Dit onderzoek gaat over betrokkenheid van leerlingen op basisschool Paschalis. Hier presteren leerlingen op cognitief gebied bovengemiddeld. Leerkrachten willen graag dat de cognitief sterkste...Show moreDit onderzoek gaat over betrokkenheid van leerlingen op basisschool Paschalis. Hier presteren leerlingen op cognitief gebied bovengemiddeld. Leerkrachten willen graag dat de cognitief sterkste leerlingen ook betrokken zijn, en zochten naar tools om de betrokkenheid te vergroten. Het doel van dit onderzoek was om de betrokkenheid van bovenbouwleerlingen op de Paschalis te peilen en om handvatten toe te reiken om de betrokkenheid te vergroten. Dit is onderzocht middels de volgende onderzoeksvraag: Hoe ervaren bovenbouwleerlingen op de Paschalis hun betrokkenheid tijdens de lessen waarbij expliciete directe instructie wordt gegeven? Komt dit overeen met hoe hun leerkrachten dit ervaren en hoe kunnen zij de betrokkenheid van hun leerlingen vergroten? Bovenbouwleerlingen en -leerkrachten vulden een vragenlijst in. De vragenlijsten bestonden uit gesloten en open vragen. De gesloten vragen hadden betrekking op de vormen van betrokkenheid, en de open vragen op de huidige situatie en hoe betrokkenheid vergroot kan worden. De algemene betrokkenheid van leerlingen op de Paschalis is relatief hoog. De vier vormen van betrokkenheid verschillen significant van elkaar, waarbij agentic engagement als het laagst wordt ervaren. Leerlingen en leerkrachten lieten hierbij een soortgelijke verdeling zien. Er is onderzocht of het vaardigheidsniveau van leerlingen invloed had op de betrokkenheid, wat voor zowel taal als rekenen niet significant bleek te zijn. In de open vragen van de vragenlijst zijn er suggesties gegeven om de betrokkenheid te vergroten, waarbij spelletjes en actieve werkvormen genoemd werden. Om betrokkenheid te vergroten kan er ingespeeld worden op het vergroten van agentic engagement, en op suggesties van de leerlingen.Show less
Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
In dit onderzoek wordt gekeken hoe intertekstualiteit in de romans De consequenties en Kamers antikamers van Niña Weijers past binnen de opkomst van een nieuwe vorm van engagement in de literatuur....Show moreIn dit onderzoek wordt gekeken hoe intertekstualiteit in de romans De consequenties en Kamers antikamers van Niña Weijers past binnen de opkomst van een nieuwe vorm van engagement in de literatuur. Weijers’ werk wordt door middel van close reading geanalyseerd. De basis hiervoor is Maaike Meijers benadering van intertekstualiteit in In tekst gevat. Daaruit zijn drie niveaus van intertekstualiteit te destilleren en elk niveau staat in een van de hoofdstukken van deze scriptie centraal.Show less
Hoewel bekend is dat het cognitieve vermogen van een leerling een grote invloed heeft op de leerprestaties van die leerling, is minder algemeen bekend dat ook het leergedrag van een leerling een...Show moreHoewel bekend is dat het cognitieve vermogen van een leerling een grote invloed heeft op de leerprestaties van die leerling, is minder algemeen bekend dat ook het leergedrag van een leerling een grote invloed op de leerprestaties heeft. Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar adequaat instrumentarium om de cognitie te onderzoeken, is dit niet het geval voor het leergedrag. In dit onderzoek wordt de betrouwbaarheid van een zelf ontworpen observatie instrument om het leergedrag in kaart te brengen onderzocht en met dit instrument wordt tevens de relatie tussen leergedrag en leerprestatie onderzocht. Hierbij is gebruik gemaakt van systematische directe observatie en momentary time sampling. De respondenten waren 25 meisjes en 13 jongens uit de tweede klas van het praktijkonderwijs en het onderwijs voor nieuwkomers. Zij waren afkomstig uit twee scholen. Met behulp van correlatietoetsen zijn de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, test-hertestbetrouwbaarheid en de samenhang tussen leergedrag en leerprestatie berekend. Het is gebleken dat er een goede interbeoordelaars- en test-hertestbetrouwbaarheid bestaan voor dit instrument als geheel. Het passieve niet-aan-taak gedrag kon echter niet betrouwbaar worden gemeten. Het is opvallend dat er geen samenhang is gevonden tussen leergedrag en leerprestatie. Dit is mogelijk te verklaren door de specifieke groep leerlingen die aan het onderzoek deelnam. Het is mogelijk dat deze groep leerlingen een afwijkend beeld laat zien van andere leerlingen uit de tweede klas van het voortgezet onderwijs. Beperkingen en aanbevelingen worden besproken.Show less
Leerprestaties van leerlingen en hun gedrag in de klas beïnvloeden elkaar. Leerlingen die betrokken zijn bij de les, presteren beter. Om prestaties van leerlingen te verbeteren, zouden scholen...Show moreLeerprestaties van leerlingen en hun gedrag in de klas beïnvloeden elkaar. Leerlingen die betrokken zijn bij de les, presteren beter. Om prestaties van leerlingen te verbeteren, zouden scholen moeten inzetten op het optimaliseren van adequaat leergedrag van leerlingen. Hoewel diverse instrumenten leergedrag van leerlingen in kaart kunnen brengen, blijken deze instrumenten niet sensitief genoeg om, ook kleine, ontwikkelingen in leergedrag te meten. Om de progressie van leerlingen te kunnen beoordelen, is het belangrijk dat er een leergedragvolgsysteem komt waarmee scholen het leergedrag van leerlingen herhaaldelijk kunnen meten om zo veranderingen in leergedrag te kunnen vaststellen. In dit onderzoek is gezocht naar gedragsindicatoren die in staat zijn goed leergedrag te voorspellen. Vier tweedejaars klassen uit het voortgezet onderwijs participeerden in het onderzoek (N = 44). Er zijn vier gedragsindicatoren geobserveerd: actief leergedrag, aan taak, niet aan taak en storend gedrag. De mentor beoordeelde het leergedrag van leerlingen als zeer goed, goed of minder goed. Door de observaties in de klas te vergelijken met de beoordeling van de mentor, bleek de mate waarin een leerling actief leergedrag liet zien, verschilde tussen deze drie groepen. De groep die volgens de mentor zeer goed leergedrag liet zien, was ook meer aan taak dan leerlingen die volgens de mentor goed of minder goed leergedrag lieten zien. Er bleek geen verschil te zijn in de hoeveelheid tijd die de leerlingen met goed of minder goed leergedrag bezig waren met hun taak.Show less