Deze scriptie toont de plaats van pathos in de receptie van predikantenwelsprekendheid door de dagboeken van Willem de Clercq (1811-1844) en enkele periodieken in de eerste helft van de 19e eeuw te...Show moreDeze scriptie toont de plaats van pathos in de receptie van predikantenwelsprekendheid door de dagboeken van Willem de Clercq (1811-1844) en enkele periodieken in de eerste helft van de 19e eeuw te bestuderen. Pathos bleek in deze periode belangrijk voor een positieve receptie van predikantenwelsprekendheid. De receptie door Willem de Clercq verschilde van die door de periodieken vanwege zijn sterke hang naar authenciteit, zijn gevoelige persoonlijkheid en zijn orthodoxe identiteit.Show less
Nieuw-Guinea was voor lange tijd onbekend voor Nederland, zelfs toen het eiland was gekoloniseerd in de negentiende eeuw. Vanaf 1900 ontstaat er bij Nederland de behoefte om meer over het eiland te...Show moreNieuw-Guinea was voor lange tijd onbekend voor Nederland, zelfs toen het eiland was gekoloniseerd in de negentiende eeuw. Vanaf 1900 ontstaat er bij Nederland de behoefte om meer over het eiland te weten te komen om het te kunnen rechtvaardigen als kolonie. Hoe zag het eiland eruit, wat voor flora en fauna kwamen er voor, en het belangrijkst: wie woonden er? Dagboekschrijvers als Gerard Martinus Versteeg hebben hun indrukken achtergelaten in hun reisverslagen over de Papoea's, de Nieuw-Guinese bevolking. In deze scriptie is onderzocht hoe de arts tussen de rest van zijn tijdgenoten en het algemene discours van de vroeg-twintigste eeuw paste. Het blijkt dat hij een product was van zijn tijd, die zijn gedachten over het eiland NIeuw-Guinea en haar bevolking de vrije loop liet op papier.Show less
Wilhelm Ritter von Leeb (1876-1956) was een vooraanstaand Duits beroepsmilitair in het Duitse Keizerrijk, de Weimarrepubliek en Nazi-Duitsland. Aan het einde van een lange carrière werd hij in 1940...Show moreWilhelm Ritter von Leeb (1876-1956) was een vooraanstaand Duits beroepsmilitair in het Duitse Keizerrijk, de Weimarrepubliek en Nazi-Duitsland. Aan het einde van een lange carrière werd hij in 1940 door Hitler benoemd in de hoogste militaire rang, die van generaal veldmaarschalk. Aan het begin van zijn carrière nam hij deel aan het Oost-Aziatische Expeditiekorps dat in 1900 naar China werd gestuurd om daar de Bokseropstand neer te slaan. Tijdens die expeditie hield hij een dagboek bij en liet een fotoalbum na. Dit dagboek en fotoalbum staan centraal in deze scriptie. De scriptie richt zich op twee onderwerpen: ten eerste de motieven van von Leeb om deel te nemen aan het Oost-Aziatische Expeditiekorps en ten tweede zijn beeld van China en de Chinezen. De persoonlijke motieven en opvattingen van von Leeb worden afgezet tegen de geopolitieke achtergrond van het conflict, de heersende denkbeelden over China en de Chinezen in Duitsland rond 1900 en vergelijkbare egodocumenten van andere Duitse soldaten. Op die manier wordt duidelijk in hoeverre Wilhelm Ritter von Leeb past binnen de gangbare ideeën van zijn tijd.Show less
Uit literatuur over de geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw blijkt dat de doopsgezinde beweging in die dagen gebukt ging onder veel ruzies en...Show moreUit literatuur over de geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw blijkt dat de doopsgezinde beweging in die dagen gebukt ging onder veel ruzies en scheuringen. Vragen over de zuiverheid van de gemeente, de toepassing van de ban en over het gezag van de ambten verdeelden de gemoederen keer op keer. Hoe moest de grens tussen de doopsgezinden en de wereld worden afgebakend? Die vraag vormde voor veel doperse vermaners een dilemma wat telkenmale terugkwam. Zo ook voor Jan Jansz Muusse, de vermaner van de Friese gemeente in Zaandam. Het dagboek wat hij vanaf 1651 zes jaar lang bijhield, geeft een goed beeld van de problemen die in de gemeente speelden, maar ook op welke wijze de vermaner en dienaars van de gemeente met deze problemen om zijn gegaan. Dit werkstuk gaat dieper in op de positie van het dienaarschap in de gevoelige context van het gemeenteleven; waarbij de vraag centraal staat op welke wijze het dienaarschap van de Friese Doopsgezinde gemeente te Zaandam en Westzaan in de tweede helft van de zeventiende eeuw zich te weer stelde wanneer de gemeente bedreigd werd door scheuringen en ruzies.Show less