This paper discusses the ways in which Frederick Lugard used the Niger river and her subsidiaries as a tool to secure funding from Great Britain between 1900-1905. The annual reports written by...Show moreThis paper discusses the ways in which Frederick Lugard used the Niger river and her subsidiaries as a tool to secure funding from Great Britain between 1900-1905. The annual reports written by Lugard were propaganda to convince Parliament of the value of the Nigerian project by showing progress towards the installation of “legitimate commerce”. This paper proves that the British were, especially in these early years of colonisation, to a great degree confined to the Niger river. Three cases are analysed to show to what extent Lugard is bound to the river for his propaganda: the abolition of illegitimate trade, the promotion of Nigeria to replace the USA and India as the new centre for cotton farming, and the redirection of commerce from the trans-Saharan route to the English sphere. This paper concludes that the river held an abstract value for the British coloniser: apart from being the major highway for trade and transport, it was also an important tool for Lugard’s propaganda.Show less
Research master thesis | Archaeology (research) (MA/MSc)
closed access
Recent discoveries in the Cromer Forest-bed Formation, UK, demonstrated early colonisation of northern Europe. The Mediterranean like environment of Pakefield led to the interpretation that...Show moreRecent discoveries in the Cromer Forest-bed Formation, UK, demonstrated early colonisation of northern Europe. The Mediterranean like environment of Pakefield led to the interpretation that hominins before 500 ka may have been able to colonise northern Europe only under environmental conditions that were familiar to them (Parfitt et al. 2005; Roebroeks 2006). The discovery of archaeological sites at Happisburgh (UK) provided new data that were not in compliance with the ecological signal established above (Parfitt et al. 2010). This thesis presents evidence from Happisburgh Site 1 and Site 3 that indicates early hominin presence in northern Europe before 500 ka in cool and forested environments. Theories that can explain hominin presence in these cooler environments are addressed as well as technological innovations the hominins may have adapted to survive the environment. The coastal perspective theory explains hominin presence in northern Europe due to adaptations to coastal zones which would provide an abundant habitat mix, plenty of resources and a temperate low seasonal climate (Cohen et al. 2012). Technological adaptations to cold winters (below zero) may have been needed, but are not irrefutably reflected in the archaeological record of the Happisburgh sites. The Happisburgh sites have large implications for our understanding of the ecological tolerances and behaviour of early hominins in Europe.Show less
In deze scriptie onderzoek ik of er continuïteit dan wel discontinuïteit bestaat in de beeldvorming over de islam in Nederland in de periode 1900-2000. Aan de hand van een analyse van...Show moreIn deze scriptie onderzoek ik of er continuïteit dan wel discontinuïteit bestaat in de beeldvorming over de islam in Nederland in de periode 1900-2000. Aan de hand van een analyse van krantenartikelen zal ik de beeldvorming over de islam in kaart brengen. De islam is door de eeuwen heen gebruikt om verschillen tussen Nederlanders en buitenlanders aangegeven. In een tijd dat grenzen steeds meer vervaagde vertaalde dit zich in het benadrukken van culturele en maatschappelijke verschillen tussen de autochtone Nederlanders en de nieuwkomers in Nederland. Het schrikbeeld van de islam zou vanaf dat moment steeds vaker op de voorgrond treden. Is dit een nieuw fenomeen of is de islam altijd al gebruikt om een verschil te verduidelijken? Met andere woorden: is er sprake van continuïteit of discontinuïteit in de Nederlandse beeldvorming over de islam? Moet de beeldvorming waarvan Janmaat, Fortuyn en Wilders gebruikmaken, in deze lange traditie geplaatst worden? Om continuïteit of discontinuïteit aan te kunnen tonen is het belangrijk om allereerst beeldvorming te bespreken. Vervolgens de relatie van Nederland met de islam aan de orde komen. In drie periodes zal worden gekeken naar continuïteit of discontinuïteit van de beeldvorming over de islam in de vorige eeuw. Deze periodes worden in drie aparte hoofdstukken besproken. De eerste periode heeft betrekking op de jaren 1900 tot en met 1918. De tweede periode beslaat de jaren 1955 tot en met 1965. De laatste periode betreft de jaren 1985 tot en met 1995. Pas dan kan er antwoord gegeven worden op de vraag of er sprake is van continuïteit of discontinuïteit bij de Nederlandse beeldvorming over de islam.Show less