Aggressive behavior of children or adolescents has long term consequences for themselves and society. Inhibition deficits can contribute to aggression. Inhibition can be divided into hot and cool...Show moreAggressive behavior of children or adolescents has long term consequences for themselves and society. Inhibition deficits can contribute to aggression. Inhibition can be divided into hot and cool inhibition. Cool inhibition is characterized by abstract, decontextualized problems and hot inhibition is characterized by problems that involve the regulation of affect and motivation. The aim of the current study is to investigate the relation between hot or cool inhibition and aggressive behavior in children with a higher risk of externalizing behavior. Furthermore, the influence of age on the relation between hot or cool inhibition and aggressive behavior in children with a higher risk of externalizing behavior is investigated. It is expected that hot inhibition is stronger related to aggressive behavior than cool inhibition. Furthermore, it is expected that age influences the relation between hot and cool inhibition and aggressive behavior. Hot and cool inhibition are measured by two subtasks of the Amsterdamse Neuropsychologische Taken (ANT). Hot inhibition is measured with ANT-Delay Frustration and cool inhibition with ANT-Shifting attentional Set Visual. Aggressive behavior is measured with the Instrument voor Reactieve en Proactieve Agressie (IRPA) questionnaire which is filled in by the teacher. The data are analyzed by performing linear regressions, multiple regressions and moderation analysis. Results indicated no separate or joint relation of hot and cool inhibition with aggressive behavior. Also, age did not influence the relation between hot or the speed component of cool inhibition and aggressive behavior. On the other hand, age did moderate the relation between the accuracy component of cool inhibition and aggressive behavior. Future research also needs to investigate other types of executive functioning and their influence on different forms of aggression. This will help in developing preventive programs and interventions to limit the consequences of the aggressive behavior for the child and society.Show less
Research has shown that empathy and aggression are important components of Conduct Disorder (CD). The correlations between psychopathic traits and empathy and aggression have also been extensively...Show moreResearch has shown that empathy and aggression are important components of Conduct Disorder (CD). The correlations between psychopathic traits and empathy and aggression have also been extensively investigated, but existing literature shows that more insight is needed into the distinction between cognitive and affective empathy and proactive and reactive aggression and the specific role of psychopathic traits. In the present study of 78 Dutch boys aged 15 to 19 years, the specific influence of CD with psychopathic traits on cognitive and affective empathy and proactive and reactive aggression was investigated. The sample was subdivided into boys with CD and psychopathic traits (CD/Psy+) (n= 27) and boys with CD without psychopathic traits (CD/Psy-) (n = 25). These boys all came from forensic institutions. In addition, a control group was also included (CON) (n = 26) and all of the participants completed self-reports. Results showed that CD/Psy+ youngsters scored significantly lower on affective empathy compared to CON youngsters and significantly higher on proactive and reactive aggression compared to CD/Psy- and CON youngsters. However, no significant differences were found between the groups in terms of cognitive empathy. These findings are important for understanding the development of conduct disorder and psychopathic traits and suggest that affective empathy and proactive and reactive aggression should be considered especially in the diagnosis and treatment of boys with delinquent behavior.Show less
Inleiding. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de invloed is van de sensitiviteit van de moeder en het temperament van het kind op de mate waarin een kind van 12 maanden agressief gedrag laat...Show moreInleiding. