Executive functions are important for regulating emotional, behavioral, and cognitive responses and are strongly linked to academic success. Teachers can play a significant role in fostering these...Show moreExecutive functions are important for regulating emotional, behavioral, and cognitive responses and are strongly linked to academic success. Teachers can play a significant role in fostering these functions. For this reason, the training ‘’Talentenkracht’’ was specifically designed for teachers. This training aims to enhance teachers' understanding of the functions and how to support the children’s development in the classroom. The purpose of this study was to examine whether the training has a positive effect on the executive functions (working memory, inhibition, cognitive flexibility) of primary school children aged 4-12. The study also explores potential differences between children in preschool and middle school, as well as the effects of the children being from a different socioeconomic background. To answer the research questions, 59 teachers and 82 children participated in this study. The children's executive functions were measured before and after the training using the BRIEF-2 parent report. Repeated Measures ANOVAS were then conducted to answer the research questions. Results show that the training does not improve the executive functions of children aged 4- 12. Also no significant differences were found between preschool and middle school children or between children from low and high socioeconomic status backgrounds. A possible explanation is that teachers did not show significant improvement in knowledge after completing the training. Further research is needed to identify which factors in the training may not be effective and what elements should be added to potentially observe a positive effect.Show less
Er is een casus verkregen over basisschool de Meerpaal die kampt met gedragsmatige in groep 4 t/m 8 waardoor er een minder veilig schoolklimaat heerst. De school wil handvatten gericht op hun...Show moreEr is een casus verkregen over basisschool de Meerpaal die kampt met gedragsmatige in groep 4 t/m 8 waardoor er een minder veilig schoolklimaat heerst. De school wil handvatten gericht op hun school om een veiliger schoolklimaat te creëren. Er wordt onderzocht wat leerkrachten kunnen doen om een veiliger klimaat te creëren voor groep 4 t/m 8. Dit is onderzocht door een vragenlijst op te stellen en door de leerkrachten van de Meerpaal in te laten vullen. Deze vragenlijst is opgesteld aan de hand van componenten uit wetenschappelijke onderzoeken en theorieën behaviorisme (Skinner, 1953), sociale leertheorie (Bandura, 1986) en zelfdeterminatietheorie (Ryan & Deci, 2000). Hieruit zijn de volgende componenten gekomen: positive behavior support, sociaal-emotioneel welzijn, schoolregels, omgaan met gedrag, klassenmanagement en oudercontact. Dit is in de vragenlijst omgezet naar schalen met stellingen die worden beantwoord op een 7-punts Likertschaal en er zijn open vragen gesteld. De data zijn geanalyseerd door gemiddelden en standaarddeviaties te berekenen en de open vragen te categoriseren. De gemiddelden zijn relatief hoog (5), wat betekent dat de vragenlijst overwegend positief is ingevuld. Hierdoor is gekeken naar subschalen binnen een schaal. Hieruit kwam dat de school kan werken aan positief klimaat, veilig klimaat, omgaan met ongewenst, sociaal-emotioneel welzijn en klassenmanagement. Er wordt aangeraden om aan alle componenten te werken, omdat bij alle componenten er ruimte is voor verbetering. De aanbevelingen aan de school zijn om hieraan te werken en dit schoolbreed te doen waarbij alle betrokkenen op school deelnemen aan het maken van beslissingen.Show less
