This thesis explores the dynamics of cooperation and alliance formation in the post-Cold War era, with a focus on how emerging powers within the Global South pick their allies. The study centres on...Show moreThis thesis explores the dynamics of cooperation and alliance formation in the post-Cold War era, with a focus on how emerging powers within the Global South pick their allies. The study centres on the alignment theory, which argues that internal state factors, specifically the personal interests of state leaders, are significant in alignment choices. This theory contrasts with traditional realist approaches that emphasize external threats and state security as primary motivators. Conducting a single case study of South Africa's ascension to the BRIC bloc in 2010 under president Jacob Zuma, this thesis employs theory-testing process tracing to examine the hypothesized causal mechanism where personal interests of Zuma eventually led to the ascension of South Africa to BRIC. The findings suggest that Zuma's personal motivations and corrupt practices significantly directed South Africa’s foreign policy and alignment choices, resulting in its alignment with BRIC. This challenges the conventional notion that state strategies in Global South contexts are predominantly shaped by geopolitical, security related, or identity driven considerations.Show less
This thesis attempts to give a clear outline of the distribution of case in Australian languages and thereby aims to clarify the common divsion between Pama-Nyungan and non-Pama-Nyungan languages....Show moreThis thesis attempts to give a clear outline of the distribution of case in Australian languages and thereby aims to clarify the common divsion between Pama-Nyungan and non-Pama-Nyungan languages. That is, Australianists have not always agreed about which cases and core cases occur in which language groupings and what the alignment looks like in each language. On the basis of a representative sample of 12 Australian languages, I give an overview of the core cases and the alignment of these languages. The initial outcome shows a mixture of features, like a widespread ergative case and multiple forms of split ergativity, which not necessarily define the difference between the Pama-Nyungan and the non-Pama-Nyungan language family. As Pama-Nyungan and non-Pama-Nyungan are valid terms, one can, strictly speaking, still make the distinction between these two language families, yet not convincingly on the basis of case.Show less
In de huidige literatuur over alignment wordt ervan uitgegaan dat het expliciet vaststellen van positieve interpersoonlijke alignment in het Nederlands enkel mogelijk is taalgebruikers naar...Show moreIn de huidige literatuur over alignment wordt ervan uitgegaan dat het expliciet vaststellen van positieve interpersoonlijke alignment in het Nederlands enkel mogelijk is taalgebruikers naar zichzelf refereren in hun uiting. Hierin zou het Nederlands verschillen van het Engels, waar uitingen als same zonder referentie naar degene die de uiting doet expliciete positieve alignment uit kunnen drukken. In het Nederlands komt sinds enkele jaren echter de vaste combinatie maar echt voor in onvolledige zinnen, wat een vergelijkbare functie lijkt te hebben als combinaties als echt wel, echt hoor en echt hè in onvolledige zinnen. In dit onderzoek wordt de functie van deze echt-constructies gespecificeerd met behulp van de theorie over stancetaking en alignment. Hiervoor worden openbare Twittergesprekken geanalyseerd op de aanwezigheid van andere elementen in de directe co-tekst van echt-constructies die wijzen op de inname stance en het uitdrukken van alignment. Uit de gegevens blijkt dat echt-constructies voor komen met verschillende elementen die positieve alignment uitdrukken. Onder die elementen vallen alignment markers als ja en ook, het toepassen van parafrase en uitbreiding, het gebruik van emoticons, het toepassen van afwijkende interpunctie en onconventioneel hoofdlettergebruik. Vanwege de inbedding van de echt-constructies in deze elementen wordt geconcludeerd dat de echt-constructies markeerders van positieve interpersoonlijke alignment zijn. Of taalgebruikers bij het inzetten van deze alignment-markeerders volledige verantwoordelijkheid dragen voor hun stance, zoals bij het gebruik van same, is nog onduidelijk en lijkt sterk contextafhankelijk. Dat echt-constructies bruikbaar zijn voor het uitdrukken van positieve alignment kan het gevolg zijn van de hedge-functie van echt: het is een epistemisch bijwoord dat een hoge mate van zekerheid uitdrukt over de waarheid van een propositie, waardoor het ook een hoge mate van positieve alignment uit kan drukken. In de nieuwe constructie maar echt zou het kunnen dat maar deze hoge-graadlezing nog verder versterkt. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op het duiden van mogelijke functieverschillen tussen de varianten van de echt-constructie en deze verschillen met experimenteel onderzoek ondersteunen.Show less
The origin of the research idea of this thesis comes from a feature discovered through fieldwork on Bugis, a Western Malayo-Polynesian language. In this language, two different word orders are...Show moreThe origin of the research idea of this thesis comes from a feature discovered through fieldwork on Bugis, a Western Malayo-Polynesian language. In this language, two different word orders are possible: in the basic order, different affixes occur on the verb and the arguments, while the non basic order receives no marking. The goal of this thesis is to examine some unrelated languages in order to find out if, with different word orders, there is any difference in marking. Seven languages belonging to different families and areas have been chosen for this purpose: Tuvan (South Siberian Turkic), Lao (Tai, Tai-Kadai), Figuig Berber (Berber, Afroasiatic), Itonama (Amazonian isolate), Savosavo (Papuan), Madurese (Western Malayo-Polynesian, Austronesian) and Santali (Munda, Austroasiatic). The obtained results indicate that most languages show some different marking with different word orders, and a few languages that do not, have a rigid word order that does not allow changes. The changes in marking are not as obvious as in Bugis except in Madurese, which shows a high interaction between marking and word order. Moreover, the fact that clauses with the basic word order receive more marking occurs also in Figuig Berber. Further research with many more languages would be needed in order to discover if this feature may be common cross linguistically, given that the low number of the studied languages does not allow cross linguistic generalisations.Show less