Er is een gebrek aan instrumenten die inzicht bieden in het niveau van cognitief en adaptief functioneren bij kinderen en jongeren die meer problemen ondervinden bij het afnemen van een test....Show moreEr is een gebrek aan instrumenten die inzicht bieden in het niveau van cognitief en adaptief functioneren bij kinderen en jongeren die meer problemen ondervinden bij het afnemen van een test. Gebruik maken van de omgeving is een optie maar verschillende aspecten zoals sociaal wenselijke antwoorden of onder- en overschatting kunnen gevolgen hebben voor de objectiviteit. Aangezien testen voor deze doelgroep belastend is, zou het wenselijk zijn om gebruik te maken van een korte, snelle test die iets kan zeggen over beide functioneringsgebieden zodat de onderzochte kinderen minder aan testen blootgesteld kunnen worden. Dit onderzoek is voornamelijk bedoeld ter bevordering van diagnostisch onderzoek. Dit onderzoek maakt deel uit van een groter normeringsonderzoek. Op verschillende kinderdagcentrums en een kinderdagverblijf in Nederland zijn kinderen in de (ontwikkelings)leeftijd van 2-3 jaar, met en zonder een verstandelijke beperking, getest aan de hand van de naar het Nederlands vertaalde PEP-3. Tevens is bij de ouders van deze kinderen de vertaling van de Vineland-2, een ouderinterview, afgenomen. Binnen deze steekproef blijkt de cognitieve ontwikkelingsleeftijd een significante voorspeller voor het niveau van adaptief functioneren bij kinderen met een verstandelijke beperking (r2=.55, p < .001). Voor de zich normaal ontwikkelende kinderen werden geen significante resultaten gevonden (r2=.02, p = .67). Dit voorgaande verschil kwam ook naar voren bij het voorspellen van de adaptieve domeinen aan de hand van de cognitieve schaalscores. De voorspelbaarheid van het niveau van adaptief functioneren verschilt tussen kinderen met en zonder een verstandelijke beperking. Het niveau van adaptief functioneren is structureel beter te voorspellen voor de kinderen met een verstandelijke beperking. Gezien de diversiteit van de groep kinderen met een verstandelijke beperking is generalisatie van de resultaten lastig. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of er een toekomst ligt in het voorspellen van het adaptief functioneren aan de hand van het cognitief functioneren.Show less
Binnen de huidige studie werd ingegaan op een mogelijk verband tussen experimentele slaapduurvermindering en de aandacht en het werkgeheugen bij kinderen in de leeftijd van acht tot twaalf jaar in...Show moreBinnen de huidige studie werd ingegaan op een mogelijk verband tussen experimentele slaapduurvermindering en de aandacht en het werkgeheugen bij kinderen in de leeftijd van acht tot twaalf jaar in de normale populatie. De onderzoeksgroep bestond uit 30 kinderen (gemiddelde leeftijd = 9,9 jaar), waarvan 18 meisjes en 12 jongens. Kinderen sliepen gedurende drie weken volgens een vooraf vastgesteld slaapschema. De eerste week van het slaapschema was een baselineperiode en in de tweede en derde week vond een experimentele slaapduurvermindering of -verlenging plaats van één uur gedurende drie opeenvolgende nachten. In dit onderzoek werd alleen naar de slaapduurverminderingsperiode gekeken. Om de aandacht en het werkgeheugen bij de kinderen te meten, is een subtest van de WISC-IIINL, Cijferreeksen (Voor- en Achterwaarts), afgenomen. De Cijferreeksen is een test die een beroep doet op het (fonologisch) korte termijn geheugen, het concentratievermogen, het werkgeheugen en, daarmee samenhangend, de aandacht van kinderen. De test werd zowel in de baselineperiode als in de slaapduurverminderingsperiode bij de kinderen afgenomen. De resultaten wezen uit dat er geen significant verschil bestaat tussen de totaalscore op de Cijferreeksen in de baseline- en de slaapduurverminderingsperiode. Kinderen met een slaapduurvermindering van één uur gedurende drie opeenvolgende nachten hebben dus geen significant slechtere aandacht- en werkgeheugenfuncties ten opzichte van kinderen zonder deze slaapduurvermindering. Wel bleek er een significant verschil binnen de mate van slaapduurvermindering in relatie tot de aandacht en het werkgeheugen. Implicaties voor verder onderzoek en de praktijk worden besproken.Show less