In dit onderzoek is onderzocht of prenatale factoren een invloed hebben op het voorkomen van symptomen van autismespectrumstoornissen (ASS). ASS worden gekenmerkt door problemen in de sociale...Show moreIn dit onderzoek is onderzocht of prenatale factoren een invloed hebben op het voorkomen van symptomen van autismespectrumstoornissen (ASS). ASS worden gekenmerkt door problemen in de sociale interactie en communicatie en door herhalende patronen van gedrag, interesses of activiteiten. ASS bestaat uit een aantal aspecten: sociaal bewustzijn, sociale cognitie, sociale communicatie, sociale motivatie en autistische preoccupaties. Ook is er daarom onderzocht of prenatale factoren op alle aspecten van ASS evenveel invloed hebben. Aan het onderzoek hebben 232 moeders met kinderen meegedaan. De kinderen waren gemiddeld 3.46 jaar oud (SD = 0.52) en 49% was jongen en 51% meisje. De gebruikte instrumenten zijn de Social Responsiveness Scale (SRS-P) en de vragenlijst Zwangerschap en geboorte. De SRS-P meet in hoeverre er ASS-symptomen aanwezig zijn en de vragenlijst Zwangerschap en geboorte meet in hoeverre er negatieve prenatale factoren aanwezig waren. Uit dit onderzoek is gebleken dat prenatale factoren een marginale invloed hebben op het voorkomen van ASS-symptomen (β = .120, p = .067, R² = .014) . Ook tussen prenatale factoren en het ASS aspect sociale motivatie is een marginale samenhang gevonden (β = .125, p = .057, R² = .016). Tussen prenatale factoren en het aspect autistische preoccupaties is een duidelijkere samenhang gevonden (β = .172, p = .009, R² = .030). Tussen prenatale factoren en sociaal bewustzijn, sociale cognitie en sociale communicatie is geen betekenisvol verband gevonden. Er kan aangenomen worden dat er een verband is tussen prenatale factoren en ASS-symptomen. Daarnaast hebben prenatale factoren met name invloed op de ASS aspecten autistische preoccupaties en sociale motivatie.Show less
In het huidige onderzoek werd de relatie tussen kenmerken van autismespectrumstoornissen en externaliserende gedragsproblematiek onderzocht bij driejarige kinderen, aangezien deze relatie in...Show moreIn het huidige onderzoek werd de relatie tussen kenmerken van autismespectrumstoornissen en externaliserende gedragsproblematiek onderzocht bij driejarige kinderen, aangezien deze relatie in eerdere onderzoeken in beperkte mate onderzocht was. De deelnemers waren 245 kinderen van drie jaar (M = 3.45 jaar, SD = .51) en hun primaire opvoeder. Kenmerken van autismespectrumstoornissen werden gemeten door middel van de Social Responsiveness Scale – Parent. Externaliserend probleemgedrag werd gemeten middels de Strenghts and Difficulties Questionnaire. Na controle voor geslachtverschillen bleek dat hoe meer kenmerken van autismespectrumstoornissen aanwezig waren, hoe meer er sprake was van externaliserende gedragsproblematiek (r = .47, p < .001). De onderzoeksbevindingen bevestigen eerder onderzoek naar autismespectrumstoornissen en externaliserend probleemgedrag, aangezien uit het huidige onderzoek is gebleken dat er een positieve relatie is tussen kenmerken van autismespectrumstoornissen en externaliserend probleemgedrag bij driejarige kinderen.Show less
Social anxiety occurs in 7% of the population and has a high rate of comorbidity with Autism Spectrum Disorders (ASD). The present study examined the relation between social anxiety and the theory...Show moreSocial anxiety occurs in 7% of the population and has a high rate of comorbidity with Autism Spectrum Disorders (ASD). The present study examined the relation between social anxiety and the theory of mind (TOM) in a population of children with and without ASD. This research hypothesized that children with a more developed TOM experience more social fear. Participants were 59 children (M= 11.7 years, SD=2.1 years) with an ASD and 86 children (M=10.6 years, SD=1.1 years) without an ASD. In total 145 participants made the Social Cognitive Skills Test for measurement of Theory of Mind and the Social Anxiety Scale for Children for the measurement of social anxiety. Contrary to the expected, children without ASD with a better developed TOM experience less social anxiety (r (85) = -.26, p <.05). No significant findings were observed between social anxiety, TOM and children with ASD (r (26) = -.18, p = .371). When controlling for age and gender, there are no differences between children with or without ASD on the TOM (F (1, 102) = 2.54, p = .11, η2 =.024). Overall, girls (M =130.6 en SD = 19.2) and children older than eleven years (M=132.6, SD=16.5) have a better developed TOM than boys and younger children. The results from this study can contribute to the knowledge for treatments that are effective for children with ASD, children in general and possibly for children with low-functioning autism in particular. Recommendations for future research are to research the differences between low-functioning and high-functioning autism in the relation between social anxiety and TOM.Show less
In deze studie is onderzocht of er een relatie is tussen het ontwikkelingsniveau en het adaptief functioneren bij jonge laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis en of dit niveau...Show moreIn deze studie is onderzocht of er een relatie is tussen het ontwikkelingsniveau en het adaptief functioneren bij jonge laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis en of dit niveau invloed heeft op het effect van speltraining. Adaptief functioneren wordt gemeten met de Vineland Screener en ontwikkelingsniveau met de PEP-R. De onderzoeksgroep bestaat uit laagfunctionerende kinderen met een autismespectrumstoornis van circa vier tot tien jaar (N = 88), verdeeld in een behandelgroep en een controlegroep. Er is speltraining gegeven, waarbij spelniveau en gemiddeld aantal spelhandelingen worden bepaald op een voor- en nameting. Door middel van Pearsoncorrelatie is vastgesteld dat er een positieve relatie is tussen ontwikkelingsniveau en adaptief functioneren. Het is gebleken dat de speltraining effect heeft gehad; voor adaptief functioneren is geen significant effect gevonden maar voor kinderen met een hoog ontwikkelingsniveau is een effect gevonden op het effect van de speltraining. Deze bevindingen onderbouwen het belang van speltraining voor kinderen met een relatief hoog ontwikkelingsniveau.Show less