Rekenen-wiskunde is een cruciale basisvaardigheid op de basisschool, waarbij effectief onderwijs van groot belang is. Leerlingen betrokken houden tijdens rekenlessen is essentieel voor goede...Show moreRekenen-wiskunde is een cruciale basisvaardigheid op de basisschool, waarbij effectief onderwijs van groot belang is. Leerlingen betrokken houden tijdens rekenlessen is essentieel voor goede resultaten. Dit onderzoek richt zich op factoren die leerkrachten kunnen inzetten om de betrokkenheid van basisschoolleerlingen tijdens de rekeninstructie te bevorderen om de rekenresultaten te verbeteren. Betrokkenheid omvat emotionele, gedragsmatige en cognitieve aspecten. Voor het praktijkonderzoek zijn gestructureerde observaties uitgevoerd op een basisschool in Noord-Holland om de onderzoeksvraag te beantwoorden: “In welke mate zijn de factoren van het leerkrachtgedrag, waarvan uit de literatuur bekend is dat ze bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid tijdens de rekeninstructie, terug te zien tijdens de rekeninstructie?” In deze casestudy zijn zes leerkrachten tweemaal geobserveerd tijdens de rekeninstructie. Hierbij is gebruikgemaakt van een zelfontwikkeld observatie-instrument. Dit instrument omvat veertien factoren, ondergebracht in vijf instructie-onderdelen: lesovergang, procesgericht klassenklimaat, instructievorm, inzet van materiaal en differentiatie.Show less
Ouderbetrokkenheid in het onderwijs lijkt een positieve invloed te hebben op de ontwikkeling van de leerling. Toch blijkt in de praktijk de ouderbetrokkenheid in het onderwijs bij sommige groepen...Show moreOuderbetrokkenheid in het onderwijs lijkt een positieve invloed te hebben op de ontwikkeling van de leerling. Toch blijkt in de praktijk de ouderbetrokkenheid in het onderwijs bij sommige groepen vaak nog (te) laag. OOK Pedagogische Expertise Groep (OOK) ziet dezelfde constatering in hun training ‘’OOK zo omgaan met elkaar’’, waarin leerlingen leren te reflecteren op het eigen gedrag en bewust te worden van het effect van het eigen gedrag op een ander. OOK heeft ons benaderd om te onderzoeken hoe de ouderbetrokkenheid binnen deze training verhoogt kan worden. Dit onderzoek komt tegemoet aan deze vraag door te kijken naar de samenhang tussen de attitude van de leerkrachten over ouderbetrokkenheid, het schoolbeleid omtrent ouderbetrokkenheid en de ouderbetrokkenheid in groep 5 tot en met 8 in het primair onderwijs. Hiervoor is een vragenlijst afgenomen onder leerkrachten die minimaal één dag per week zelfstandig voor de klas staan. Na het uitvoeren van verschillende regressieanalyses komt naar voren dat de attitude van de leerkracht en het schoolbeleid niet samenhangen met de ouderbetrokkenheid in het onderwijs. Hierna is exploratief onderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat duidelijke afspraken maken binnen het schoolteam én communicatieproblemen tussen leerkracht en ouder ten opzichte van ouderbetrokkenheid in groep 5 tot en met 8 belangrijk kunnen zijn voor de praktijk. Op basis van deze bevindingen zijn de aanbevelingen gedaan aan OOK om effectief gebruik te maken van nieuwsbrieven en aandacht te besteden aan communicatievaardigheden van de leerkracht. Tot slot worden verschillende kanttekeningen bij deze bevindingen en suggesties voor vervolgonderzoek benoemdShow less
Voor optimale leersituaties moet het onderwijs aansluiten op de onderwijsbehoeften en hiervoor is differentiatie essentieel. Dit onderzoek is gericht op de huidige kennis van leerkrachten over...Show moreVoor optimale leersituaties moet het onderwijs aansluiten op de onderwijsbehoeften en hiervoor is differentiatie essentieel. Dit onderzoek is gericht op de huidige kennis van leerkrachten over differentiatie, de houding hier tegenover en de toepassing hiervan. De kennis, houding en toepassing van differentiatie werden onderzocht door middel van een vragenlijst, die gebaseerd is op effectieve vormen van differentiatie. Dit werd ingeschat door