Dit onderzoek is gericht op de succesfactoren van gedecentraliseerd beleid. De factoren die in dit onderzoek naar voren komen zijn het beleid en de beleidstheorie, de organisatie, de uitvoerders en...Show moreDit onderzoek is gericht op de succesfactoren van gedecentraliseerd beleid. De factoren die in dit onderzoek naar voren komen zijn het beleid en de beleidstheorie, de organisatie, de uitvoerders en de omgeving. Het doel van dit onderzoek is kennis inzichtelijk maken over de succesfactoren die noodzakelijk zijn voor effectief gedecentraliseerd beleid. In dit onderzoek wordt de vraag gesteld wat de doelen van de decentralisaties zijn, in hoeverre deze zijn behaald en waar verbeterpunten liggen. Dit wordt gedaan door de empirie te toetsen aan succes- en faalfactoren die voortvloeien uit de theorie. De empirie die centraal staat in dit onderzoek is de decentralisatie van de Wmo. De Wmo regelt hulp en ondersteuning aan burgers zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en deel kunnen nemen aan de maatschappij. Naast het centrale Wmo beleid en landelijke resultaten, zijn ook de best en worst performing gemeenten geanalyseerd en getoetst aan de succesfactoren zodat een uitgebreide en verdiepende verklaring kan worden gevonden. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat momenteel geen concreet, volledig antwoord te geven is op de vraag in hoeverre de doelstellingen van het gedecentraliseerde Wmo beleid bereikt zijn. Dit komt voornamelijk omdat de doelen onvoldoende duidelijk geformuleerd zijn. Ook is er momenteel geen verplichte, centrale monitor om resultaten te meten waardoor er weinig zicht is op de resultaten van de Wmo. Uit de resultaten die er wel zijn, kunnen we concluderen dat het decentraliseren van de Wmo niet volledig gefaald is. Zo blijkt dat Wmo-gebruikers tevreden zijn over hoe de zorg aansluit op hun behoeften, doordat gemeenten maatwerk kunnen bieden. Wat ook uit de resultaten naar voren komt is dat gemeenten momenteel veelal over onvoldoende (specialistische) kennis beschikken over bepaalde beperkingen en doelgroepen. Deze (specialistische) kennis is wel nodig om goed aan te kunnen sluiten bij de doelgroep, om zodoende tot een juiste maatwerkvoorziening te komen die past bij de hulpvraag van de cliënt. Het beschikken van specialistische kennis binnen gemeenten blijkt uit de analyse niet noodzakelijk te zijn. Gemeenten worden namelijk geacht de regiefunctie op zich te nemen. Dit betekent dat zij een verbindingstaak hebben, waarbij zij bemiddelen tussen actoren om tot een gezamenlijke uitvoering te komen. Verder blijkt uit de analyse dat gemeenten financieel in de knel zitten door het gedecentraliseerde Wmo beleid. Uit de verdiepende casussen komt naar voren dat een financieel tekort niet direct hoeft te leiden tot een versoberde uitvoering van het beleid. Ook blijkt dat meer budget niet direct leidt tot een betere uitvoering. Een groter (en wellicht duurder) zorgaanbod draagt niet per se bij aan een effectieve en efficiëntere uitvoering van het Wmo beleid. Een goed overzicht van het aanbod en betrokken actoren dragen daarentegen wel bij aan een effectieve en efficiëntere uitvoering en dienstverlening.Show less