This study addressed the relationship between emotion recognition and Theory of Mind (ToM) in children with Autism Spectrum Disorders (ASD). Emotion recognition was measured with the Eprime Emotion...Show moreThis study addressed the relationship between emotion recognition and Theory of Mind (ToM) in children with Autism Spectrum Disorders (ASD). Emotion recognition was measured with the Eprime Emotion Recognition. ToM was measured with the Social Cognitive Skills Test. The ASD-group consisted of 28 children between 9 – 16,9 years old (M = 11,8). The control group consisted of 85 children between the age of 9 – 14,2 (M = 10,6). Significant correlations were found between sadness and ToM in both groups. A possible explanation is that emotions have shared brain structures, but also their ‘own’ pathways, with the exception of sadness. It might be that sadness mostly uses shared brain structures, which also play a considerable role in ToM.Show less
In onderhavig onderzoek is onderzoek gedaan wat de relatie is tussen joint attention en de taalontwikkeling van kinderen met een autisme spectrum stoornis (ASS) tussen de acht en veertien jaar. Ook...Show moreIn onderhavig onderzoek is onderzoek gedaan wat de relatie is tussen joint attention en de taalontwikkeling van kinderen met een autisme spectrum stoornis (ASS) tussen de acht en veertien jaar. Ook is bepaald of de taalontwikkeling van kinderen met ASS anders is dan die van kinderen zonder ASS. In totaal hebben 26 kinderen met ASS meegedaan en 85 kinderen zonder ASS. Bij de ouders van deze kinderen met ASS is het Autisme Diagnostisch Interview-Revised en de Social Responsiveness Scale afgenomen. Laatstgenoemde is ook door ouders van de controlegroep ingevuld. Bij alle kinderen zijn de subtesten ‘zinnen formuleren’ en ‘woordassociaties’ van de Clinical Evaluation of Language Fundamentals-4-NL, de subtest ‘woordkennis’ van de Wechsler Intelligence Scale for Children-III-NL en de subtest ‘verzwegen betekenissen’ van de Taaltest voor Kinderen afgenomen. Uit onderhavig onderzoek blijkt dat kinderen met ASS een significant lagere ontwikkeling hebben dan de kinderen zonder ASS op productieve taal en niet op receptieve taal. De grootste groep kinderen met ASS liet geen initiating joint attention (IJA) zien (57,7%). Respectievelijk liet 23,1% en 19,2% van de kinderen met ASS beperkte IJA en IJA zien. De kinderen met ASS die geen IJA lieten zien hebben een significant lagere taalontwikkeling op productieve taal dan de kinderen zonder ASS. Tussen de andere groepen werden geen significante verschillen gevonden. Voor behandelaars is het belangrijk om op deze uitkomst alert te zijn, omdat behandeling zich meer moet richten op de productieve taal dan de receptieve taal. Ook blijkt vroege stimulering van IJA belangrijk. Er is meer onderzoek nodig om het lange termijn effect van IJA op taal in beeld te brengen.Show less
Laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis tonen over het algemeen minder gevarieerd spel en minder symbolisch spel dan zich normaal ontwikkelende kinderen. Speltraining kan...Show moreLaagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis tonen over het algemeen minder gevarieerd spel en minder symbolisch spel dan zich normaal ontwikkelende kinderen. Speltraining kan ingezet worden om de spelontwikkeling te stimuleren. Veel onderzoeken onderschrijven de positieve invloed van spel op andere ontwikkelingsgebieden. Daarom is in dit onderzoek onderzocht in hoeverre de adaptieve ontwikkeling van laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis verandert na het krijgen van speltraining. De adaptieve ontwikkeling bestaat uit de ontwikkelingsdomeinen motoriek, dagelijkse vaardigheden, communicatie en socialisatie. Aan het onderzoek hebben 59 kinderen van kinderdagcentra en medische kinderdagverblijven in de regio Zuid-Holland deelgenomen. Voor de kinderen in de behandelgroep werd verwacht dat de totale adaptieve ontwikkelingsleeftijd en de ontwikkelingsleeftijden van de adaptieve ontwikkelingsdomeinen significant meer vooruit zouden gaan in de tijd tussen de meting voorafgaand en na de speltraining. Met uitzondering van de motorische adaptieve ontwikkelingsleeftijd zijn tussen de voor- en nameting inderdaad alle adaptieve ontwikkelingsleeftijden significant vooruitgegaan. Deze vooruitgang is echter in de behandel- en controlegroep hetzelfde. Dit betekent dat de vooruitgang niet veroorzaakt is door het wel of niet krijgen van speltraining, maar mogelijk een effect is van de tijd. Dat de speltraining geen invloed heeft op de mate waarin de adaptieve ontwikkeling vooruit gaat, kan komen doordat het tempo in de speltraining mogelijk te hoog was om goed aan te sluiten op de cognitieve vermogens of de leeftijd van de onderzoeksgroep. Verder onderzoek hiernaar is aan te bevelen.Show less
Volgens de DSM-IV-TR (APA, 2000) doen de problemen bij kinderen met een autismespectrumstoornis zich onder andere voor op het gebied van communicatie, waaronder ook het fantasiespel en sociaal...Show moreVolgens de DSM-IV-TR (APA, 2000) doen de problemen bij kinderen met een autismespectrumstoornis zich onder andere voor op het gebied van communicatie, waaronder ook het fantasiespel en sociaal imitatiespel vallen. Er is al veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen de taalvaardigheden en spelontwikkeling van kinderen met een autismespectrumstoornis. Dit onderzoek is belangrijk omdat hierdoor de hulpverlening aan deze kinderen steeds beter aangescherpt kan worden. Het huidige onderzoek richt zich niet alleen op de relatie tussen taalvaardigheden en het fantasiespel (ofwel symbolisch spel), maar onderzoekt ook of er een relatie is tussen lagere spelvormen (simpel manipuleren, combinatiespel en functioneel spel) en taalvaardigheden van kinderen met een autismespectrumstoornis. De onderzoeksgroep bestaat uit 30 kinderen in de leeftijd van 42 tot en met 120 maanden (M=74.6, Sd=21.7) met een autismespectrumstoornis. De gemiddelde ontwikkelingsleeftijd ligt tussen 1 en 58 maanden (M=21.70, Sd=11.20). Binnen deze groep zijn er 8 meisjes en 22 jongens. Alle kinderen uit de onderzoeksgroep laten spelhandelingen zien. Het meeste spel wordt gezien in de lage spelvormen (simpel manipuleren en combinatiespel). Veel kinderen uit de onderzoeksgroep (n=22) komen niet tot symbolisch spel. De taalvaardigheden van de kinderen uit de onderzoeksgroep zijn zwak tot gemiddeld ontwikkeld ten opzichte van zich normaal ontwikkelende kinderen. Uit dit onderzoek blijkt dat er een relatie bestaat tussen productieve taalvaardigheden en het functioneel en symbolisch spel van deze kinderen. Er zijn geen significante correlaties gevonden tussen receptieve taalvaardigheden en de spelontwikkeling en tussen productieve taalvaardigheden en de spelvormen simpel manipuleren en combinatiespel van de kinderen uit de onderzoeksgroep. Ook is er geen verschil gevonden in de taalvaardigheden tussen kinderen met een laag spelniveau (simpel manipuleren en combinatiespel) en kinderen met een hoog spelniveau (functioneel spel en symbolisch spel).Show less