Differentiëren houdt in dat de manier van lesgeven wordt aangepast aan de individuele behoeften van leerlingen (Roy et al., 2013). Om in kaart te brengen hoe dit wordt gedaan is onderzoek gedaan op...Show moreDifferentiëren houdt in dat de manier van lesgeven wordt aangepast aan de individuele behoeften van leerlingen (Roy et al., 2013). Om in kaart te brengen hoe dit wordt gedaan is onderzoek gedaan op een basisschool in Nederland naar in hoeverre de leerkrachten van groep 4 tot en met 8 volgens de literatuur effectieve differentiatie toepassen in het rekenonderwijs. Er namen tien leerkrachten deel aan het onderzoek. Om differentiatie te meten is gebruikgemaakt van het meetinstrument ADAPT van Keuning et al. (2022). Door middel van lesobservaties en interviews is een beeld geschetst van de mate waarin leerkrachten differentiëren binnen de fasen blokvoorbereiding, lesvoorbereiding, lesuitvoering en evaluatie. Er is gekeken naar de onderdelen waar het laagst en het hoogst op is gescoord. De verwachting was dat het laagst zou worden gescoord op onderdelen die te maken hebben met de verrijkingsgroep en het indelen van niveaugroepen. Dit bleek zo te zijn. Ook werden er relatief lage scores toegekend aan het stimuleren van zelfregulatie en het afronden van de les. De hoogste scores werden verwacht voor de onderdelen rondom de intensieve groep. Dit kwam niet uit het onderzoek. De hoogste scores werden namelijk toegekend aan onderdelen die te maken hebben met onder andere zicht hebben op begripsproces en resultaten van leerlingen en de instructie en verwerking voor de basisgroep. Wegens de kleine steekproef kan niet gegeneraliseerd worden. Er wordt daarom aangeraden om een dergelijk onderzoek op grotere schaal uit te voeren.Show less
Automatiseren is een belangrijk onderdeel van het leren rekenen. Leerkrachten hebben daarom de taak om in hun onderwijs het automatiseren aan te bieden en leerlingen hier zo goed mogelijk in te...Show moreAutomatiseren is een belangrijk onderdeel van het leren rekenen. Leerkrachten hebben daarom de taak om in hun onderwijs het automatiseren aan te bieden en leerlingen hier zo goed mogelijk in te ondersteunen. Middels dit onderzoek wordt inzicht verkregen in de overwegingen die leerkrachten hebben bij het aanbieden van automatiseren, zodat het automatiseringsonderwijs verbeterd kan worden. Hiervoor werden veertien basisschoolleerkrachten van groep 4, 5 en 6 geïnterviewd. Dit gebeurde aan de hand van een topiclijst, die op basis van wetenschappelijke literatuur samengesteld is. Vervolgens zijn de interviews gecodeerd en geanalyseerd. Uit het onderzoek bleek dat leerkrachten het automatiseren voornamelijk aanboden door middel van de rekenmethode, werkbladen, digitale middelen, bewegend leren. Werkdruk, contact met anderen en persoonlijke overtuigingen waren overwegingen die hierbij een rol speelden. Als een leerling laag presteert op het gebied van automatiseren, werden door leerkrachten meestal leerlingfactoren als oorzaak hiervan genoemd. Bij het automatiseren werd door leerkrachten gebruikgemaakt van differentiatie om in te spelen op de behoeften van individuele leerlingen. Deze resultaten bieden inzicht in welke overwegingen de leerkrachten die meededen aan het onderzoek hebben bij het aanbieden van automatiseren.Show less
Recente publicaties over de rekenprestaties van basisschoolleerlingen geven de indruk dat verbeteringen op het gebied van lesgeven noodzakelijk zijn. Dit onderzoek heeft als doel om...Show moreRecente publicaties over de rekenprestaties van basisschoolleerlingen geven de indruk dat verbeteringen op het gebied van lesgeven noodzakelijk zijn. Dit onderzoek heeft als doel om differentiatievaardigheden van leerkrachten voor sterke en zwakke rekenaars in kaart te brengen. Aan dit onderzoek hebben tien leerkrachten deelgenomen. Zij waren allen werkzaam op dezelfde school en gaven les aan groep vier tot en met acht. Om de differentiatievaardigheden van de leerkrachten in kaart te brengen, heeft er een lesobservatie en interview plaatsgevonden aan de hand van het meetinstrument ADAPT dat differentiatie opdeelt in 23 indicatoren. Zes van die indicatoren zijn gebruikt voor dit onderzoek omdat die gaan over leerlingen