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de invloed is van de sensitiviteit van de moeder en het temperament van het kind op de mate waarin een kind van 12 maanden agressief gedrag laat zien. Methode. Dit onderzoek is onderdeel van een longitudinaal overkoepelend onderzoek genaamd ‘Een Goed Begin’, waarbij moeders en kinderen wordt gevolgd. Dit onderzoek bestaat uit vijf meetmomenten, waarbij voor dit onderzoek gebruik is gemaakt van de gegevens van het derde meetmoment (N = 124). Moeders worden na hun eerste afspraak ingedeeld als hoogrisico- of laagrisicomoeder. De moeders hebben vragenlijsten ingevuld aangaande het temperament van hun kind (IBQ-R) en de mate van agressie bij hun kind (PASEC). De sensitiviteit van de moeder is gemeten aan de hand van een vrij spel moment. Resultaten. Sensitiviteit van de moeder blijkt geen voorspellende waarde te zijn voor de mate waarin het kind agressief gedrag vertoont. Temperament van het kind blijkt daarentegen wel een significante voorspeller van de mate waarin een kind agressief gedrag vertoont. Kinderen met een moeilijk temperament blijken hierbij meer agressief gedrag te vertonen als kinderen met een makkelijk temperament. Het risicoprofiel van de moeder blijkt een significant verband te hebben met agressief gedrag van het kind en de sensitiviteit van de moeder. Moeders uit de hoogrisicogroep blijken minder sensitief met hun kinderen om te gaan en deze groep kinderen laat meer agressief gedrag zien dan kinderen uit de laagrisicogroep. Discussie. Huidige studie laat zien dat agressief gedrag bij jonge kinderen voorspelt kan worden door het temperament van het kind, daar waar de sensitiviteit van de moeder dit niet doet. De relevantie van dit onderzoek gaat voornamelijk over het inzicht in de risicofactoren die belangrijk zijn voor het ontwikkelen van agressief gedrag bij jonge kinderen, waarbij vroege interventies kunnen worden ingezet om consequenties van agressief gedrag te beperken.Show less
The goal of the present study was to examine the relationship between empathy and externalizing behavior problems in a sample of 105 children (mean age = 11.45, SD = 3.13). The children in this...Show moreThe goal of the present study was to examine the relationship between empathy and externalizing behavior problems in a sample of 105 children (mean age = 11.45, SD = 3.13). The children in this sample participated in a community-based intervention program aiming to prevent delinquency. Two types of externalizing behavior problems, aggressive behavior and rule-breaking behavior, were measured before intervention started. Children showed more aggressive behavior when they were less empathic. There was no relationship between empathy and the level of rule breaking behavior the children showed. After six months of intervention, a second measurement of the children’s externalizing aggressive and rule-breaking behavior took place. The relationship between empathy and aggressive behavior no longer existed, probably because the aggressive behavior decreased due to the intervention. Also, there was no relationship between empathy and the intervention effect. Empathy only seems to play a minor role in predicting the level of externalizing behavior problems children show. Results indicate a significant decrease of aggressive behavior as well as rule breaking behavior after six months of intervention. This suggests that this intervention program is effective in reducing an important risk factor for becoming delinquent. Interestingly, higher levels of aggressive- or rule breaking behavior prior to intervention started were related to higher intervention effects. It seems the intervention is especially effective in reducing externalizing problems in children who have the highest risk for becoming delinquent.Show less
Onderzoeken naar de invloed van prenatale alcoholconsumptie op de negatieve affectiviteit en de agressie van het kind publiceren uiteenlopende resultaten. Daarom is in dit onderzoek specifiek...Show moreOnderzoeken naar de invloed van prenatale alcoholconsumptie op de negatieve affectiviteit en de agressie van het kind publiceren uiteenlopende resultaten. Daarom is in dit onderzoek specifiek gekeken naar of alcohol consumeren tijdens de zwangerschap, of de hoeveelheid alcohol over de hele zwangerschap, en of de hoeveelheid alcohol per trimester invloed had op de uitkomsten. De deelnemers in dit onderzoek betroffen 124 moeders, gemiddeld 22.26 jaar oud (SD = 2.34), met hun eerste kind van gemiddeld 5.98 maanden oud (SD = 0.48). Van de kinderen waren 45% een meisje. De vragenlijsten die zijn gebruikt zijn: ‘De Aanstaande Moeder’ (afgenomen rond de 27 ste week van de zwangerschap), de Infant Behavior Questionnaire-Revised en de Cardiff Infant Contentiousness Scale. De resultaten onthulden geen significante verschillen tussen moeders die wel en geen alcohol hadden gedronken op zowel de negatieve affectiviteit (t = -1.15, p = .127) als de agressie (t = -0.98, p = .165). Meer alcohol tijdens de hele zwangerschap bleek in eerste instantie samen te hangen met meer negatieve affectiviteit (r = 0.17, p = .040). De correlatiecoëfficiënt is echter gebaseerd op één extreme waarde. In tegenstelling tot het tweede en derde trimester kon enkel de hoeveelheid alcohol in het eerste trimester worden geanalyseerd. Deze bleek geen significante invloed te hebben op de negatieve affectiviteit (F = 1.74, p = .180) en agressie van het kind (F = 2.37, p = .098). Verwacht wordt dat de verbanden wel aanwezig zijn, maar niet zijn gevonden in het huidige onderzoek. Alcoholgebruik tijdens de zwangerschap kan dus wel risico’s met zich mee kunnen brengen voor de negatieve affectiviteit en mogelijk ook de agressie.Show less
