Uit onderzoek blijkt dat de representatie van achtergestelde groepen positieve resultaten voor deze groepen genereert (Andrews en Johnston Miller 2013; Bradbury & Kellough, 2007; Hong, 2017;...Show moreUit onderzoek blijkt dat de representatie van achtergestelde groepen positieve resultaten voor deze groepen genereert (Andrews en Johnston Miller 2013; Bradbury & Kellough, 2007; Hong, 2017; Selden, 1997). De theorie van de representatieve bureaucratie gaat over de representatie van achtergestelde groepen en is in twee hoofdvormen op te delen. Passieve representatie gaat over in hoeverre een achtergestelde groep wordt gerepresenteerd door ambtenaren binnen overheidsorganisaties (Dhillon & Meier, 2020). Actieve representatie gaat over hoe individuele ambtenaren zich inzetten voor de belangen van mensen met dezelfde achtergrond als die van de ambtenaar. In dit onderzoek wordt gekeken naar de representatie van gender in het primair onderwijs. Er wordt zowel gekeken naar de representatie van vrouwen, een groep die onder andere een achtergestelde positie heeft op de arbeidsmarkt, als van mannen, een groep die volgens steeds meer Nederlanders een achtergestelde positie heeft in het onderwijs (Driessen & de Lange, 2010; Rietveld-Van Wingerden, 2005). In dit onderzoek wordt gekeken naar hoe docenten denken over genderverschillen en de representatie van gender en hoe docenten leerlingen van hun gender actief representeren. Daarnaast wordt gekeken welke factoren invloed hebben op de actieve representatie van gender. Er wordt hierbij gekeken naar de factoren: hiërarchie, stratificatie, critical mass en steun van docenten, de missie van de school en professionalisering. Het onderzoek probeert een antwoord te geven op de onderzoeksvraag: Welke factoren zijn van invloed op actieve genderrepresentatie in het primair onderwijs? In het huidige onderzoek zijn tien docenten die lesgeven aan groep 7 en 8 op tien verschillende scholen in Nederland geïnterviewd. De interviews vonden online plaats aan de hand van een semigestructureerde interviewleidraad en zijn vervolgens getranscribeerd en gecodeerd. Uit de interviews komt naar voren dat docenten met name verschillen zien tussen jongens en meisjes in hun gedrag, bijvoorbeeld dat jongens fysieker zijn dan meisjes en meisjes zich beter kunnen concentreren dan jongens. In de leerprestaties en het verwachte middelbare schoolniveau van de leerlingen zien de docenten geen verschillen. De meerderheid van de docenten gaat anders om met jongens dan met meisjes. Zo mogen jongens langer doorgaan met stoeien en krijgen jongens meer kansen dan meisjes wanneer zij door de les heen praten. Niet alle docenten gaan anders om met jongens dan meisjes en de lesinstructie is bij vrijwel alle docenten voor jongens en meisjes hetzelfde. 4 De docenten benoemen meerdere verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke docenten. Zo kunnen mannelijke docenten beter out of the box denken, beter hun gevoelens aan de kant zetten en sneller beslissingen nemen dan vrouwelijke docenten. Daarnaast kunnen mannelijke docenten beter omgaan met het haantjesgedrag en grove spelgedrag van jongens dan vrouwelijke docenten en bedenken mannelijke docenten andere activiteiten dan vrouwelijke docenten. De meerderheid van de docenten denkt niet dat meisjes beter presteren bij een vrouwelijke docent, maar denkt wel dat jongens beter presteren bij een mannelijke docent. Dit komt volgens de docenten omdat mannelijke docenten beter inspelen op de interesses van jongens, jongens meer laten bewegen in de les en jongens beter begrijpen dan vrouwelijke docenten. Zowel de mannelijke docenten als de vrouwelijke docenten weten weinig tot geen voorbeelden te noemen van hoe zij zich actief inzetten voor meisjes in hun klas. Wel komen de docenten met een aantal voorbeelden van hoe zij zich actief inzetten voor jongens, bijvoorbeeld door het regelen van een voetbalveld waar jongens hun energie kwijt kunnen of door jongens langer te laten stoeien dan meisjes. Voor de meerderheid van de onderzochte factoren waaronder hiërarchie, stratificatie, missie van de school en professionalisering van docenten zijn in dit onderzoek geen aanwijzingen gevonden dat deze invloed hebben op de actieve representatie van gender. Dit geldt ook voor de missie van de school en voor de professionalisering van docenten, al kan het benoemen van genderverschillen in de missie van de school of het volgen van een cursus over genderverschillen er wel voor zorgen dat docenten anders omgaan met jongens en meisjes. Er is wel een aanwijzing gevonden dat een critical mass van mannelijke docenten invloed heeft op de representatie van jongens. Eén van de docenten benoemt dat er een verandering in de cultuur van de school ontstond toen er een tweede mannelijke docent op zijn school kwam werken. Het lijkt erop dat het hebben van meer dan één mannelijke docent voor een grotere invloed van mannelijke docenten zorgt. Het is niet duidelijk of deze cultuurswitch er ook voor zorgt dat mannelijke docenten zich vaker actief inzetten voor jongens in hun klas. Wel komt naar voren dat vrouwelijke docenten andere inzichten krijgen over hoe zij om kunnen gaan met jongens wanneer ze contact hebben met hun mannelijke collega’s. Op deze manier hebben de mannelijke docenten actief invloed op de jongens op hun school. Het antwoord op de onderzoeksvraag van deze scriptie is dat de onderzochte factoren weinig tot geen invloed hebben op de actieve representatie van gender in groep 7 en 8 van het Nederlandse primair onderwijs.Show less
As in many large cities, rapid urbanisation in Santiago (Chile) has been accompanied by problems of urban sprawl, inequality, and issues with transportation. Since the late nineties social an...Show moreAs in many large cities, rapid urbanisation in Santiago (Chile) has been accompanied by problems of urban sprawl, inequality, and issues with transportation. Since the late nineties social an increasing amount of social movements have emerged that advocate the bicycle as a healthier, more efficient, and non-polluting transport alternative for that city. This thesis investigates the first of these new social movements, the Movimiento Furiosos Ciclistas (MFC), using the concept of the right to the city, introduced by the French sociologist and philosopher Henri Lefebvre, and which has undergone a revival over the last decade as a critical approach to the effects of urbanisation under neoliberalism on societies and their cities. The applicability of Lefebvre’s right to the city as a citizen’s demand for inclusion to their city and a greater control over its space is tested on the MFC in Santiago in the period spanning its emergence in 1994 up to the present year of 2015.The study analyses, firstly, the history, actions, and the organisation of the Movimiento Furiosos Ciclistas as a response to problems of Santiago’s urbanisation; secondly, the movement’s success in making such a demand and the obstacles that hinder; and finally, it tests the right to the city’s unifying potential in analyzing the relationship of the MFC to similar New Social Movements.Show less