uit de verrijkingsgroep en de intensieve instructiegroep, hiermee worden dezelfde leerlingen bedoeld als sterke en zwakke rekenaars. Uit de resultaten blijkt dat leerkrachten niet optimaal differentiëren voor leerlingen uit de verrijkingsgroep. Deze leerlingen worden beperkt op het eigen niveau betrokken bij de klassikale lesonderdelen en krijgen geen instructie op het eigen niveau. Als er aanvullend verrijkt aanbod is, zijn leerkrachten beperkt op de hoogte van de inhoud. Voor leerlingen uit de intensieve instructiegroep wordt vaak niet genoeg nagedacht over de inhoud van de verlengde instructie en is er vaak een onbalans tussen instructietijd en verwerkingstijd. Door de beperkte omvang van het onderzoek en weinig wetenschappelijke gegevens over de betrouwbaarheid en de validiteit van het meetinstrument kent dit onderzoek limitaties. Toch biedt het onderzoek waardevolle informatie voor de onderwijssector en kan het handvatten bieden voor vervolgonderzoek naar wat leerkrachten nodig hebben om beter te kunnen differentiëren.Show less
De onderwijsbehoeften van leerlingen in het basisonderwijs lopen steeds verder uiteen. Toch wordt er van leerkrachten verwacht dat zij tegemoet komen aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen....Show moreDe onderwijsbehoeften van leerlingen in het basisonderwijs lopen steeds verder uiteen. Toch wordt er van leerkrachten verwacht dat zij tegemoet komen aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. Differentiatie is hierbij van essentieel belang, maar uit onderzoek blijkt dat het leerpotentieel specifiek in het rekenonderwijs toch vaak nog onbenut blijft. In dit onderzoek wordt daarom onderzocht in hoeverre leerkrachten effectieve differentiatie toepassen tijdens de rekenles in groep 4 tot en met 8. Aan de hand van het ADAPT-meetinstrument zijn leerkrachten (N=10) tijdens een rekenles geobserveerd en is een aansluitend interview met dezelfde leerkracht over deze les afgenomen. Op basis van de verkregen data binnen vier verschillende differentiatiefasen (periodevoorbereiding, lesvoorbereiding, lesuitvoering en evaluatie) komt naar voren dat de mate van effectieve differentiatie verschilt tussen leerkrachten. Wel blijken er onderdelen binnen differentiatie te zijn waarop juist overwegend hoog of laag gescoord wordt. Deze onderdelen liggen verspreid over de vier differentiatiefasen. Zo wordt er door de leerkrachten weinig uitdagend aanbod opgesteld, zijn er bij sommige leerkrachten geen vaste instructiemomenten en missen er effectieve instructies voor de verschillende groepen leerlingen binnen een klas. Daarentegen activeren bijna alle leerkrachten de voorkennis bij leerlingen en monitoren zij de kennis, begripsvorming en het werkproces van leerlingen op elk niveau. Verder evalueren de leerkrachten waarom leerlingen lesdoelen niet behalen en brengen zij dit in kaart. Hiermee laten leerkrachten zien in volgende lessen aan te willen sluiten op de onderwijsbehoeften. De indicatoren waarop door de meeste leerkrachten lage scores zijn behaald, verdienen meer aandacht in toekomstig onderzoek en de praktijk. Sleutelwoorden: onderwijsbehoeften, differentiatie, ADAPT, rekenonderwijs, basisonderwijsShow less
Voor optimale leersituaties moet het onderwijs aansluiten op de onderwijsbehoeften en hiervoor is differentiatie essentieel. Dit onderzoek is gericht op de huidige kennis van leerkrachten over...Show moreVoor optimale leersituaties moet het onderwijs aansluiten op de onderwijsbehoeften en hiervoor is differentiatie essentieel. Dit onderzoek is gericht op de huidige kennis van leerkrachten over differentiatie, de houding hier tegenover en de toepassing hiervan. De kennis, houding en toepassing van differentiatie werden onderzocht door middel van een vragenlijst, die gebaseerd is op effectieve vormen van differentiatie. Dit werd ingeschat door leerkrachten aan de hand van een 5-punts Likertschaal. De vragenlijst werd volledig ingevuld door achttien Nederlandse leerkrachten van de groepen 3 t/m 8 op drie basisscholen. Uit de resultaten is gebleken dat er op houding hoger gescoord is dan op kennis en toepassing van differentiatie. Kennis en houding zijn positief verbonden met de toepassing van differentiatie, maar alleen kennis kan voorspellen in hoeverre differentiatie wordt toegepast. Verder hebben leerkrachten meer kennis omtrent convergent differentiëren dan divergent differentiëren. Preteaching wordt het minst toegepast, terwijl de kennis en houding omtrent preteaching significant hoger zijn. Ten slotte is gebleken dat meer rekenkennis verbonden is met meer kennis van differentiatie. Concluderend kan gesteld worden dat leerkrachten differentiatie belangrijk vinden, maar het in de praktijk minder toepassen en over minder specifieke kennis beschikken. De implicaties zijn gericht op het belang van het stimuleren van de specifieke kennis, de kennis over divergente differentiatie en het inzetten van preteaching. De beperkingen zijn onder andere de kleine steekproef en het gebruik van zelfrapportages. De suggesties voor vervolgonderzoek zijn het verder onderzoeken van de kennis, houding en toepassing van differentiatie in de praktijk en de rekenkennisShow less
Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de kennis, de houding en het gedrag van leerkrachten ten opzichte van rekendifferentiatie en de mate van toepassing van differentiatie....Show moreHet doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de kennis, de houding en het gedrag van leerkrachten ten opzichte van rekendifferentiatie en de mate van toepassing van differentiatie. Hiervoor hebben leerkrachten van groep 3 tot en met 8 van drie verschillende basisscholen een vragenlijst ingevuld (N=18). De vragenlijst bestond uit drie schalen, kennis, houding en gedrag, met 14-16 vragen per schaal. Uit de resultaten blijkt dat de houding van leerkrachten tegenover rekendifferentiatie het meest positief was. Ook is gevonden dat kennis een significante, positieve voorspeller voor gedrag is. Verder verschillen kennis, houding en gedrag binnen een differentiatiemethode. Opvallend is dat coöperatieve werkvormen, preteaching en het geven van mogelijkheden tot keuzes het minst hoog scoren op de schalen houding en gedrag. Ook is de correlatie tussen het aantal jaar dat een leerkracht voor de klas staat en hun gedrag tegenover rekendifferentiatie onderzocht. Daaruit kwam naar voren dat dit niet significant is. Verder kwam uit dit onderzoek dat er geen significante correlatie bestaat tussen de leeftijd van leerkrachten en hun houding. Vanwege een kleine steekproef kunnen er minder significante resultaten zijn gevonden dan er daadwerkelijk zijn en kunnen de conclusies niet direct vertaald worden naar de populatie leerkrachten in Nederland. Vervolgonderzoek is noodzakelijk om te kijken naar de implementatie van de resultaten van deze studie.Show less
This qualitative study explored how instructional adjustments can be made in primary humanities/STEM subjects teaching to address the needs of students with different readiness levels. Specifically...Show moreThis qualitative study explored how instructional adjustments can be made in primary humanities/STEM subjects teaching to address the needs of students with different readiness levels. Specifically, focusing on differentiation related to goals, instruction, and practice, based on Prast et al.'s (2015) differentiation cycle. To assess this, a group of experts (N=23) was assembled consisting of teachers, teacher educators, researchers, and educational consultants, all of whom were considered experts in the field of differentiation and/or didactics in primary humanities/STEM subjects. The research design consisted of a combination of the Delphi technique and focus groups, in which the experts' views were first obtained individually through a questionnaire. The input from this questionnaire was then used to guide the focus group discussions. Outcomes included that a basic goal for all students in the classroom can be defined and that differentiation lies more in supporting lower-level students and providing additional challenge to higher level students, perhaps less in adjusting goals. Concrete differentiation strategies were discussed by the experts and are described in the results. Follow-up research can focus on which strategies of support and challenge are most efficient and effective and the effect of setting differentiated goals versus a basic whole-class goal on the learning performance of students in the primary humanities/STEM subjects.Show less
