Uit onderzoek blijkt dat er in de toekomst steeds meer behoefte is aan vakbekwame technici. Om dit te bereiken moet de instroom in het bètaonderwijs verhoogd worden. Dat gebeurt onder andere door...Show moreUit onderzoek blijkt dat er in de toekomst steeds meer behoefte is aan vakbekwame technici. Om dit te bereiken moet de instroom in het bètaonderwijs verhoogd worden. Dat gebeurt onder andere door kinderen te stimuleren om een techniekopleiding te kiezen. Er zijn verschillende onderzoeksprojecten die dit proberen te bewerkstelligen, zo ook Talentenkracht, een landelijk onderzoeksprogramma. Door middel van onder andere een Talentenkrachttraining voor ouders probeert zij de ouder bewust te maken van het belang van bèta en daarmee het kind te enthousiasmeren voor bèta. Talentenkracht onderzoekt ook andere vaardigheden, zoals executieve functies. Dit blijkt een hoge samenhang te vertonen met bètavaardigheden (Gropen, Clark-Chiarelli, Hoisington, & Ehrlich, 2011). Dit onderzoek richt zich op de eventuele impact van de Talentenkrachttraining op de ontwikkeling van bètavaardigheden en executieve functies bij 92 kinderen. In totaal ontvingen 32 ouders een training. Hiernaast werd er gekeken naar twee andere factoren, de samenhang tussen de instrumenten en het opleidingsniveau van de ouders. De leeftijd van de kinderen varieerde van 4 tot 8 jaar en hiervan was 36,7% vrouw. Bètavaardigheden werden gemeten door middel van de Rakit Kwantiteit en de BeQ Bètaquiz. Executieve functies werden gemeten met de BRIEF, die ingevuld werd door de ouder(s). Er werden geen significante effecten gevonden voor de oudertraining. De hoogte van het opleidingsniveau bleek ook geen significant verschillen op te leveren op het gebied van executieve functies en bètavaardigheden. Hoewel er geen directe samenhang tussen training en executieve functies en bètavaardigheden is gevonden is er mogelijkerwijs wel sprake van een lange-termijn effect door de cumulatie van gemeenschappelijke bètamomenten tussen ouder en kind (Fender, & Crowley, 2007). Ook kan de training het kind via de ouder enthousiasmeren waardoor het meer plezier beleeft aan techniek en eerder kiest voor een technische opleiding.Show less
Achtergrond: Onderzocht is of exploratief gedrag invloed heeft op bètaleren. Daarbij is ook gekeken of executieve vaardigheden van invloed zijn op dit effect van exploratief gedrag op bètaleren....Show moreAchtergrond: Onderzocht is of exploratief gedrag invloed heeft op bètaleren. Daarbij is ook gekeken of executieve vaardigheden van invloed zijn op dit effect van exploratief gedrag op bètaleren. Bètaleren is uitgesplitst is in bètakennis- en bètavaardigheden. Bètakennis richt zich op de feitenkennis over wetenschap, natuur en techniek. Bètavaardigheden richten zich op het inzicht in hoe natuurwetenschappelijke en technische systemen werken en hoe deze toegepast kunnen worden. Verwacht werd dat meer exploratief gedrag leidt tot betere bètakennis en –vaardigheden. Betere executieve vaardigheden zouden deze relatie positief kunnen beïnvloeden. Doel: Dit onderzoek moet bijdragen aan de kennis over de waarde van exploratief gedrag voor bètaleren, en kennis over het effect van executieve vaardigheden op deze relatie. Methoden: Het onderzoek omvatte 134 kinderen uit groepen vier tot en met acht, van basisschool de Kameleon. Van deze kinderen was 56.7% jongen en 43.3% meisje. De gemiddelde leeftijd was 6.07 jaar. Er zijn vier meetinstrumenten gebruikt: HUIS meet exploratief gedrag, de Behavior Rating Inventory of Executive Function (BRIEF) meet executieve vaardigheden, de BeQ Bètaquiz meet bètakennis, en de Balanstaak meet bètavaardigheden. Resultaten: Exploratief gedrag is significant voorspellend voor bètakennis (β = .305, p < .05, R2 = .093) en bètavaardigheden (β = .331, p < .05, R2 = .109). Er is geen significant effect gevonden voor executieve vaardigheden als moderator. Conclusie: Beter exploratief gedrag bij kinderen leidt tot betere bètakennis en -vaardigheden. Executieve vaardigheden hebben geen effect op deze relatie. Dit onderzoek laat zien dat stimulatie van exploratief gedrag belangrijk is voor de ontwikkeling van bètaleren.Show less
In recent years, emphasis has been placed on an overall shortage of beta technicians in Dutch society. This deficiency can be reduced by stimulating beta-learning, which consists of the so-called ...Show moreIn recent years, emphasis has been placed on an overall shortage of beta technicians in Dutch society. This deficiency can be reduced by stimulating beta-learning, which consists of the so-called ‘beta skills’ (skills in mathematics, science and technology) and executive functions (EF; e.g., reasoning, working memory). Since it is unclear how to stimulate beta-learning, this study investigated the effect of a training for teachers in the Netherlands. The training focused on stimulating the EF of Dutch students of primary schools. It was examined whether an improvement in EF, as a result of the training, could mediate an improvement in beta skills. This study included 110 students aged 8 to 10 years old (fifth to eight grade) and their parents. The intervention group consisted of 64 children and their teachers, who had participated in the training and the control group consisted of 46 children and their teachers, who had not participated in the training. The EF were measured using a Dutch adaptation of the BRIEF. Numeracy, an appropriate indicator of beta skills, were measured using a standardized math test from Cito. A one-way repeated measures analysis showed no significant differences in EF and in numeracy between the intervention and the control group after one year. The expected mediation effect of the EF on numeracy was not confirmed in this study. In conclusion, in this study EF did not seem to mediate the effect of the training on beta skills. Nevertheless, a reduction of the shortage of beta technicians has been found the last year. Further research is needed, to investigate and stimulate this positive trend concerning beta technicians.Show less
Although curiosity is regularly mentioned as an important factor for the development of scientific skills, limited research has been done to verify this assumption. The present study examined the...Show moreAlthough curiosity is regularly mentioned as an important factor for the development of scientific skills, limited research has been done to verify this assumption. The present study examined the relationship between curiosity, by examining qualitative and quantitative exploratory behaviour and mastery motivation, and science skills of primary schoolchildren from 5 to 8 years old. Exploration was measured with the ‘Playhouse’ computer task, mastery motivation with the DMQ questionnaire and science skills were measured with the WPPSI-III-NL Block Patterns and RAKIT Quantity. The results showed that there was a weak, yet significant relationship for science skills with quantitative exploratory behaviour (r = .16 p = .011), and ‘General Competence’ (r =.14, p = .021) as well as ‘Object-oriented persistence’ (r = .14, p = .020) on the mastery motivation subscale. Multiple regression analysis showed that there was a small influence of ‘General Competence’ on scientific skills, R2 = .02. This influence is substantially smaller than the influence of age, R2 = .21. So in this research the children with better qualitative and quantitative exploratory behaviour and stronger mastery motivation are not assumed to have better scientific skills. More research is required to understand the role of exploratory behaviour and mastery motivation in the development of scientific skills of primary school students.Show less