leerkrachten aan de hand van een 5-punts Likertschaal. De vragenlijst werd volledig ingevuld door achttien Nederlandse leerkrachten van de groepen 3 t/m 8 op drie basisscholen. Uit de resultaten is gebleken dat er op houding hoger gescoord is dan op kennis en toepassing van differentiatie. Kennis en houding zijn positief verbonden met de toepassing van differentiatie, maar alleen kennis kan voorspellen in hoeverre differentiatie wordt toegepast. Verder hebben leerkrachten meer kennis omtrent convergent differentiëren dan divergent differentiëren. Preteaching wordt het minst toegepast, terwijl de kennis en houding omtrent preteaching significant hoger zijn. Ten slotte is gebleken dat meer rekenkennis verbonden is met meer kennis van differentiatie. Concluderend kan gesteld worden dat leerkrachten differentiatie belangrijk vinden, maar het in de praktijk minder toepassen en over minder specifieke kennis beschikken. De implicaties zijn gericht op het belang van het stimuleren van de specifieke kennis, de kennis over divergente differentiatie en het inzetten van preteaching. De beperkingen zijn onder andere de kleine steekproef en het gebruik van zelfrapportages. De suggesties voor vervolgonderzoek zijn het verder onderzoeken van de kennis, houding en toepassing van differentiatie in de praktijk en de rekenkennisShow less
Dit onderzoek richt zich op de vraag “Wat doen leerkrachten in de klassenpraktijk om de leesmotivatie van leerlingen te bevorderen en hoe heeft de eigen houding van de leerkracht ten opzichte van...Show moreDit onderzoek richt zich op de vraag “Wat doen leerkrachten in de klassenpraktijk om de leesmotivatie van leerlingen te bevorderen en hoe heeft de eigen houding van de leerkracht ten opzichte van lezen invloed op het bevorderen van leesmotivatie bij leerlingen?” De studie omvatte 21 participanten. Kwalitatieve gegevens werden verzameld via vier focusgroepen. Uit de focusgroepen blijkt dat leerkrachten een verscheidenheid aan werkvormen gebruiken om leesmotivatie bij leerlingen te bevorderen. In dit onderzoek zijn deze werkvormen naast de Zelfdeterminatietheorie van Ryan en Deci (2000) gelegd. Uit de resultaten bleek dat de basisbehoeften autonomie en competentie vaker genoemd worden dan de basisbehoefte relatie. De mate waarin deze drie basisbehoeften worden vervuld, bepaalt de intrinsieke motivatie van een individu. Daarnaast werd in de focusgroepen gesproken over de eigen houding van de leerkracht ten opzichte van lezen. De meeste participanten in dit onderzoek hebben een positieve attitude ten opzichte van lezen. Vier participanten hebben een negatieve houding ten opzichte van lezen. De meeste participanten stimuleren leerlingen actief om te lezen. Vier participanten stimuleren terughoudend om te lezen. Uit de literatuur blijkt dat een positieve correlatie bestaat tussen leesgedrag van leerkrachten en leesprestaties van leerlingen (McKool & Gespass, 2009). Alles beschouwend is het van belang de basisbehoefte relatie en de houding van de leerkracht ten aanzien van lezen in acht te nemen bij het bevorderen van de leesmotivatie van leerlingen.Show less
In de huidige studie werd onderzocht in welke mate Nederlandse basisschoolleerkrachten effectieve leesbevorderaars zijn op het vlak van hun eigen kennis, gedrag en houding. Om deze vraag te...Show moreIn de huidige studie werd onderzocht in welke mate Nederlandse basisschoolleerkrachten effectieve leesbevorderaars zijn op het vlak van hun eigen kennis, gedrag en houding. Om deze vraag te beantwoorden werden er 4 focusgroepen gehouden op een Nederlandse basisschool, waaraan 21 leerkrachten deelnamen. Hieruit blijkt dat leerkrachten, bewust of onbewust, veel goede keuzes maken op het vlak van gedrag en houding. De resultaten over de kennis van de leerkrachten lijken eerder te wijzen op onbewuste keuzes, aangezien leerkrachten weinig termen uit de literatuur over (lees)motivatie gebruikten. Toch slaagden leerkrachten er wel in om (on)gemotiveerde lezers te herkennen, effectieve werkvormen in te zetten en het belang van hun eigen leeshouding in te zien. De beperkingen en resultaten van de huidige studie roepen op tot vervolgonderzoek naar de kennis van Nederlandse basisschoolleerkrachten over het stimuleren van leesmotivatie.Show less
Abstract Om de overgang van de kleuterklas naar groep drie te vergemakkelijken kan spelend leren worden in gezet in groep drie. De literatuur is echter alleen gericht op spelend leren in de...Show moreAbstract Om de overgang van de kleuterklas naar groep drie te vergemakkelijken kan spelend leren worden in gezet in groep drie. De literatuur is echter alleen gericht op spelend leren in de kleuterklas. Over spelend leren in groep drie is weinig bekend. Vandaar dat in deze casestudy kwalitatief onderzoek is gedaan naar de perceptie van onderwijsprofessionals over de vormgeving van spelend leren in groep drie. Hiervoor is een semigestructureerd interview afgenomen bij vijf onderwijsprofessionals (30-58 jaar) betrokken bij de onderbouw van school X. De onderwerpen die in het interview aan bod kwamen waren: definitie, doel, houding van de onderwijsprofessional, bekwaamheid over inzetten, rol van de leerkracht en opbrengsten van spelend leren. Spelend leren is een continuüm dat bestaat uit vijf vormen: vrij spel, onderzoekend spel, samenwerkend spel, spelenderwijs leren en leren door spelletjes. De rechterkant van het continuüm leent zich voor het aanbieden van leerstof en de linkerkant van het continuüm voor het verwerken van leerstof. Daarnaast is uit deze studie gebleken dat in groep drie een combinatie van spelend leren met directe instructie het meeste geschikt is. Vanwege bepaalde academische opbrengsten die alleen behaald kunnen worden met directe instructie en door spelend leren in te zetten om de betrokkenheid van de leerlingen te vergroten. De belangrijke rollen die de leerkracht heeft zijn: faciliteren, begeleiden en observeren van het spel. Uitdagingen die onderwijsprofessionals daarbij ervaren zijn het monitoren van de ontwikkeling van de leerlingen en het tekort aan tijd en middelen voor de voorbereiding van spelend leren. Al met al lijkt het mogelijk om spelend leren in groep drie in te zetten om de overgang van de kleuterklas naar groep drie te verkleinen.Show less
Het is van belang om na te gaan welke factoren de rekenmotivatie van kinderen beïnvloeden, omdat het motivatie veel bijdraagt aan de schoolprestaties. In dit onderzoek is gekeken in hoeverre...Show moreHet is van belang om na te gaan welke factoren de rekenmotivatie van kinderen beïnvloeden, omdat het motivatie veel bijdraagt aan de schoolprestaties. In dit onderzoek is gekeken in hoeverre autonomie, leeftijd en sekse de intrinsieke motivatie voor rekenen van leerlingen tussen negen en twaalf jaar beïnvloeden. Om dit te onderzoeken is een vragenlijst afgenomen bij 41 leerlingen uit groep 6, 7 en 8 van twee Leidse basisscholen. Uit de resultaten is gebleken dat de hoeveelheid ervaren autonomie samenhangt met de intrinsieke motivatie die een leerling heeft. Er is een mogelijkheid dat de puberteit een rol speelt in wat een leerling van zijn omgeving nodig heeft om intrinsiek gemotiveerd te zijn, om dit te bevestigen is vervolgonderzoek nodig.Show less
Door veranderingen in de maatschappij neemt de vraag naar kinderopvang toe en wordt er meer geëist van leerlingen in het Nederlandse onderwijssysteem. Dit is mede waarom het integrale kindcentrum ...Show moreDoor veranderingen in de maatschappij neemt de vraag naar kinderopvang toe en wordt er meer geëist van leerlingen in het Nederlandse onderwijssysteem. Dit is mede waarom het integrale kindcentrum (IKC) steeds prevalenter is in Nederland. In deze studie is onderzocht wat schoolteams, die in transitie zijn naar een IKC, ambiëren ten opzichte van een IKC. De focus van dit onderzoek ligt op de interprofessionele samenwerking (IPS) binnen drie kernconcepten van een IKC: pedagogische visie, doorlopende leerlijn en praktische organisatie. Voor dit onderzoek hebben medewerkers van drie basisscholen die in transitie zijn naar IKC een vragenlijst ingevuld (N=43). De vragenlijst bestond uit drie vignetten waarbij in totaal 11 items, passend bij de drie kernconcepten, uitgevraagd zijn over de huidige- en geambieerde onderwijssituatie. Uit deze studie blijkt dat schoolteams, ten opzichte van de huidige situatie, een fors hogere mate van IPS ambiëren. Daarnaast lijken de schoolteams een lagere ambitie te hebben in vergelijking met hun directie. Deze verschillen zijn echter niet bij alle scholen en kernconcepten even groot. In de discussie zullen mogelijke verklaringen hiervoor besproken worden. Deze studie onderstreept het belang van overeenstemming binnen een schoolteam en biedt aanbevelingen om dit te bewerkstelligen. Het is hierbij belangrijk om te benoemen dat een hoge mate van IPS niet direct leidt tot een hogere kwaliteit van opvang of onderwijs, maar dat er altijd gekeken moet worden naar de praktische haalbaarheid binnen de onderwijsorganisatie.Show less
Feedback is een manier voor leerkrachten om leerlingen meer te laten profiteren van het rekenonderwijs. Feedback maakt duidelijk wat het huidige rekenniveau is, het beoogde rekenniveau en stelt hoe...Show moreFeedback is een manier voor leerkrachten om leerlingen meer te laten profiteren van het rekenonderwijs. Feedback maakt duidelijk wat het huidige rekenniveau is, het beoogde rekenniveau en stelt hoe de leerlingen op het beoogde rekenniveau gaan komen. In dit onderzoek is gekeken wat het effect is van de verschillende vormen en kenmerken van feedback en hoe leerkrachten dit toepassen in de praktijk. In deze studie zijn zeven leerkrachten, die lesgeven in groep 3 t/m 6, geobserveerd met behulp van een gestructureerde observatielijst. De resultaten zijn met elkaar vergeleken om een algemeen beeld te creëren over hoe leerkrachten feedback geven. De meest effectieve manier van feedback geven is door feedback te geven die doelgericht is met een bevestigend-constructief-kritische aard en gericht op het individu. De feedback is afwisselend gericht op zelfregulatie, taak of aanpak. Uit de resultaten komt naar voren dat de meest gegeven feedback bevestigend is (M = 26.18), niet doelgericht (M = 65,77), gericht op zelfregulatie (M = 29,87) en gegeven aan het individu (M = 54,74). Deze resultaten stellen dat leerkrachten niet optimaal gebruik maken van effectieve feedback.Show less
De afgelopen jaren daalt de leesmotivatie van Nederlandse basisschoolleerlingen. Terwijl leesmotivatie ten grondslag ligt aan een goede leesvaardigheid: wie lezen leuk vindt, leest meer, wat...Show moreDe afgelopen jaren daalt de leesmotivatie van Nederlandse basisschoolleerlingen. Terwijl leesmotivatie ten grondslag ligt aan een goede leesvaardigheid: wie lezen leuk vindt, leest meer, wat resulteert in een betere leesvaardigheid. In deze studie is onderzocht in hoeverre autonomer en gecontroleerder gemotiveerde lezers een voorkeur hebben voor bepaalde leesactiviteiten die gebaseerd zijn op de zelf-determinatietheorie. Dit is onderzocht met een online vragenlijst bij 178 leerlingen uit groep 6, 7 en 8 onder vier basisscholen in omgeving Haarlemmermeer. Leerlingen werden op basis van hun antwoorden op de Self-Regulation Questionnaire (SRQ) ingedeeld in een meer autonoom of meer gecontroleerd gemotiveerde groep lezers. Er bleken 149 leerlingen autonomer gemotiveerd te zijn (A>G) en 29 leerlingen gecontroleerder gemotiveerd (G>A). Leerlingen werden gevraagd wat voor leesactiviteiten hun leesmotivatie op school zouden kunnen bevorderen. Beide groepen