Dit artikel bevat een casestudy naar de video-installatie Nightlife (2015) van de Franse kunstenaar Cyprien Gaillard die zichtbaar was in februari 2020 bij het HEM. 1 Vanuit het kunsthistorische...Show moreDit artikel bevat een casestudy naar de video-installatie Nightlife (2015) van de Franse kunstenaar Cyprien Gaillard die zichtbaar was in februari 2020 bij het HEM. 1 Vanuit het kunsthistorische macro-perspectief ontwrichting wordt een tweeledige analyse gepresenteerd gericht op toeschouwerschap. Zo wordt de conflicterende ruimtelijke ervaring en conflicterende politieke ervaring van Nightlife onderzocht. Ik beargumenteer dat de video-installatie een ontwrichtende werking op de toeschouwer heeft. Bovendien kan Nightlife gezien worden als een experimentele ruimte die door de apolitieke en nietteleologische aard een transformationele ervaring kan bewerkstelligen. Het onderzoek toont aan dat het werk een conflicterende fysieke ervaring veroorzaakt, het alledaagse beelden vervreemd en andere ontwrichtende methodes belichaamd om bij de toeschouwer een ontwrichtende ervaring te laten ontstaan.Show less
De vraag die in dit paper centraal staat, is of Chalmers` tweedeling tussen de easy problems en het hard problem terecht is. De analyse hiervan zal plaats vinden aan de hand van tegenargumenten die...Show moreDe vraag die in dit paper centraal staat, is of Chalmers` tweedeling tussen de easy problems en het hard problem terecht is. De analyse hiervan zal plaats vinden aan de hand van tegenargumenten die Churchland geeft in haar paper `The Hornswoggle problem`. Hieruit zal blijken dat Churchlands tegenargumenten in sommige gevallen belangrijke punten aankaarten maar uiteindelijk niet in staat zijn Chalmers` tweedeling onderuit te halen. Ook zal naar voren komen dat het debat, zowel vanuit Chalmers als vanuit Churchland, helderheid mist. Tot slot zullen twee tekortkomingen uit Chalmers` argumentatie worden toegelicht die tot de conclusie leiden dat Chalmers tweedeling tussen de easy problems en het hard problem niet terecht is.Show less
Het enactivisme is een benadering binnen de cognitiewetenschappen, waarvan aanhangers cognitieve processen beschouwen als lichamelijke processen die ontstaan door de wederkerige interactie tussen...Show moreHet enactivisme is een benadering binnen de cognitiewetenschappen, waarvan aanhangers cognitieve processen beschouwen als lichamelijke processen die ontstaan door de wederkerige interactie tussen het organisme en de omgeving. Enactivisten doen een poging om de cognitie- en neurowetenschappen te verreiken met ideeën uit de traditionele filosofie van de fenomenologie. In mijn onderzoek laat ik zien dat ze met deze poging in een spanningsveld terechtkomen, een spanningsveld tussen de subjectieve ervaring en objectieve meting van lichamelijke processen. Om verdieping en inzicht in het spanningsveld te bieden, onderzoek ik de verschillende epistemische waarden van beide stromingen. Zo beschouw ik dat binnen de cognitie- en neurowetenschappen het geven van causale verklaringen een belangrijke waarde is, om te kunnen interveniëren in processen. Daarnaast beschrijf ik dat binnen de fenomenologie betekenisvolle ervaring centraal staat, om terug te keren naar de dingen zelf. Ik beargumenteer dat enactivisten in staat zijn om de cognitie- en neurowetenschappen te integreren met ideeën uit de fenomenologie, op voorwaarde dat ervaring de gemeenschappelijke grond blijft waaruit onderzoek ontspringt en causale verbanden worden gezien als de stabiele eenheid van meerdere ervaringen.Show less
In het kader van vernieuwende vormen van online journalistiek bekijken we in dit onderzoek het verschijnsel 'newsgames'. Centraal staat de vraag of deze vorm van journalistiek positieve effecten...Show moreIn het kader van vernieuwende vormen van online journalistiek bekijken we in dit onderzoek het verschijnsel 'newsgames'. Centraal staat de vraag of deze vorm van journalistiek positieve effecten kan hebben op het leerproces en de ervaring van de nieuwsconsument. We beredeneren dat newsgames interactieve multimediale producties zijn. Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat multimediale verhalen, verhalen waar meerdere mediatypen gecombineerd worden, zoals tekst en beeld, positieve effecten kunnen hebben op het leerproces. Door het interactieve element zouden newsgames ook een vermakelijk aspect erbij krijgen, wat het leerproces alleen maar meer zou stimuleren. We hebben vijftien respondenten een newsgame laten spelen, de hardopdenkmethode laten gebruiken, en naderhand hebben wij hen geïnterviewd. Doel was erachter te komen hoe zij de newsgame hadden ervaren en wat voor effect het spel volgens hen op het leerproces had. Concluderend kunnen we stellen dat de newsgame over het algemeen positief werd ontvangen, maar dat de respondenten veel tekortkomingen aankaartten. We stellen ook dat dit waarschijnlijk een heersend beeld is voor het genre als geheel.Show less
Math-anxiety among primary school teachers is related to a lower quality of education (Hadley, & Dorward, 2001). Still, little is known about teachers with math-anxiety. In the current study,...Show moreMath-anxiety among primary school teachers is related to a lower quality of education (Hadley, & Dorward, 2001). Still, little is known about teachers with math-anxiety. In the current study, math-anxiety was examined among a group of Dutch primary school teachers. It was investigated whether the following factors were related to math-anxiety: gender, specialism, a obligatory achievement test, self-confidence in teaching, and years of experience in teaching. