For over a century aerial photography has been used in archaeology to detect traces of the past in the landscape. With the emergence of citizen science projects and vast amounts of remotely sensed...Show moreFor over a century aerial photography has been used in archaeology to detect traces of the past in the landscape. With the emergence of citizen science projects and vast amounts of remotely sensed data, Leiden University has developed a successful citizen science project in the Veluwe and Utrechtse Heuvelrug called ‘Heritage Quest’. Because of its success in both identifying hitherto unknown archaeological heritage and in engaging participants with their local heritage, other actors such as the province of Zeeland have shown interest in adapting the Heritage Quest formula or developing their own citizen science project. However, due to the different nature of the Holocene, agricultural landscape of Zeeland compared to the Pleistocene, forested landscape of the Veluwe and Utrechtse Heuvelrug and differences in the archaeological heritage which can be found in both regions, a different approach to citizen science than the approach of the original Heritage Quest was needed. This thesis research focusses on the possibilities of a ‘Heritage Quest’ type citizen science project for the province of Zeeland. Instead of using LiDAR data, which is useful in mapping archaeological objects through the canopy of trees and bushes, orthomosaic satellite imagery disclosed through PDOK has been used to assess the potential viability of a citizen science project in Zeeland. Because of the agricultural nature of most of the province, satellite imagery could potentially be a powerful tool in identifying archaeological heritage. The imagery used in this research was remotely sensed during the summer months of 2016 up to 2022 and has a ground resolution of 25 centimeters. For the year 2021 satellite imagery was only available from the spring months, with a ground resolution of 8 centimeters. For the year 2022 both the summer imagery with a ground resolution of 25 centimeters and spring imagery with a ground resolution of 8 centimeters was used. To assess the viability of using satellite imagery, three different object classes have been chosen to explore further, resulting in a total of 24 different archaeological features which can be seen in the imagery and have been described in this research. Furthermore, to assess which aspects of the original Heritage Quest project could be adapted or needed to be changed, the original Heritage Quest project and three other international citizen science projects have been described after which they were critically reviewed in the discussion chapter. This thesis research has resulted in the discovery of multiple hitherto-unknown archaeological features, including potential Zeeuwse mounds, dykes, fortifications from the Dutch revolt and traces of the former cultural landscape of Zeeland. Using satellite imagery to identify archaeological heritage in the Province of Zeeland by means of a citizen science project can not only provide a lot of new archaeological data, but also increase historical awareness and create a sense of stewardship in its participants. This would not only lead to the identification of more archaeological sites, but also further protection efforts of archaeological heritage in Zeeland. Although there will be some 73 differences from the original Heritage Quest project, a very similar citizen science project for the province of Zeeland which would include some prior training could yield valuable results.Show less
To the modern observer there seems to have been quite a large grey area between private and public warfare in the late middle-ages. It is often quite hard to distinguish between violence committed...Show moreTo the modern observer there seems to have been quite a large grey area between private and public warfare in the late middle-ages. It is often quite hard to distinguish between violence committed in name of a public authority and violence on a private title. This thesis uses a case-study of a violent conflict in the border region between Holland and the Sticht (Utrecht) ca. 1420, to explore if it is possible and useful to distinguish between the private and public elements in late medieval warfare. A large number of the border lords where able to wage war under their own banner for their own goals, and without guidance or direction of the central authority. Based on my findings I argue that private and public forms of warfare went hand in hand in the late middle-ages. Princes where more interested in channelling this violence towards their opponents, than in establishing a monopoly on violence.Show less
In deze masterscriptie wordt de conflictbeheersing tussen handelaren uit Holland, Zeeland en Pruisen in de Bourgondische Tijd bestudeerd. Gedurende deze periode bevond het Noord- en Oostzeegebied...Show moreIn deze masterscriptie wordt de conflictbeheersing tussen handelaren uit Holland, Zeeland en Pruisen in de Bourgondische Tijd bestudeerd. Gedurende deze periode bevond het Noord- en Oostzeegebied zich in een roerige periode, waarin veel kaapvaart plaatsvond. In deze scriptie wordt bekeken op welke manier handelaren met deze conflicten om gingen. Geconcludeerd kan worden dat in veel gevallen de handelaren niet tot een oplossing kwamen, doordat er vooral aan Hollandse zijde onwil was bij het oplossen van de conflicten.Show less