Uit eerder onderzoek is gebleken dat er een samenhangt bestaat tussen emotieregulatie en agressie. In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van het geslacht van het kind en de emotieregulatie...Show moreUit eerder onderzoek is gebleken dat er een samenhangt bestaat tussen emotieregulatie en agressie. In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van het geslacht van het kind en de emotieregulatie van de moeder op deze relatie. De steekproef bestond uit 178 jonge moeders tussen de 16 en 26 jaar oud (M= 22,24; SD= 2.33) en hun eerst geboren kind. Op de leeftijd van 6 maanden (M=5.99; SD= 0,47; range 5 – 8 maanden) is met behulp van de Cardiff Infant Contentiousness Scale (CICS) de mate van agressie bij de kinderen gemeten (Haye et al., 2010) en is gebruik gemaakt van de Still Face Procedure (SFP) voor het meten van de emotieregulatie van het kind. Voor het meten van de emotieregulatie van de moeder is gebruik gemaakt van de Difficulty in Emotion Regulation Scale (DERS). Er is een significant verband gevonden tussen de mate van agressie en de mate van Wurmen tijdens de SFP, kinderen die tijdens de SFP een hoge mate van Wurmen vertonen scoren ook hoger voor de mate van agressie(t(123) = 0.61, p =.040). Er zijn verder geen significante verbanden gevonden tussen de emotieregulatie en de mate van agressie van het kind. Er zijn geen interactie-effecten gevonden van geslacht of emotieregulatie van de moeder op dit verband gevonden. De voornaamste conclusie die getrokken kan worden is dat dit onderzoek de eerdere bevindingen gedeeltelijk ondersteunt en dat geslacht van het kind en de emotieregulatie van de moeder geen effect hebben op het verband tussen de mate van agressie en de emotieregulatie van het kind. Wanneer er in de praktijk gezocht wordt naar een aangrijppunt voor een hoge mate van agressie hoeft er dus niet rekening gehouden te worden met het geslacht van het kind of met de emotieregulatie van de moeder.Show less
In dit onderzoek is onderzocht in hoeverre sociale cognitie en emotieherkenningsvaardigheden de hoeveelheid agressie bij 8-12 jarige jongens kunnen voorspellen. Ook is gekeken of...Show moreIn dit onderzoek is onderzocht in hoeverre sociale cognitie en emotieherkenningsvaardigheden de hoeveelheid agressie bij 8-12 jarige jongens kunnen voorspellen. Ook is gekeken of emotieherkenningsvaardigheden sociale cognitie konden voorspellen. De onderzoeksgroep bestond uit 51 jongens geworven bij regulier onderwijs, speciaal basisonderwijs en klinische instellingen in Nederland. De hoeveelheid agressie is gemeten met de CBCL/6-18. Emotieherkenning is zowel in gezichten gemeten met de Facial Emotion Recognition test, als in spraak met de Prosodie subtest van de Amsterdam Neuropsychologische Taken. Er is gecontroleerd voor intelligentie. Agressie kon alleen voorspeld worden door prosodie herkenning, met name het herkennen van bange en boze prosodie, en intelligentie. Sociale cognitie kon alleen voorspeld worden door prosodie herkenning, met name het herkennen van verdrietige en boze prosodie, en intelligentie. Emotieherkenning in gezichten blijkt geen significante voorspeller te zijn voor agressie en sociale cognitie. Deze resultaten ondersteunen interventies, gericht op het verminderen van agressie door sociale cognitie en emotieherkenning te verbeteren, niet. Implicaties voor vervolgonderzoek worden gegeven.Show less
Uit onderzoek bij volwassenen en kinderen bleek dat er negatieve cognitieve en affectieve gevolgen aan slaaptekort gekoppeld kunnen worden. Er was weinig onderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen...Show moreUit onderzoek bij volwassenen en kinderen bleek dat er negatieve cognitieve en affectieve gevolgen aan slaaptekort gekoppeld kunnen worden. Er was weinig onderzoek uitgevoerd naar de relatie tussen slaap en agressie bij kinderen en het was onbekend of deze mogelijke relatie beïnvloed wordt door het neuropsychologisch functioneren. Het doel van dit scriptieonderzoek was het onderzoeken van de relatie tussen slaapkwaliteit (interval tussen bedtijd en inslaaptijd) en -kwantiteit en agressie bij kinderen tussen de negen en elf jaar. De relatie werd apart onderzocht voor jongens en meisjes en de verschillende leeftijdsgroepen. Tevens werd de invloed van het neuropsychologisch functioneren op de relatie tussen slaap en agressie onderzocht. De onderzoeksgroep bestond uit 96 kinderen (43 jongens en 53 meisjes). De gebruikte meetinstrumenten waren een slaaplogboek, twee agressieschalen (subschalen van de temperamentslijst EATQ-R en gedragsvragenlijst SDQ) en twee neuropsychologische taken die aandacht en werkgeheugen meten (PVT en Cijferreeksen). Er was een verband tussen slaapkwaliteit en agressie voor negen- en elfjarigen. Tevens was er een verband gevonden tussen slaapkwantiteit en het neuropsychologisch functioneren; hoe korter kinderen slapen, hoe beter ze presteren. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat kinderen met een kortere slaapduur langer wakker zijn en dus langer kunnen profiteren van cognitieve stimulatie. Concluderend werd er een relatie gevonden tussen slaapkwaliteit en agressie en slaapkwantiteit en het neuropsychologisch functioneren voor bepaalde subgroepen. Aangezien de invloed van het neuropsychologisch functioneren op de relatie tussen slaap en agressie niet onderzocht kon worden, werd dit aanbevolen voor verder onderzoek.Show less
In de eerste studie is de relatie onderzocht tussen ouderlijke stress en verschillende vormen van agressie (proactief en reactief) onder 407 jongens op het VMBO (M=14,07 jaar; SD=1,215 jaar), en de...Show moreIn de eerste studie is de relatie onderzocht tussen ouderlijke stress en verschillende vormen van agressie (proactief en reactief) onder 407 jongens op het VMBO (M=14,07 jaar; SD=1,215 jaar), en de invloed die belonings- en strafgevoeligheid op deze relatie heeft. In de tweede studie is de effectiviteit van de training Minder Boos en Opstandig onderzocht onder 22 jongeren (M=10,20 jaar; SD=1,031 jaar tijdens de voormeting). Agressie is gemeten met behulp van de Reactieve-Proactieve Agressie Vragenlijst (RPQ), ouderlijke stress met de Nederlandse versie van de Parental Stress Index- short version: de verkorte Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI-K) en belonings- en strafgevoeligheid met de Sensitivity to Punishment and Sensitivity to Reward Questionnaire (SPSRQ-C). Een principale componenten analyse op de items uit de NOSI-K geeft aanwijzingen voor een eenfactoroplossing en een tweefactoroplossing binnen de ouderlijke stress: een aan het kind gerelateerde stress-factor en een ouderschapsgerelateerde stress-factor (gevoel van incompetent ouderschap). Deze tweedeling lijkt nuttig te zijn in deze populatie. Uit regressie-analyses blijkt namelijk dat reactieve agressie het beste voorspeld wordt uit een combinatie van proactieve agressie en de ouderlijke stress (kind gerelateerd). De significantie van deze ouderlijke stress vervalt echter wanneer de belonings- en strafgvoeligheid van het kind aan het model worden toegevoegd. Proactieve agressie wordt daarentegen het best verklaard met reactieve agressie, ouderlijke stress (ouderschapsgerelateerd gerelateerd) en strafgevoeligheid. Hierbij blijft de ouderlijke stress (ouderschapsgerelateerd) dus ook in het eindmodel significant. Een lage BIS (strafgevoeligheid) heeft een mediërende invloed op de relatie tussen ouderlijke stress (zowel totale schaal als ouderschapsgerelateerde en kindgerelateerde factor) en proactieve agressie, terwijl hoge BAS (beloningsgevoeligheid, impulsiviteit en drive) juist een mediërende invloed uitoefent op de relatie tussen ouderlijke stress (alle vormen) en reactieve agressie. De enige modererende factor is drive op de relatie tussen de kindgerelateerde ouderlijke stressschaal en reactieve agressie: dit verband is sterker wanneer drive groter is. Alhoewel de kinderen in de tweede studie na de training Minder Boos en Opstandig op vrijwel alle schalen vooruitgang vertonen is er alleen een significant behandeleffect gevonden voor de mate van agressie (proactief en reactief). Er zijn geen significante correlaties tussen de verschillende instrumenten (RPQ; PSI; SPSRQ-C).Show less
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat opvoedstress gerelateerd is aan gedrags- en/of emotionele problemen bij het kind. Dit onderzoek richt zich op relaties tussen opvoedstressbeleving van ouders...Show moreEerder onderzoek heeft aangetoond dat opvoedstress gerelateerd is aan gedrags- en/of emotionele problemen bij het kind. Dit onderzoek richt zich op relaties tussen opvoedstressbeleving van ouders en specifieke problemen bij het kind. De vraag is in hoeverre hyperactiviteit, emotionele problematiek en agressie van jongens van 12 t/m 17 jaar effecten hebben op de opvoedstressbeleving van hun ouders. Tevens is onderzocht in hoeverre er interactie-effecten zijn van hyperactiviteit en agressie, en emotionele problemen en agressie op opvoedstressbeleving. 