Current research has looked into the effects of ePrent&ABC, an intervention for stimulating early literacy of kindergarteners. The current study had two goals: 1) to investigate the reciprocal...Show moreCurrent research has looked into the effects of ePrent&ABC, an intervention for stimulating early literacy of kindergarteners. The current study had two goals: 1) to investigate the reciprocal relationship of phonological awareness (PA) and vocabulary; 2) to profile children who develop vocabulary slower than their peers (low achievers). Participants were 81 kindergarteners from six different groups (Mage = 5.26 years, SD = 0.62). Pre-tests were administered for story-based vocabulary, general vocabulary, PA and executive functioning (EF) and observations were performed for children’s active participation in class. The intervention consisted of a control condition and three conditions in which digital storybooks were read to the children. During all conditions teachers read storybooks of which the prints and an animated version were shown on digiboards. In condition A storybooks were read in a non-dialogic manner; in condition B dialogic reading and semantic consolidation of target words were added; and in condition C phonological consolidation was added to dialogic reading with semantic consolidation. After each condition, story-based vocabulary was post tested. A within-subjects design was implemented, meaning that all participants took part in each condition. Low achievers were selected after condition A and during condition B and C they received individual differentiation. Results indicated that ePrent&ABC effectively improved vocabulary compared to pre-tests, especially during condition B. The story-based vocabulary of low achievers improved significantly after individual differentiation; afterwards, their results were not significantly different from their peers’. A better developed PA influenced the growth in vocabulary. Reversed, there appeared to be no effect of vocabulary on PA, indicating that explicit instruction may be necessary for developing PA. Lastly, a model with predictors EF and active participation, significantly predicted growth in story-based vocabulary. Separately, both EF and participation were non-significant predictors. Schools are recommended to incorporate ePrent&ABC into their curriculum.Show less
In het onderwijs wordt het belang van differentiatie groter door de invoering van Passend Onderwijs en het toenemen van het aantal combinatieklassen. Hierdoor wordt er een groter beroep gedaan op...Show moreIn het onderwijs wordt het belang van differentiatie groter door de invoering van Passend Onderwijs en het toenemen van het aantal combinatieklassen. Hierdoor wordt er een groter beroep gedaan op de vaardigheden van leerkrachten om te voorzien in alle (onderwijs)behoeften van leerlingen. Daarom wordt in deze bachelorscriptie onderzocht wat het verband is tussen gedifferentieerd lesgeven en motivatie van leerlingen. Motivatie is bekend als de sleutel tot leren. Volgens de determinatietheorie van Deci en Ryan (2000) ontstaat intrinsieke motivatie indien de psychologische basisbehoeften zijn vervuld: de behoefte aan competentie, autonomie en verbondenheid. Gedifferentieerd lesgeven waarbij scaffolding en monitoring worden toegepast door de leerkracht, kan een rol spelen bij het afstemmen op (onderwijs)behoeften van leerlingen. Het onderzoek is uitgevoerd bij 277 basisschoolleerling uit groep 7 en/of 8 (M = 11 jaar; SD = .717) en hun leerkrachten (N = 20, M = 35 jaar; SD = 10.342) met behulp van vragenlijsten. Uit een enkelvoudige regressie is gebleken dat differentiatie niet samenhangt met intrinsieke motivatie (β = -.226, SEβ = .505, r = -.13) als met extrinsieke motivatie (β = .353, SEβ = .606, r = .017). Onafhankelijke t-toetsen wijzen uit dat leerlingen uit combinatieklassen significant verschillen van leerlingen uit reguliere klassen in scores op extrinsieke motivatie (t(11) = 2.772, p = .018, d = 1.61), maar niet op intrinsieke motivatie (t (11) = -.857, p = .410, d = -.54). Leerkrachten uit combinatieklassen blijken niet significant te verschillen van leerkrachten uit reguliere klassen wat betreft differentiatie (t (11) = 1.401, p = .189, d = .85). Deze bevindingen zouden kunnen betekenen dat gedifferentieerd lesgeven door leerkrachten weinig bijdraagt aan de motivatie van leerlingen, hoewel leerlingen uit combinatieklassen meer extrinsiek gemotiveerd zijn.Show less