Gedurende de vroege zeventiende eeuw werd de Zeeuwse gewestelijke politiek gedomineerd door de representant van de Eerste Edele. In dit BA-Eindwerkstuk wordt onderzocht wat de rol en machtsbasis...Show moreGedurende de vroege zeventiende eeuw werd de Zeeuwse gewestelijke politiek gedomineerd door de representant van de Eerste Edele. In dit BA-Eindwerkstuk wordt onderzocht wat de rol en machtsbasis van de representant was. Het bestaan van de functie van representant was het gevolg van de sterke positie van de Oranjes in Zeeland: zij waren stadhouder, Eerste Edele en markies van Veere en Vlissingen. Hieruit vloeiden de formele en informele bevoegdheden van de representant voort. De rol van de representant was tweeledig: zij traden op als zaakwaarnemers van de Oranjes in de Zeeuwse bestuursorganen en waren de makelaars in hun Zeeuwse patronagenetwerk. Aan de hand van Johan de Knuyt en Hendrick Thibaut is de persoonlijke invulling van het representantschap en de invloed van hun verhoudingen met de Oranjes op hun positie onderzocht. Terwijl De Knuyt veel meer een man van de Oranjes was en voor zijn posities afhankelijk van hen was, was Thibaut juist sterk verbonden met de Middelburgse migrantenfactie en had daardoor veel meer een lokale machtsbasis. Door de goede verstandhouding van De Knuyt met Frederik Hendrik en Amalia en van Thibaut met Willem II hadden beide representanten zeer grote invloed op de Zeeuwse magistraatsbestelling en – mede daardoor – greep op het Zeeuwse bestuur.Show less
Sinds de aanslagen van 9/11 is maritime security een buzzword in internationale diplomatiek. De term heeft echter geen betekenis en is daardoor vrijelijk te interpreteren. In dit onderzoek wordt...Show moreSinds de aanslagen van 9/11 is maritime security een buzzword in internationale diplomatiek. De term heeft echter geen betekenis en is daardoor vrijelijk te interpreteren. In dit onderzoek wordt getracht deze term te concretiseren door het functioneren van de Staten van Zeeland tussen 1467 en 1506 op maritiem vlak te bestuderen. Hieruit blijkt maritime security drieledig te zijn. Conflictpreventie, bescherming ter zee en kustverdediging zijn onderwerpen die veelal op dagvaarten van de Staten van Zeeland werden besproken. Deze onderwerpen staan in dit onderzoek centraal. Voor het eerst in meer dan vijftig jaar worden de Staten van Zeeland weer onderzocht, waarbij het belang van deze regio in de interregionale en internationale context wordt geplaatst. Dit levert nieuwe inzichten op in niet alleen de positie van het Zeeuws gewest in de late Middeleeuwen, maar ook op de impact van grote historische ontwikkelingen op regionaal niveau.Show less
Rentmeesters moesten elk jaar verantwoording afleggen aan de desbetreffende vorst. In het begin werden rekeningen van Holland, Zeeland en Henegouwen afgehoord door de graaf en de Raad. De graaf en...Show moreRentmeesters moesten elk jaar verantwoording afleggen aan de desbetreffende vorst. In het begin werden rekeningen van Holland, Zeeland en Henegouwen afgehoord door de graaf en de Raad. De graaf en zijn raadsleden hoorden letterlijk af, hoe de rentmeester zijn rekeningen oplas. Met de komst van de Bourgondische hertogen veranderde het afhoren van de rekening naar het intensief controleren ervan door specialisten. Dit resulteerde uiteindelijk in het ontstaan van de Rekenkamer. Dit onderzoek wordt geanalyseerd in hoeverre de cultuur van rekenschap veranderde in Zeeland in de periode van de Bourgondische hertogen?Show less
Een sacristie is dat deel van een kerk waar heilige en gewijde zaken worden bewaard, hier bereiden geestelijken zich voor op de kerkdienst en hier trekken zij zich terug na die dienst. Sacristieën...Show moreEen sacristie is dat deel van een kerk waar heilige en gewijde zaken worden bewaard, hier bereiden geestelijken zich voor op de kerkdienst en hier trekken zij zich terug na die dienst. Sacristieën krijgen bij de bestudering van kerken nauwelijks of geen aandacht. Het (vrijwel) ontbreken van literatuur over dit onderwerp was aanleiding voor deze scriptie - die niet kan voorzien in deze lacune - maar die dit weinig betreden terrein verkent. Uitgaande van het monumentenregister voor Zeeland van de RCE zijn middeleeuwse Zeeuwse kerken, hoofdzakelijk uit de 14de en 15de eeuw, geselecteerd omdat deze nog (resten van) een sacristie hebben. Van deze sacristieën zijn er twaalf onderzocht en beschreven, deze bevinden zich in de plaatsen: Dreischor, Gapinge, Goes, Hulst, Kapelle, Kloetinge, Nisse, Sint Maartensdijk, Tholen, Waarde, Wemeldinge en Yerseke..Show less