kozen dezelfde drie leesactiviteiten als “leukste”. Er werd verwacht dat de G>A groep activiteiten die te maken hadden met competentie of relatie het leukst zouden vinden, maar dit bleek onjuist. Allebei de groepen vonden zelf je boek kiezen het belangrijkst. Daarnaast vonden leerlingen kiezen waar en wanneer ze lezen ook van groot belang. Concluderend kan gesteld worden dat, ondanks verschil in soort motivatie, leerlingen keuzevrijheid bij het lezen als belangrijke motivator zien. Er wordt aangeraden om experimenteel vervolgonderzoek te doen naar de leesactiviteiten die als leukst worden gezien om te onderzoeken of de leesmotivatie daardoor daadwerkelijk omhoog gaat. Daarnaast is meer onderzoek naar evidence-based leesactiviteiten nodig aangezien er in de wetenschappelijke literatuur nog niet veel over bekend is. Tot slot is het van maatschappelijk belang dat wordt geïnvesteerd in leesmotivatie, aangezien leesmotivatie bijdraagt aan leesvaardigheid, wat een voorspeller is voor succes in de maatschappij.Show less
Dit adviesrapport is geschreven in opdracht van Samen Ondernemend Leren (SOL) voor het project ‘Leren in je Wijk’ (LijW). Het project heeft als doel kinderen tussen de 10 en 14 jaar oud te...Show moreDit adviesrapport is geschreven in opdracht van Samen Ondernemend Leren (SOL) voor het project ‘Leren in je Wijk’ (LijW). Het project heeft als doel kinderen tussen de 10 en 14 jaar oud te begeleiden in huiswerk en hen leerstrategieën aan te leren (Samen Ondernemend Leren, 2022). Het doel van ons onderzoek is een advies uitbrengen over hoe het sociaalemotioneel welzijn in kaart gebracht en bevorderd kan worden tijdens het project LijW. De hoofdvraag van het onderzoek luidde als volgt: ‘Welke vaardigheden en instrumenten kunnen worden toegepast door begeleiders van LijW om het sociaal-emotioneel welzijn van kinderen van 10 tot en met 14 jaar binnen de vijf wijken in Leiden in kaart te brengen en te bevorderen?’ Om deze vraag te beantwoorden is er een kwalitatief onderzoek verricht, waarvoor interviews zijn afgenomen bij de begeleiders van LijW. De data die verzameld zijn, zijn verwerkt in het programma Atlas. Daarnaast is er gebruik gemaakt van een literatuurstudie om te onderzoeken welke vaardigheden en instrumenten bestaan om het sociaal-emotioneel welzijn van kinderen van 10 tot en met 14 jaar te bevorderen. Uit het onderzoek is gebleken dat de begeleiders geen tot nauwelijks gebruik maken van instrumenten en vaardigheden om het sociaal-emotioneel welzijn van de kinderen in kaart te brengen en te bevorderen. Verder is gebleken uit de wetenschappelijke literatuur dat er verschillende instrumenten zoals vragenlijsten, interventies en vaardigheden beschikbaar zijn om het sociaal-emotioneel welzijn te bevorderen. Naar aanleiding van de resultaten hebben wij drie adviezen gevormd voor LijW om het sociaal-emotioneel welzijn van de kinderen in kaart te brengen en te bevorderen. Het eerste advies is om een vragenlijst te implementeren om het sociaal-emotioneel welzijn in kaart te brengen. Een vragenlijst die hier mogelijk geschikt voor is, is de Kidscreen-27. Deze vragenlijst heeft als doelgroep 8 tot 18-jarige kinderen en poogt de kwaliteit van leven in kaart te brengen. De vragenlijst kan op meerdere momenten afgenomen worden om op de hoogte te blijven van de ontwikkeling van het sociaal-emotioneel welzijn van de kinderen. Het tweede advies is om een interventie toe te passen om het sociaal-emotioneel welzijn te bevorderen. Een interventie die hiervoor geschikt is, is het Rots en Water programma. Rots en Water is een weerbaarheids- en sociale vaardigheidstraining met een fysieke invalshoek met als doelgroep kinderen van 9-18 jaar. De training focust zich op het verhogen van de weerbaarheid en het ontwikkelen en verbeteren van sociale communicatieve vaardigheden en kan preventief worden toegepast. Het derde advies is om vaardigheden aan te leren of al bestaande vaardigheden van de begeleiders te verbeteren om het sociaal-emotioneel welzijn van kinderen in kaart te brengen en te bevorderen. De CARES-vaardigheden zijn hier geschikt voor. De vaardigheden zijn collaboratief, adaptief/flexibel/veerkrachtig, relatie-gericht, empathisch en (S)zelfregulerend. Deze competenties helpen de begeleiders om de kinderen te kunnen begeleiden in hun ontwikkeling van sociale en emotionele competenties.Show less
