Er is een gebrek aan instrumenten die inzicht bieden in het niveau van cognitief en adaptief functioneren bij kinderen en jongeren die meer problemen ondervinden bij het afnemen van een test....Show moreEr is een gebrek aan instrumenten die inzicht bieden in het niveau van cognitief en adaptief functioneren bij kinderen en jongeren die meer problemen ondervinden bij het afnemen van een test. Gebruik maken van de omgeving is een optie maar verschillende aspecten zoals sociaal wenselijke antwoorden of onder- en overschatting kunnen gevolgen hebben voor de objectiviteit. Aangezien testen voor deze doelgroep belastend is, zou het wenselijk zijn om gebruik te maken van een korte, snelle test die iets kan zeggen over beide functioneringsgebieden zodat de onderzochte kinderen minder aan testen blootgesteld kunnen worden. Dit onderzoek is voornamelijk bedoeld ter bevordering van diagnostisch onderzoek. Dit onderzoek maakt deel uit van een groter normeringsonderzoek. Op verschillende kinderdagcentrums en een kinderdagverblijf in Nederland zijn kinderen in de (ontwikkelings)leeftijd van 2-3 jaar, met en zonder een verstandelijke beperking, getest aan de hand van de naar het Nederlands vertaalde PEP-3. Tevens is bij de ouders van deze kinderen de vertaling van de Vineland-2, een ouderinterview, afgenomen. Binnen deze steekproef blijkt de cognitieve ontwikkelingsleeftijd een significante voorspeller voor het niveau van adaptief functioneren bij kinderen met een verstandelijke beperking (r2=.55, p < .001). Voor de zich normaal ontwikkelende kinderen werden geen significante resultaten gevonden (r2=.02, p = .67). Dit voorgaande verschil kwam ook naar voren bij het voorspellen van de adaptieve domeinen aan de hand van de cognitieve schaalscores. De voorspelbaarheid van het niveau van adaptief functioneren verschilt tussen kinderen met en zonder een verstandelijke beperking. Het niveau van adaptief functioneren is structureel beter te voorspellen voor de kinderen met een verstandelijke beperking. Gezien de diversiteit van de groep kinderen met een verstandelijke beperking is generalisatie van de resultaten lastig. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of er een toekomst ligt in het voorspellen van het adaptief functioneren aan de hand van het cognitief functioneren.Show less
In deze studie is onderzocht of er een relatie is tussen het ontwikkelingsniveau en het adaptief functioneren bij jonge laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis en of dit niveau...Show moreIn deze studie is onderzocht of er een relatie is tussen het ontwikkelingsniveau en het adaptief functioneren bij jonge laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis en of dit niveau invloed heeft op het effect van speltraining. Adaptief functioneren wordt gemeten met de Vineland Screener en ontwikkelingsniveau met de PEP-R. De onderzoeksgroep bestaat uit laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis van circa vier tot tien jaar (N = 88), verdeeld in een behandelgroep en een controlegroep. Er is speltraining gegeven, waarbij spelniveau en gemiddeld aantal spelhandelingen worden bepaald op een voor- en nameting. Door middel van Pearsoncorrelatie is vastgesteld dat er een positieve relatie is tussen ontwikkelingsniveau en adaptief functioneren. Het is gebleken dat de speltraining effect heeft gehad; voor adaptief functioneren is geen significant effect gevonden maar voor kinderen met een hoog ontwikkelingsniveau is een effect gevonden op het effect van de speltraining. Deze bevindingen onderbouwen het belang van speltraining voor kinderen met een relatief hoog ontwikkelingsniveau.Show less
