwijs volgen op VMBO gemengde leerweg, VMBO theoretische leerweg en HAVO. Informatie werd verkregen middels een vragenlijst over acculturatiestrategieën, verwachtingen van de samenleving, discriminatie en welbevinden. De resultaten laten zien dat een voorkeur voor de separatiestrategie samenhangt met het welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren. Discriminatie bleek niet te mediëren tussen de acculturatievoorkeur en welbevinden van de Marokkaans-Nederlandse jongeren en tussen de acculturatiediscrepanties en het welbevinden van deze jongeren.Show less
In dit artikel wordt ingegaan op de relatie tussen acculturatie en het welbevinden van 64 13-18 jarige jongeren van het VMBO en het HAVO met een Marokkaanse of Turkse afkomst, waarbij waargenomen...Show moreIn dit artikel wordt ingegaan op de relatie tussen acculturatie en het welbevinden van 64 13-18 jarige jongeren van het VMBO en het HAVO met een Marokkaanse of Turkse afkomst, waarbij waargenomen discriminatie is meegenomen als mediator en etniciteit als moderator. Tevens is er een vergelijking gemaakt met een tweede respondentengroep, bestaande uit 40 jongeren met een Surinaamse of Antilliaanse afkomst. De respondenten zijn afkomstig van zeven middelbare scholen uit voornamelijk de Randstad. De data is verzameld middels een vragenlijst. In diverse delen van de vragenlijst wordt aandacht besteed aan het welbevinden van de jongeren, acculturatievoorkeuren, de mate waarin acculturatiediscrepanties worden ervaren en de mate waarin discriminatie wordt waargenomen. Uit het onderhavige onderzoek komt naar voren dat de separatievoorkeur van de jongeren een voorspellende waarde heeft op het welbevinden. Ook is er een samenhang gevonden tussen de etniciteit van de jongeren en de mate waarin zij een integratiediscrepantie ervaren. Discriminatie blijkt geen mediator te zijn in de relatie tussen acculturatie en het welbevinden van de jongeren en ook etniciteit blijkt geen verklaring te bieden voor de samenhang tussen acculturatiestrategieën en de bijbehorende discrepanties.Show less