Achtergrond: BoekStart geeft ouders informatie over het belang van voorlezen en talige interactie wanneer hun baby’s drie maanden oud zijn. Door een vroege start met voorlezen kan onder andere de...Show moreAchtergrond: BoekStart geeft ouders informatie over het belang van voorlezen en talige interactie wanneer hun baby’s drie maanden oud zijn. Door een vroege start met voorlezen kan onder andere de taalontwikkeling van kinderen beïnvloed worden. Doel: het doel van deze scriptie is vaststellen of de hypothese klopt dat BoekStart invloed heeft op het taalbegrip van kinderen en de hoeveelheid gesproken ouderlijke taal. Methode: de effecten van BoekStart zijn onderzocht bij 36 kinderen tussen de 10 en 14 maanden oud (M = 11.8, SD = 1.2), 19 kinderen kwamen uit gemeentes waar BoekStart was ingevoerd en 17 kinderen uit gemeentes zonder BoekStart. Het taalbegrip van de kinderen is gemeten met behulp van een eye-trackertest. Door middel van opnames met de Language ENvironment Analysis system Digital Language Processor (LENA DLP) is vastgesteld hoeveel woorden ouders gemiddeld spreken op een dag. Daarnaast is het opleidingsniveau vastgesteld van de ouder die het kind het meest verzorgt. Resultaten: uit de analyses blijkt dat er geen significant verschil bestaat tussen het taalbegrip van kinderen uit gemeentes met en zonder BoekStart. Daarnaast spreken ouders uit BoekStartgemeentes gemiddeld evenveel als ouders uit gemeentes zonder BoekStart en zijn er geen significante verschillen gevonden tussen ouders van verschillende opleidingsniveaus qua hoeveelheid gesproken taal. Ook heeft de hoeveelheid gesproken ouderlijke taal geen invloed op het taalbegrip van de kinderen. Conclusie: het invoeren van BoekStart in een gemeente blijkt niet voldoende te zijn om een significante positieve invloed te hebben op het taalbegrip van kinderen uit die gemeente.Show less
In deze studie participeerden 36 moeder-kinddyades (tien maanden) waarin de relatie tussen maternale sensitiviteit en jaloezie werd onderzocht. Jaloezie was in deze studie het externaliserende...Show moreIn deze studie participeerden 36 moeder-kinddyades (tien maanden) waarin de relatie tussen maternale sensitiviteit en jaloezie werd onderzocht. Jaloezie was in deze studie het externaliserende gedrag dat een baby liet zien in een jaloezie-uitlokkende conditie met een babysimulator. In deze conditie zorgde de moeder tien minuten voor een babysimulator die zodanig was ingesteld dat hij vijf minuten huilde. Sensitiviteit van de moeder werd gecodeerd aan de hand van de Ainsworth-schaal voor sensitiviteit in een vrijspelsituatie met speelgoed. Jaloezie werd gecodeerd met een jaloezieschaal gebaseerd op het codeersysteem van Hart en Behrens (2013b). Op basis van de literatuur werd verwacht een negatieve relatie te vinden tussen maternale sensitiviteit en jaloezie bij kinderen. Jaloeziegedrag nam tijdens het huilen van de babysimulator significant toe en erna significant af. Er werd geen relatie gevonden tussen maternale sensitiviteit en jaloezie. Ook de variabelen geslacht en het hebben van broertjes of zusjes hadden geen effect op het jaloeziegedrag. Bovendien hadden deze variabelen geen moderatie-effect op de relatie tussen sensitiviteit en jaloezie. De onverwachte resultaten komen mogelijk door methodologische verschillen met voorgaande studies zoals het niet negeren van het eigen kind en het huilen van de babysimulator in de jaloezie-uitlokkende conditie.Show less
Steeds meer kinderen worden op steeds jongere leeftijd naar het kinderdagverblijf gebracht om hier een groot deel van hun tijd door te brengen. Een kinderdagverblijf kan stressvol zijn voor jonge...Show moreSteeds meer kinderen worden op steeds jongere leeftijd naar het kinderdagverblijf gebracht om hier een groot deel van hun tijd door te brengen. Een kinderdagverblijf kan stressvol zijn voor jonge kinderen doordat zij terecht komen in een andere omgeving zonder de vertrouwde ouders, met meerdere kinderen en steeds wisselende leidsters. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat vertrouwde (moeder)geuren een geruststellende werking kunnen hebben bij kinderen in stressvolle situaties. De huidige studie onderzocht dan ook bij 22 moeder-baby paren of de geur van de eigen moeder een sterker positief effect heeft op het huil- en slaapgedrag bij baby’s in de kinderopvang, in vergelijking met de geur van een andere moeder en een neutrale geur. Twee modererende factoren werden meegenomen; de soort voeding (borst- of flesvoeding) en het geslacht van de baby’s. Onderzoeken in het verleden hebben uitgewezen dat kinderen die borstvoeding kregen de geur van hun moeder beter zouden kunnen herkennen. Verwacht werd dan ook dat deze kinderen beter zouden slapen en minder zouden huilen. In dit onderzoek was er geen sprake van een modererend effect van voeding. In tegenstelling tot de verwachtingen was er in het huidige onderzoek ook geen sprake van een modererend effect van geslacht op het huil- en slaapgedrag. Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek worden gedaan om huidige resultaten te verdiepen.Show less