Zowel motivatie als cognitieve controle functies zijn nodig voor het doelgerichte handelen. Literatuur wijst op interactie tussen motivatie en cognitieve controle functies tijdens enkelvoudige...Show moreZowel motivatie als cognitieve controle functies zijn nodig voor het doelgerichte handelen. Literatuur wijst op interactie tussen motivatie en cognitieve controle functies tijdens enkelvoudige taken. Het is echter onbekend hoe motivatie en cognitieve controle functies bijdragen aan het adaptieve functioneren en daarmee welke rol zij spelen tijdens onze dagelijkse vaardigheden. Specifiek voor verschillende klinische groepen waarbij we problemen zien met de cognitieve controle functies, zoals autisme en ADHD, willen we bekijken of motivatie een aanknopingspunt kan bieden om het adaptieve functioneren te beïnvloeden. Dit onderzoek richt zich op de samenhang tussen mastery motivatie en cognitieve controle functies en het belang voor adaptief functioneren. Bij 58 kinderen van 9 tot en met 12 jaar, werden cognitieve controle functies gemeten middels neuropsychologische taken. De ouders hebben vragenlijsten ingevuld gericht op mastery motivatie en sociale vaardigheden. We vinden een negatief verband tussen cognitieve controle en doorzettingsvermogen. Daarnaast zien we dat doorzettingsvermogen compenseert voor zwakke cognitieve controle en een positieve invloed heeft op adaptief functioneren. Dit wijst op het belang van het stimuleren van motivatie bij klinische groepen met zwakke cognitieve controle functies, met als doel het adaptieve functioneren te verbeteren. Implicaties worden besproken.Show less
Achtergrond: De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek is: ‘In hoeverre hebben jeugdigen met een verstandelijke beperking, ADHD en comorbiditeit tussen deze beiden ontwikkelings-stoornissen...Show moreAchtergrond: De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek is: ‘In hoeverre hebben jeugdigen met een verstandelijke beperking, ADHD en comorbiditeit tussen deze beiden ontwikkelings-stoornissen tekorten in adaptieve vaardigheden?’ Onderzocht zijn de verschillen in de adaptieve vaardigheden: omgaan met leeftijdsgenoten, omgaan met volwassenen, gerichtheid op school, werk & toekomst en autonomie & zelfsturing bij jeugdigen (vier tot achttien jaar) zonder stoornis of met een ontwikkelingsstoornis (ADHD, verstandelijke beperking, ADHD en een verstandelijke beperking). Methode: Om de data te verzamelen is gebruik gemaakt van de Sociaal-Emotionele Vragenlijst (SEV) en de vragenlijst voor Algemene Vaardigheden Jeugdigen (AVJ). De gegevens van de SEV zijn gebruikt om de subjecten te verdelen in de vier genoemde groepen. De gegevens van de AVJ zijn gebruikt om de mate van de adaptieve vaardigheden op de vier genoemde schalen te meten. De totale onderzoeksgroep bestaat uit 599 jeugdigen, waarvan 44.6 % meisjes en 55.4 % jongens zijn. De jongste jeugdige is vier jaar en de oudste jeugdige is achttien jaar oud. De gemiddelde leeftijd van de jeugdigen waarvoor een vragenlijst is ingevuld is 11.8 jaar (standaarddeviatie= 3.38). Van de onderzoeksgroep heeft 80 % geen stoornis, 9% ADHD, 7 % een verstandelijke beperking en 4 % heeft zowel ADHD als een verstandelijke beperking. Resultaten: Jeugdigen zonder stoornis (ADHD, verstandelijke beperking, ADHD en een verstandelijke beperking) behalen gemiddeld een hogere score op de vier schalen van de vragenlijst voor Algemene Vaardigheden Jeugdigen (omgaan met leeftijdsgenoten, omgaan met volwassenen, gerichtheid op school, werk & toekomst en autonomie & zelfsturing). Als tweede tonen jeugdigen met ADHD gemiddeld een lagere score op de schaal ‘omgaan met volwassenen’ dan jeugdigen met een verstandelijke beperking. Als derde tonen jeugdigen met een comorbide stoornis (ADHD en een verstandelijke beperking) op de schaal ‘autonomie & zelfsturing’ gemiddeld een lagere score dan jeugdigen met enkel een verstandelijke beperking. Als laatste is er geen invloed van de factoren sekse en leeftijd op de vier schalen van de AVJ aangetoond. Conclusie: Jeugdigen met een ontwikkelingsstoornis (ADHD, verstandelijke beperking of een combinatie van beiden) hebben in vergelijking met jeugdigen zonder stoornis tekorten op de adaptieve vaardigheden: omgaan met leeftijdsgenoten, omgaan met volwassenen, gerichtheid op school, werk & toekomst en autonomie & zelfsturing. Behandeling zal gericht dienen te zijn op het versterken van deze adaptieve vaardigheden en de bijbehorende executieve functies. Om te trachten de jeugdigen te behoeden voor problemen in de omgang met leeftijdsgenoten en volwassenen, schooluitval, criminaliteit, verslavingsproblematiek en een slechte fysieke gezondheid.Show less