It is generally known that the Dutch are tall. However, this has not always been the case. In 2005 Maat published an article tracing back trends in average Dutch male stature. In this article data...Show moreIt is generally known that the Dutch are tall. However, this has not always been the case. In 2005 Maat published an article tracing back trends in average Dutch male stature. In this article data from 21 different samples were included, of which only one came from a rural population. This study introduces a second rural population into the mix. The stature of both the males and females of Klaaskinderkerke is assessed and compared to the available material. In addition the different stature estimation methods are compared to each other. The material consists of 37 individuals excavated in 1959 at the site of the cemetery of the former village Klaaskinderkerke. The cemetery roughly dates to 1100 to 1600 and was hit repeatedly by floods. Sex was estimated, as well as age and stature. There were more males than females (27 males, 9 females, 1 indeterminate), which is difficult to explain. Probably the damage caused by the floods and the excavation technique affected the male-female distribution. The stature estimation method published by Breitinger (1937) yielded significantly different results from the method published by Ousley (1995). Breitinger (1937) differed significantly from all methods where the higher statures were concerned. In the female methods, no significant different results were found. The average stature from the males from Klaaskinderkerke was slightly higher than the average statures from the other sites, except for the site of Maastricht and Scheemde, which both delivered exceptionally tall men. This can be explained by the social background of both populations. When the statures of Klaaskinderkerke were separated based on burial location (inside versus outside church), it was found that these two groups differed significantly in average stature. The average stature from the men within the church compared well to the men from Maastricht and Scheemda, while the average stature from the men outside the church compared well to the men from the only other rural site, Hellevoetsluis.Show less
Vrijwel alle steden van Nederland, zijn in de Middeleeuwen ontstaan, in de periode 1000 tot 1400 om precies te zijn. Niet alle dorpjes in deze periode groeiden uit tot welvarende steden, en deze...Show moreVrijwel alle steden van Nederland, zijn in de Middeleeuwen ontstaan, in de periode 1000 tot 1400 om precies te zijn. Niet alle dorpjes in deze periode groeiden uit tot welvarende steden, en deze dorpen kunnen ons meer leren over het ontstaan van steden. Brijdorpe is zo’n dorpje. Nu wonen er niet meer dan vijftig personen, maar in het verleden heeft Floris V overwogen het dorp stadsrechten te verlenen. Wat hier de reden voor was, en of het dorp ook de kenmerken van een (beginnende) stad had, wordt hier onderzocht. Kenmerken van een stad in de Middeleeuwen zijn stadsrechten, een redelijke omvang, een centrale functie in de omgeving, andere primaire inkomsten dan landbouw en visvangst en een vorm van versterking. Deze kenmerken komen zelden allemaal tegelijk voor, maar kunnen toch veel zeggen over de functie van een plaats. Brijdorpe had een centrale functie, dat blijkt uit het feit dat er een zesdedeel naar is vernoemd. Ook zijn er sterke aanwijzingen voor de aanwezigheid van een kasteel in het dorp, hoewel de locatie onduidelijk is. De aanwezigheid van een haven kon noch worden bewezen, noch worden uitgesloten. Er is ook geen bewijs van een versterking in de vorm van muren of wallen, maar er is een watertje zichtbaar op oude kaarten die het dorp omvatte. Dit kan als versterking zijn gegraven en/of gebruikt. Uiteindelijk is Brijdorpe waarschijnlijk geen stad, maar een bijzonder dorp geweest. De verzanding van een waterweg zou hiervoor de oorzaak zijn. Dit geeft aan dat in het zuidwesten van Nederland de toegang tot open water van groot belang is voor de ontwikkeling van een dorp tot stad.Show less
In deze scriptie heb ik geprobeerd een antwoord te geven op de vraag waar de Nehalennia-altaren, gevonden in Zeeland, gemaakt zijn. De godin Nehalennia is voor het eerst bij Domburg in 1647...Show moreIn deze scriptie heb ik geprobeerd een antwoord te geven op de vraag waar de Nehalennia-altaren, gevonden in Zeeland, gemaakt zijn. De godin Nehalennia is voor het eerst bij Domburg in 1647 gevonden en ruim drie eeuwen later weer in 1970. De altaren zijn waarschijnlijk gemaakt in de periode tussen 150 en 250 jaar na Christus. Nehalennia werd vereerd als beschermgodin van de scheepvaarders en wellicht ook van reizigers. Dit is terug te zien aan het grote aantal handelaren dat bij haar heiligdommen heeft geofferd zoals te lezen is in de inscripties op de altaren. Een etymologische studie naar onderzoek naar de betekenis van haar naam toont aan deze vermoedelijk afkomstig is van ‘leiden’. Dit past goed bij een godin die zeelieden moest beschermen. De steensoorten gebruikt voor de altaren werden gewonnen in de Eifel en in België en Noordoost-Frankrijk. Duidelijke kenmerken van de godin zijn haar schoudermanteltje en de aanwezigheid van een fruitmand en/of een hond aan haar zijde. Verdere versieringen op de altaren bestaan vaak uit cornucopiae en laurierstruiken. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden heb ik meerdere kenmerken van de Nehalennia-altaren uit Zeeland vergeleken met altaren gevonden in Keulen om te kijken of er parallellen bestaan. Uiteindelijk luidt mijn conclusie dat het zeer goed mogelijk is dat de altaren, gevonden in Zeeland, gemaakt zijn in Keulen. Er zijn veel gemeenschappelijke kenmerken en ook de locatie van Keulen, dicht bij Zeeland, en de vele dedicanten die uit Keulen afkomstig waren lijken dit te staven.Show less