Er wordt steeds vaker gestreefd naar het hebben van excellente leerkrachten. Deze leerkrachten kunnen al hun leerlingen op maat bedienen, ze differentiëren veel. In deze scriptie wordt het...Show moreEr wordt steeds vaker gestreefd naar het hebben van excellente leerkrachten. Deze leerkrachten kunnen al hun leerlingen op maat bedienen, ze differentiëren veel. In deze scriptie wordt het mogelijke verband tussen differentiatie van de leerkracht en motivatie van de leerling onderzocht. Er wordt gekeken of dit verschilt tussen combinatie en reguliere klassen. Voorgaande onderzoeken wijzen uit dat leerlingen die zelfstandiger moeten werken en betrokken worden bij hun eigen leerproces meer intrinsieke motivatie tonen. Terwijl leerlingen die gestimuleerd worden met beloningen meer extrinsiek gemotiveerd worden. Over de verkregen data van leerlingen en leerkrachten van groep 7 en 8 van de basisschool. Na analyse blijkt dat de differentiatie, gemeten aan de mate van monitoring, significant verschilt tussen leerlingen uit de combinatieklas en leerlingen uit de reguliere klas. Leerkrachten in een combinatieklas lijken hun leerlingen meer zelfstandig te maken, t(20) = 0,52, p>0,5. De motivatie, zowel intrinsiek als extrinsiek, verschilt niet significant tussen de klastypen. Een verband tussen differentiatie en motivatie, intrinsiek of extrinsiek, is niet gevonden. Dit houdt in dat ongeacht het klastype de motivatie van de leerlingen gemiddeld gelijk is.Show less
Nederlandse leerlingen zijn gemiddeld minder gemotiveerd dan leerlingen uit andere landen (Inspectie van het onderwijs, 2014). Dit kan nadelig zijn, omdat leerlingen die niet gemotiveerd zijn,...Show moreNederlandse leerlingen zijn gemiddeld minder gemotiveerd dan leerlingen uit andere landen (Inspectie van het onderwijs, 2014). Dit kan nadelig zijn, omdat leerlingen die niet gemotiveerd zijn, onder hun niveau presteren (Inspectie van het onderwijs, 2014). Om hoge prestaties en motivatie te bewerkstelligen, kan het onderwijs aangepast worden aan individuele leerlingen, wat differentiatie wordt genoemd (Tomlinson, 1999). Differentiëren in de klas wordt volgens verwachtingen van leerkrachten na augustus 2014 lastiger door de Wet op Passend Onderwijs (Smeets et. al., 2013). Er is nog weinig onderzoek verricht naar de rol van leerkrachten op het motiveren van leerlingen waarbij de invloed van differentiatie is meegenomen. Het is zinvol om te onderzoeken of prestatie wordt beïnvloed door motivatie en of vervolgens differentiatie daar invloed op heeft. Daarom luidt de hoofdvraag van dit onderzoek: Is er een verband tussen de prestatie en de motivatie van leerlingen en de mate waarin docenten gedifferentieerd lesgeven? Om eventuele verbanden te onderzoeken werd onderzoek gedaan op 12 scholen in Nederland, waarbij N=20 leerkrachten een vragenlijst invulden om de mate van differentiatie te meten. N=277 leerlingen vulden een vragenlijst in waarmee motivatie gemeten werd. Vanwege uitbijters en missende waarden zijn N = 245 leerlingen meegenomen in de analyse. Prestatie werd gemeten aan de hand van de Cito-scores van de leerlingen van de vakken rekenen en spelling. Uit de analyse van de resultaten blijkt dat er een significant verband bestaat tussen de prestatie en de motivatie van de leerlingen; leerlingen met een hogere motivatie leveren hogere prestaties. Er blijkt geen significant verband te bestaan tussen motivatie en de mate waarin docenten gedifferentieerd lesgeven.Show less