Onder schooldirecteuren groeit de interesse in Integrale Kindcentra (IKC’s). Met een transitie van basisschool naar IKC krijgt echter het hele schoolteam te maken. Niet iedere medewerker zal...Show moreOnder schooldirecteuren groeit de interesse in Integrale Kindcentra (IKC’s). Met een transitie van basisschool naar IKC krijgt echter het hele schoolteam te maken. Niet iedere medewerker zal dezelfde ambitie hebben voor deze transitie en de interprofessionele samenwerking binnen de kenmerken van IKC’s. Het doel van deze studie is daarom om inzicht te krijgen in de ambitie van medewerkers van schoolteams ten opzichte van de pedagogische visie, de doorlopende leerlijn en de praktische organisatie van een IKC, en te onderzoeken hoe deze ambitie onderling verschilt en verschilt van de huidige situatie en de ambitie van de directie. Data werden verzameld via een vragenlijst, die werd ingevuld door 43 medewerkers van drie scholen binnen het schoolbestuur SOPOH. Voor de analyse van deze data werd gebruik gemaakt van SPSS. Resultaten laten zien dat de ambitie van medewerkers op sommige gebieden significant verschilt van de huidige situatie. Daarnaast blijken de ambities binnen de schoolteams niet overwegend overeenkomend of overwegend verspreid. Of de ambitie van medewerkers significant verschilt van de ambitie van de directie, varieert per school en per kernconcept. De gevonden verschillen sluiten aan bij eerder onderzoek en ondanks mogelijke beperkingen op het gebied van responsgraad en onderzoeksdesign, bieden de resultaten waardevolle inzichten voor de deelnemende scholen en andere scholen die aan het begin van de transitie naar IKC staan.Show less
Dit onderzoek gaat over betrokkenheid van leerlingen op basisschool Paschalis. Hier presteren leerlingen op cognitief gebied bovengemiddeld. Leerkrachten willen graag dat de cognitief sterkste...Show moreDit onderzoek gaat over betrokkenheid van leerlingen op basisschool Paschalis. Hier presteren leerlingen op cognitief gebied bovengemiddeld. Leerkrachten willen graag dat de cognitief sterkste leerlingen ook betrokken zijn, en zochten naar tools om de betrokkenheid te vergroten. Het doel van dit onderzoek was om de betrokkenheid van bovenbouwleerlingen op de Paschalis te peilen en om handvatten toe te reiken om de betrokkenheid te vergroten. Dit is onderzocht middels de volgende onderzoeksvraag: Hoe ervaren bovenbouwleerlingen op de Paschalis hun betrokkenheid tijdens de lessen waarbij expliciete directe instructie wordt gegeven? Komt dit overeen met hoe hun leerkrachten dit ervaren en hoe kunnen zij de betrokkenheid van hun leerlingen vergroten? Bovenbouwleerlingen en -leerkrachten vulden een vragenlijst in. De vragenlijsten bestonden uit gesloten en open vragen. De gesloten vragen hadden betrekking op de vormen van betrokkenheid, en de open vragen op de huidige situatie en hoe betrokkenheid vergroot kan worden. De algemene betrokkenheid van leerlingen op de Paschalis is relatief hoog. De vier vormen van betrokkenheid verschillen significant van elkaar, waarbij agentic engagement als het laagst wordt ervaren. Leerlingen en leerkrachten lieten hierbij een soortgelijke verdeling zien. Er is onderzocht of het vaardigheidsniveau van leerlingen invloed had op de betrokkenheid, wat voor zowel taal als rekenen niet significant bleek te zijn. In de open vragen van de vragenlijst zijn er suggesties gegeven om de betrokkenheid te vergroten, waarbij spelletjes en actieve werkvormen genoemd werden. Om betrokkenheid te vergroten kan er ingespeeld worden op het vergroten van agentic engagement, en op suggesties van de leerlingen.Show less
