Kinderen met het 7-repeat allel van het dopamine D4 receptor (DRD4) gen hebben een risico op een achterstand in beginnende geletterdheid. Mogelijk spelen ook andere genen een rol in de beginnende...Show moreKinderen met het 7-repeat allel van het dopamine D4 receptor (DRD4) gen hebben een risico op een achterstand in beginnende geletterdheid. Mogelijk spelen ook andere genen een rol in de beginnende geletterdheid. In het huidige onderzoek is een polymorfisme van het catechol-O-methyltransferase (COMT) gen, het Val158Met polymorfisme, onderzocht bij 160 kinderen met een achterstand in beginnende geletterdheid. Kinderen met het Val/Val genotype van het Val158Met polymorfisme van het COMT-gen hebben een lager dopamineniveau en hebben daardoor een groter risico op aandachtsproblemen. Mogelijk zijn de kinderen met het Val/Val genotype daardoor differentieel ontvankelijk voor de kwaliteit van leesinstructies. Kinderen met het Val/Val genotype kunnen mogelijk meer profiteren van de interventie Letters in Beweging dan van Samenslim. De resultaten van het onderzoek voldeden niet aan de criteria voor differentiële ontvankelijkheid. Kinderen met het Val/Val genotype bleken dus niet differentieel ontvankelijk te zijn voor de kwaliteit van leesinstructies.Show less
Introductie: Moeders en pedagogisch medewerkers in de kinderopvang spelen een belangrijke rol in de opvoeding van kinderen. In de huidige studie zijn verbanden tussen sensitiviteit van de moeder,...Show moreIntroductie: Moeders en pedagogisch medewerkers in de kinderopvang spelen een belangrijke rol in de opvoeding van kinderen. In de huidige studie zijn verbanden tussen sensitiviteit van de moeder, sensitiviteit van de pedagogisch medewerker en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen van peuters onderzocht. Er werd een compensatie effect van hoge sensitiviteit van de pedagogisch medewerker voor het negatieve effect van lage sensitiviteit van de moeder op probleemgedrag van het kind verwacht, en een dubbel omgevingsrisico van lage sensitiviteit van de moeder en van de pedagogisch medewerker. Differentiële ontvankelijkheid voor sensitiviteit van de moeder en sensitiviteit van de pedagogisch medewerker is onderzocht voor kinderen met een moeilijk temperament. Methode: De steekproef bestond uit 64 kinderen van 18 tot 48 maanden en hun moeder en pedagogisch medewerker in de kinderopvang. Gedragsproblemen van het kind werden gerapporteerd door de pedagogisch medewerker en temperament van het kind werd gerapporteerd door de moeder. Sensitiviteit van de pedagogisch medewerker werd geobserveerd op het kinderdagverblijf en sensitiviteit van de moeder werd geobserveerd tijdens een huisbezoek. Resultaten: Sensitiviteit van de moeder, sensitiviteit van de pedagogisch medewerker en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bleken niet significant gerelateerd. Er bleek geen interactie-effect van sensitiviteit van de moeder en van de pedagogisch medewerker op gedragsproblemen, en er bleek geen dubbel omgevingsrisico of compensatie effect. Temperament bleek geen moderator op het verband tussen sensitiviteit van de moeder of van de pedagogisch medewerker en gedragsproblemen. Conclusie: Kinderen met een laag sensitieve moeder en een laag sensitieve pedagogisch medewerker hadden niet meer gedragsproblemen dan andere kinderen. Een hoog sensitieve pedagogisch medewerker compenseerde niet voor het negatieve effect van een laag sensitieve moeder. Kinderen met een moeilijk temperament waren niet meer ontvankelijk voor sensitiviteit dan kinderen met een makkelijk temperament. Meer onderzoek wordt aanbevolen naar mogelijke interacties tussen sensitiviteit van de moeder, sensitiviteit van de pedagogisch medewerker, andere kwaliteitsaspecten van de kinderopvang, en temperament, op de gedragsproblemen van het kind.Show less
Introductie: weinig onderzoek is verricht naar de effecten van kwaliteit van gastouderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. In de huidige scriptie zijn associaties tussen...Show moreIntroductie: weinig onderzoek is verricht naar de effecten van kwaliteit van gastouderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. In de huidige scriptie zijn associaties tussen kwaliteit van gastouderopvang en het welbevinden van kinderen onderzocht. Om deze relaties te onderzoeken, is sensitiviteit van gastouders en globale kwaliteit van gastouderopvang gemeten. Daarnaast is de differentiële ontvankelijkheid van kinderen voor kwaliteit van gastouderopvang onderzocht. Methode: vraagouders en gastouders van 100 kinderen, in de leeftijd van 7 tot 42 maanden, hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Temperament is gerapporteerd door vraagouders en gastouders. De kwaliteit van gastouderopvang en het welbevinden van kinderen is vastgesteld door observatie. Resultaten: er was geen relatie tussen sensitiviteit van gastouders of globale kwaliteit en het welbevinden van kinderen. Temperament van kinderen functioneerde niet als moderator op de relatie tussen sensitiviteit en welbevinden, maar modereerde wel de relatie tussen globale kwaliteit en welbevinden. Twee onderdelen van temperament, namelijk aanhoudende belangstelling van kinderen en neiging tot woede bij jongens functioneerden beide als moderatoren tussen globale kwaliteit en welbevinden van kinderen en jongens. In opvang van hoge kwaliteit toonden kinderen met minder aanhoudende belangstelling een hoger welbevinden dan kinderen met meer aanhoudende belangstelling. Echter in kinderopvang van lage kwaliteit, werd bij kinderen met minder aanhoudende belangstelling een lager welbevinden geobserveerd dan bij kinderen met meer aanhoudende belangstelling. Voor jongens met meer neiging tot woede zijn vergelijkbare resultaten gevonden. Jongens met meer neiging tot woede lieten verhoogde sensitiviteit zien voor kwaliteit van gastouderopvang vergeleken met jongens met minder neiging tot woede. Conclusie: temperament bleek effecten van kwaliteit van gastouderopvang op kinduitkomsten voor baby’s en peuters te modereren. Kinderen met een moeilijker temperament zijn ontvankelijker voor zowel negatieve als positieve opvoedingservaringen binnen de kinderopvang dan kinderen met een makkelijker temperament.Show less