Op sommige scholen wordt er door economische redenen of vanuit de visie vaak gekozen voor combinatieklassen. Een leerkracht krijgt in een combinatieklas dus te maken met meer niveaus in zijn of...Show moreOp sommige scholen wordt er door economische redenen of vanuit de visie vaak gekozen voor combinatieklassen. Een leerkracht krijgt in een combinatieklas dus te maken met meer niveaus in zijn of haar klas, en zou daardoor meer moeten differentiëren. Differentiëren houdt in dat leerkrachten aanpassingen aanbrengen in het curriculum, onderwijsmethodes en leeractiviteiten, om tot een maximale leeropbrengst te komen voor elk kind. In dit onderzoek wordt er gekeken naar wat het effect is van differentiatie op de motivatie van leerlingen. De hoofdvraag luidt: Is er een verband tussen de mate waarin docenten gedifferentieerd lesgeven en de motivatie van leerlingen? De deelvraag hierbij luidt als volgt: Is er een verschil in differentiatie en motivatie tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen? De vraag is beantwoord door leerlingen een vragenlijst in te laten vullen over motivatie en leerkrachten een vragenlijst in te laten vullen over differentiatie, waarna door middel van een enkelvoudige regressieanalyse is bekeken of differentiatie en motivatie samenhangen. Ook is er gekeken naar het verschil in differentiatie en motivatie tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen. Er is geen verband gevonden tussen differentiatie en motivatie, en er waren ook geen verschillen te vinden tussen combinatieklassen en enkelvoudige klassen. Dit betekent dat differentiatie geen invloed heeft op de motivatie van leerlingen, en dat de differentiatie en motivatie in een combinatieklas niet verschillen van een enkelvoudige klas.Show less
Met de invoering van passend onderwijs vindt een grote verandering met betrekking tot differentiatie plaats. Deze verandering loopt samen met een toename van het aantal combinatieklassen binnen het...Show moreMet de invoering van passend onderwijs vindt een grote verandering met betrekking tot differentiatie plaats. Deze verandering loopt samen met een toename van het aantal combinatieklassen binnen het Nederlandse basisonderwijs. Door de invoering van passend onderwijs wordt van de leerkrachten een grotere mate van differentiatie gevraagd om goed in te kunnen spelen op de vele individuele onderwijsbehoeftes van de leerlingen. Met name zorgleerlingen zullen meer betrokken worden binnen het reguliere onderwijssysteem. Een grotere mate van differentiatie wordt van de leerkracht verwacht om aan de individuele behoeftes van deze (zorg)leerlingen te blijven voldoen. Echter is recent onderzoek naar de daadwerkelijke invloed van differentiatie toegespitst op scaffolding en de intrinsieke motivatie weinig voor handen. In dit onderzoek zal worden gekeken in hoeverre er nou daadwerkelijke samenhang bestaat tussen de mate van differentiatie door de leerkracht en de motivatie van de leerlingen. Daarbij zal wat betreft de differentiatie specifiek worden toegespitst op scaffolding door de leerkracht en bij motivatie op de intrinsieke motivatie van de leerlingen. Daarnaast zal in verband met de toenemende mate van het aantal combinatieklassen gekeken worden of er sprake is van een verschil tussen deze type klassen op het gebied van differentiatie en motivatie. Er blijkt geen sprake van samenhang tussen de mate van scaffolding door de leerkracht en de intrinsieke motivatie van de leerlingen in zijn algemeenheid. Verder blijken er geen significante verschillen op zowel het gebied van scaffolding door de leerkracht als de intrinsieke motivatie van de leerlingen binnen combinatieklassen en reguliere klassen.Show less
Met de komst van de Wet passend onderwijs in 2014, zullen er in het reguliere basisonderwijs meer leerlingen terechtkomen die behoefte hebben aan speciale zorg waardoor er vermoedelijk meer...Show moreMet de komst van de Wet passend onderwijs in 2014, zullen er in het reguliere basisonderwijs meer leerlingen terechtkomen die behoefte hebben aan speciale zorg waardoor er vermoedelijk meer niveauverschillen tussen leerlingen in klassen zullen zijn. Een leerkracht kan hierop inspelen met instructie en opdrachten op verschillende niveaus en op verschillende werkwijzen. Dit wordt differentiatie genoemd (De Koning, 1973). Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het effect van differentiatie op de motivatie en de prestatie van leerlingen. De hoofdvraag in dit onderzoek luidt dan ook: ‘Is er een verband tussen de mate waarin docenten gedifferentieerd lesgeven, de motivatie van leerlingen en de prestatie van leerlingen?’