In dit onderzoek wordt er gekeken hoe docenten CBM-voortgangsgrafieken interpreteren en zal onderzocht worden of de factoren wiskundige kennis en grafiekkennis een invloed hebben op het begrip en...Show moreIn dit onderzoek wordt er gekeken hoe docenten CBM-voortgangsgrafieken interpreteren en zal onderzocht worden of de factoren wiskundige kennis en grafiekkennis een invloed hebben op het begrip en interpretatie van CBM-voortgangsgrafieken door docenten. De onderzoeksgroep bestaat uit 23 docenten die lesgeven in verschillende type onderwijs: basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. Zij hebben een demografische-en grafiekkennisvragenlijst ingevuld. Daarnaast hebben zij met de Think-Aloud-Taak twee standaardgrafieken van fictieve leerlingen hardop beschreven en geïnterpreteerd. De hypothesen zijn: (1) Er wordt een verschil verwacht tussen docenten met meer en minder wiskundige kennis. Docenten met meer wiskundige kennis zullen de CBM-voortgangsgrafieken accurater, vollediger en op een meer samenhangende wijze beschrijven en interpreteren; (2) Er wordt geen verschil verwacht tussen docenten met meer en minder wiskundige kennis met betrekking tot het aantal verbindingen tussen data en instructie dat zij maken; (3) Er wordt een verschil verwacht tussen docenten met meer en minder grafiekkennis. Docenten met meer grafiekkennis zullen de CBM-voortgangsgrafieken accurater, vollediger en op een meer samenhangende wijze beschrijven en interpreteren; (4) Er wordt geen verschil verwacht tussen docenten met meer en minder grafiekkennis met betrekking tot het aantal verbindingen tussen data en instructie dat zij maken. Uit de resultaten blijkt dat er geen significant verschil is tussen docenten met meer en minder wiskundige kennis of meer en minder grafiekkennis in hoe accuraat, volledig en samenhangend zij de CBM-voortgangsgrafiek beschrijven en interpreteren. Er is ook geen significant verschil tussen docenten met meer en minder wiskundige kennis en grafiekkennis en het aantal verbindingen tussen data en instructie. Wiskundige kennis en grafiekkennis hebben in dit onderzoek geen invloed op het begrip en de interpretatie van CBM-voortgangsgrafieken door docenten. Voor verder onderzoek wordt er aanbevolen een grotere steekproef te kiezen en de manier waarop wiskundige kennis en grafiekkennis gemeten wordt te optimaliseren.Show less
Does age matter when we consider the use of information and computer technology in the classroom by teachers? The present study examines a number of variables in relation to this question. No...Show moreDoes age matter when we consider the use of information and computer technology in the classroom by teachers? The present study examines a number of variables in relation to this question. No difference was found between the younger and older teachers with regards to their affective valences towards the use of ICT. Age does not predict the use of ICT in the classroom. Nor does it dictate what type of ICT-media is used by the teacher. The only difference that was found between the younger and the older teachers was in the way they acquired their knowledge about ICT use. Younger teachers seem to adopt a more informal way on how to improve their ICT skills.Show less
Hoewel er de laatste tijd steeds meer aandacht is voor het leesonderwijs, worden docenten vaker geconfronteerd met leerlingen die over onvoldoende leesvaardigheid beschikken. Tijdig ingrijpen is...Show moreHoewel er de laatste tijd steeds meer aandacht is voor het leesonderwijs, worden docenten vaker geconfronteerd met leerlingen die over onvoldoende leesvaardigheid beschikken. Tijdig ingrijpen is belangrijk bij deze leerlingen, om zo te voorkomen dat zij een leesachterstand ontwikkelen. Met behulp van Curriculum Based Measurement (CBM), een volgsysteem, kunnen de leervorderingen van deze leerlingen systematisch gevolgd worden en kunnen docenten indien nodig de instructie aanpassen voor deze leerlingen. Binnen CBM worden voortgangsdata weergegeven in grafieken. Een noodzakelijke voorwaarde om de juiste instructiebeslissingen te kunnen nemen, is het kunnen lezen en correct interpreteren van voortgangsgrafieken. Het belangrijkste doel van dit onderzoek was meer inzicht krijgen in de vaardigheden die docenten hebben om voortgangsgegevens uit CBM-grafieken af te lezen en correct te interpreteren, met als centrale vraag: ”Bestaat er een verband tussen de vaardigheid in het aflezen van grafieken en de interpretatie van CBM-voortgangsgrafieken door docenten?’’ Deelnemers waren docenten (N = 23) uit het basis- en voortgezet onderwijs. Er bleken geen significante verschillen te zijn tussen de algemene vaardigheid in het aflezen van grafieken van docenten die op school al gebruik maken van voortgangsgrafieken en docenten die hier geen gebruik van maken. Tevens zijn er geen significante verschillen gevonden tussen de scores op de interpretatie van CBM-grafieken van docenten die op school al wel of nog geen gebruik maken van voortgangsgrafieken. Tot slot is er geen verband gevonden tussen de algemene vaardigheid in het aflezen van grafieken en de interpretatie van CBM-voortgangsgrafieken. Wel is gebleken dat docenten moeite hebben met het interpreteren van CBM-voortgangsgrafieken.Show less