445 jongens met een gemiddelde leeftijd van 14 jaar werden onderzocht. Hyperactiviteit en emotionele problemen werden gemeten met de Strengths and Difficulties Questionnaire, opvoedstressbeleving met behulp van de Parental Stress Index en agressie met de Reactive Proactive Questionnaire. Hyperactiviteit, emotionele problemen en agressie bleken positief gerelateerd aan opvoedstressbeleving. Er werd tevens een interactie-effect gevonden van hyperactiviteit en agressie op opvoedstressbeleving: agressie bleek zowel een modererende als mediërende factor te zijn in de relatie tussen opvoedstressbeleving en hyperactiviteit. Concluderend spelen psychopathologie en agressie bij het adolescente kind een significante rol in het verklaren van opvoedstressbeleving van ouders. Aangeraden wordt om de verklarende factoren van deze relaties verder te onderzoeken, zodat interventies voor opvoedstress verbeterd kunnen worden.Show less
Deze studie heeft onderzoek verricht naar de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en agressie bij het kind, met Theory of Mind (ToM) als mediërende factor. Participanten (N = 345) zijn...Show moreDeze studie heeft onderzoek verricht naar de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en agressie bij het kind, met Theory of Mind (ToM) als mediërende factor. Participanten (N = 345) zijn geworven via peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen in Nederland. Prenataal roken en agressie zijn bij de ouders van de participerende kinderen geïnventariseerd aan de hand van vragenlijsten (algemene vragenlijst, aangepaste variant CBCL 1½ - 5). Bij de kinderen (gemiddelde leeftijd: 5.31, SD 0.64) zijn diverse taken afgenomen, waaronder zes taken gericht op het meten van Theory of Mind. Uit het onderzoek blijkt dat roken tijdens de zwangerschap meer agressie voorspelt bij het kind, een beter ontwikkelde ToM voorspelt daarentegen een afname in agressief gedrag. Wanneer beide worden opgenomen in het regressiemodel ondervangt prenataal roken het effect van ToM, waarmee roken tijdens de zwangerschap een onafhankelijke voorspeller blijft van agressie. Wegens scheefheid van de data is nader onderzoek op dit vlak gewenst.Show less
In dit onderzoek staat de ontwikkeling van executief functioneren bij jonge kinderen centraal. Er is gekeken of gedrag dat gerelateerd is aan diverse executieve functies van invloed is op de mate...Show moreIn dit onderzoek staat de ontwikkeling van executief functioneren bij jonge kinderen centraal. Er is gekeken of gedrag dat gerelateerd is aan diverse executieve functies van invloed is op de mate van agressief gedrag. Hiervoor hebben 856 ouders van 2- tot 5-jarige kinderen uit heel Nederland de CBCL/1½-5 en de BRIEF-P ingevuld. Door middel van deze vragenlijsten is bevraagd hoe vaak bepaalde gedragingen bij hun kinderen zichtbaar zijn. Uit de resultaten blijkt dat executief functioneren van grote voorspellende waarde is voor de mate waarin peuters en kleuters agressief gedrag vertonen. Agressie blijkt vooral sterk samen te hangen met de componenten inhibitie en emotieregulatie. Binnen deze relaties zijn er geen modererende effecten gevonden voor geslacht of leeftijd. De resultaten van dit onderzoek lijken te suggereren dat er ten dele een discrepantie bestaat met bevindingen van eerder neuropsychologisch onderzoek. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre executief functioneren van zeer jonge kinderen adequaat gemeten kan worden door middel van gedragsbeoordelingen.Show less
In dit onderzoek wordt getracht verbanden te leggen tussen reactieve en proactieve agressie, andere probleemgedragingen en het sociaal functioneren van de onderzochte mannelijke VMBO scholieren. De...Show moreIn dit onderzoek wordt getracht verbanden te leggen tussen reactieve en proactieve agressie, andere probleemgedragingen en het sociaal functioneren van de onderzochte mannelijke VMBO scholieren. De data zijn voortgekomen uit een aselect getrokken steekproef (N= 523). De centrale onderzoeksvraag is: Zijn er verbanden tussen het sociaal functioneren en de probleemgedragingen van Nederlandse VMBO scholieren van het mannelijke geslacht en het proactief en reactief agressieve gedrag dat zij laten zien? Na het blootleggen van significante correlaties tussen probleemgedragingen, het sociaal functioneren en de reactieve en proactieve agressie, is met behulp van multipele regressieanalyses getracht reactieve en proactieve agressie te voorspellen vanuit de significant correlerende variabelen. De probleemgedragingen blijken geen voorspellers van de twee soorten agressie. Bij het sociaal functioneren blijkt dat zelfcontrole een voorspeller is voor reactieve agressie.Show less