In dit onderzoek wordt er gekeken hoe docenten CBM-voortgangsgrafieken interpreteren en zal onderzocht worden of de factoren wiskundige kennis en grafiekkennis een invloed hebben op het begrip en...Show moreIn dit onderzoek wordt er gekeken hoe docenten CBM-voortgangsgrafieken interpreteren en zal onderzocht worden of de factoren wiskundige kennis en grafiekkennis een invloed hebben op het begrip en interpretatie van CBM-voortgangsgrafieken door docenten. De onderzoeksgroep bestaat uit 23 docenten die lesgeven in verschillende type onderwijs: basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. Zij hebben een demografische-en grafiekkennisvragenlijst ingevuld. Daarnaast hebben zij met de Think-Aloud-Taak twee standaardgrafieken van fictieve leerlingen hardop beschreven en geïnterpreteerd. De hypothesen zijn: (1) Er wordt een verschil verwacht tussen docenten met meer en minder wiskundige kennis. Docenten met meer wiskundige kennis zullen de CBM-voortgangsgrafieken accurater, vollediger en op een meer samenhangende wijze beschrijven en interpreteren; (2) Er wordt geen verschil verwacht tussen docenten met meer en minder wiskundige kennis met betrekking tot het aantal verbindingen tussen data en instructie dat zij maken; (3) Er wordt een verschil verwacht tussen docenten met meer en minder grafiekkennis. Docenten met meer grafiekkennis zullen de CBM-voortgangsgrafieken accurater, vollediger en op een meer samenhangende wijze beschrijven en interpreteren; (4) Er wordt geen verschil verwacht tussen docenten met meer en minder grafiekkennis met betrekking tot het aantal verbindingen tussen data en instructie dat zij maken. Uit de resultaten blijkt dat er geen significant verschil is tussen docenten met meer en minder wiskundige kennis of meer en minder grafiekkennis in hoe accuraat, volledig en samenhangend zij de CBM-voortgangsgrafiek beschrijven en interpreteren. Er is ook geen significant verschil tussen docenten met meer en minder wiskundige kennis en grafiekkennis en het aantal verbindingen tussen data en instructie. Wiskundige kennis en grafiekkennis hebben in dit onderzoek geen invloed op het begrip en de interpretatie van CBM-voortgangsgrafieken door docenten. Voor verder onderzoek wordt er aanbevolen een grotere steekproef te kiezen en de manier waarop wiskundige kennis en grafiekkennis gemeten wordt te optimaliseren.Show less
De huidige maatschappij verandert snel onder de invloed van technologische ontwikkelingen. De samenleving raakt door deze ontwikkelingen gemedialiseerd: media zijn overal en mensen maken er massaal...Show moreDe huidige maatschappij verandert snel onder de invloed van technologische ontwikkelingen. De samenleving raakt door deze ontwikkelingen gemedialiseerd: media zijn overal en mensen maken er massaal gebruik van. Opgroeiende kinderen komen steeds meer, en op steeds jongere leeftijd, in aanraking met media. Er is echter nog weinig onderzoek uitgevoerd naar het begrip van verschillende mediavormen en of kinderen wat kunnen leren van bijvoorbeeld animatiefilmpjes. In het huidige onderzoek wordt het begrip van animaties onderzocht waarbij er ook wordt gekeken naar de rol van executief functioneren. Executief functioneren verwijst naar een aantal cognitieve processen die nodig zijn voor het mentaal spelen met ideeën, nadenken voor iets doen, verleidingen weerstaan, geconcentreerd blijven en omgaan met onverwachte uitdagingen. Aan het onderzoek hebben 72 kinderen en 28 ouders meegedaan. Om het begrip van animaties te onderzoeken is het begrip van kinderen die een animatie keken vergeleken met het begrip van kinderen die een verhaal lazen. Via een online vragenlijst zijn de ouders uitgenodigd om mee te doen aan het onderzoek. In deze vragenlijst werd naast demografische gegevens, ook gevraagd naar het executief functioneren van het kind. Uit de resultaten is gebleken dat de kinderen die het verhaal lazen significant meer begripsvragen correct hadden beantwoord dan de kinderen die de animatie van het verhaal keken. Tevens is gebleken dat executieve functies, te weten inhibitie, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit, geen invloed hebben op het begrip van een animatie of een tekst. De resultaten van dit onderzoek spreken resultaten van eerdere onderzoeken naar het begrip van verschillende soorten media en de invloed van executief functioneren op begrip tegen. De mogelijke verklaringen hiervoor zijn de afwezigheid van gesproken woorden of bijschriften in de gebruikte animatie, weinig spreiding in het aantal correcte begripsvragen en de verschillende meetinstrumenten die gebruikt worden voor het meten van executief functioneren. De resultaten van dit onderzoek indiceren dat kinderen meer begrijpen van een verhaal dat in tekst vorm gepresenteerd wordt dan in animatie vorm. Om te onderzoeken of animaties een ondersteunende rol kunnen spelen in het onderwijs van de toekomst kan volgend onderzoek gericht worden op de rol van gesproken woorden of bijschriften bij een animatie.Show less