. Om hier een antwoord op te kunnen geven, werden vragenlijsten afgenomen bij tien scholen in Nederland. Bij N = 10 leerkrachten werden vragenlijsten afgenomen om de mate van differentiatie te bepalen. Bij N = 277 leerlingen werden vragenlijsten afgenomen om hun motivatie te meten. De prestatie werd afgeleid uit de citoscores voor spelling en rekenen waarbij er een onderscheid gemaakt werd tussen benedengemiddeld, gemiddeld en bovengemiddeld presterende leerlingen. Er werd gekeken naar mogelijke verbanden tussen deze scores. Er werd geen significant verband gevonden tussen de mate van differentiatie van de leerkrachten en de motivatie van de leerlingen. Er werd eveneens geen significant verband gevonden tussen de mate van differentiatie van de leerkrachten en de prestatie van de leerlingen. Er werd wel een significant verband gevonden tussen de motivatie van de leerlingen en de prestatie van de leerlingen.Show less
In deze studie wordt onderzoek gedaan naar het verband tussen gedifferentieerd lesgeven van de leerkracht en de intrinsieke en extrinsieke motivatie van leerlingen. Met de invoering van de nieuwe...Show moreIn deze studie wordt onderzoek gedaan naar het verband tussen gedifferentieerd lesgeven van de leerkracht en de intrinsieke en extrinsieke motivatie van leerlingen. Met de invoering van de nieuwe wet Passend Onderwijs op 1 augustus 2014 is namelijk toenemende vraag ontstaan naar manieren om adequaat om te gaan met diversiteit in de klas. Gedifferentieerd lesgeven is het maken van onderwijsaanpassingen om in te spelen op verschillen tussen leerlingen. In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen reguliere schoolklassen en combinatieklassen, omdat er door de bevolkingskrimp mogelijk steeds meer combinatieklassen komen. Voor het onderzoek zijn samengestelde vragenlijsten ingevuld door 277 leerlingen en 20 leerkrachten uit de groepen 7 en 8. De ruwe scores van de leerlingen en de leerkrachten werden omgevormd tot klassengemiddelden en vervolgens zijn enkelvoudige regressies uitgevoerd. Zowel in reguliere klassen als in combinatieklassen zijn geen significante verbanden gevonden tussen differentiatie en motivatie. Voor reguliere klassen was een (niet-significante) positieve correlatie te zien tussen differentiatie en intrinsieke motivatie. In combinatieklassen was deze (niet-significante) relatie daarentegen negatief. Het advies is om in een grootschaligere studie opnieuw onderzoek te doen naar de precieze verbanden.Show less
Vanwege de invoering van de Wet Passend Onderwijs, waardoor leerkrachten waarschijnlijk meer zullen gaan differentiëren, is onderzocht of er een verband is tussen de mate van differentiatie van een...Show moreVanwege de invoering van de Wet Passend Onderwijs, waardoor leerkrachten waarschijnlijk meer zullen gaan differentiëren, is onderzocht of er een verband is tussen de mate van differentiatie van een leerkracht en de motivatie van leerlingen, en wat de rol van persoonlijke begeleiding binnen de differentiatie is. Honderdeenendertig jongens en 146 meisjes uit groep 7 en 8 en hun leerkrachten vulden vragenlijsten in. Vragen uit de Intrinsic Motivation Inventory werden gebruikt om de intrinsieke motivatie van de leerlingen te bepalen, door de onderzoeker toegevoegde vragen werden gebruikt om de mate van differentiatie van de leerkracht te bepalen. Ook werden vragen geselecteerd die over de mate van persoonlijke begeleiding binnen de differentiatie gingen. De motivatiescore van leerlingen uit een klas werd omgezet in een gemiddelde motivatiescore per klas, met behulp van een enkelvoudige regressie analyse werd bepaald of er een verband was tussen de mate van differentiatie van een leerkracht en de gemiddelde motivatie van zijn/haar klas. Er werd geen significant verband gevonden. Met een enkelvoudige regressieanalyse werd bepaald of er een verband was tussen de mate van persoonlijke begeleiding binnen de differentiatie en de gemiddelde motivatie van een klas, ook hier werd geen significant verband gevonden. De mate van differentiatie van de leerkracht, die in de toekomst door de invoering van de Wet Passend Onderwijs mogelijk toeneemt, lijkt geen gevolgen te hebben voor de motivatie van leerlingen.Show less