Uit eerder onderzoek naar verveling en intelligentie bleek dat een lagere intelligentie gerelateerd was aan een hogere mate van verveling. Op basis van bestaande theorieën over verveling is te...Show moreUit eerder onderzoek naar verveling en intelligentie bleek dat een lagere intelligentie gerelateerd was aan een hogere mate van verveling. Op basis van bestaande theorieën over verveling is te verwachten dat verveling schoolprestaties negatief zal beïnvloeden. Toch is er in het verleden weinig onderzoek gedaan naar de onderlinge relaties tussen intelligentie, verveling en schoolprestaties op de basisschool. Het doel van dit onderzoek is meer inzicht te krijgen in hoe de relaties tussen bovengenoemde variabelen zijn op de basisschool. Er wordt in dit onderzoek specifiek gekeken naar schoolprestaties bij begrijpend lezen. Aan dit onderzoek namen 245 leerlingen uit groep acht deel, geworven onder 12 basisscholen. Gemeten zijn: verveling in het algemeen gemeten met de Boredom proneness scale (Farmer & Sundberg, 1986), verveling bij begrijpend lezen gemeten met de AEQ-M (Goetz & Hall, 2014) en intelligentie met de Raven SPM (Raven, J., Raven, J.C., & Court, J.H., 2004). Ook werd er gekeken naar controle en waarde van studenten en de relatie hiervan met schoolprestaties. Als indicator van schoolprestaties zijn Cito-scores gebruikt. Er was een zeer zwak negatief verband tussen algemene verveling en schoolprestaties. Verveling specifiek bij begrijpend lezen had geen verband met bijbehorende prestaties. Intelligentie bleek niet gerelateerd aan algemene verveling en niet aan verveling bij begrijpend lezen. Verveling speelde bij de relatie tussen intelligentie en prestaties geen rol. Als voorspellers voor begrijpend lezen prestaties bleken intelligentie en controle een unieke bijdrage te leveren.Voor leerkrachten in groep acht lijkt het niet noodzakelijk om het onderwijs aan te passen, om verveling te verminderen.Show less
ICT is getting more and more embedded in our society. Almost everyone has a computer or laptop of some sort these days. But how does this use of ICT translate into use in everyday classes? In...Show moreICT is getting more and more embedded in our society. Almost everyone has a computer or laptop of some sort these days. But how does this use of ICT translate into use in everyday classes? In schools ICT is getting used more often, but not every teacher uses ICT in the same way and same amount. Different background characteristics influence the teachers. The main goal of this study is to find out if, and which, characteristics influence the teachers in their use of ICT in the classroom. The research for this paper took place in 34 Dutch primary schools with a total of 225 participants that all filed out a survey about their background characteristics and their use of ICT in the class. After that ten of them were interviewed about how they think about ICT in the class. The quantitative survey shows that older teachers are less inclined to use ICT in their classrooms and that having children of their own does not make a difference in their use of ICT in the class. Working fulltime or part-time however, does make a difference. According to this study, teachers that work part-time are less inclined to use ICT in their classes. Even though personal characteristics do influence the use of ICT in the class, the qualitative interview shows that almost all teachers are very positive about using ICT in their class. They say for example that students learn better and the lessons have more variety when ICT is used.Show less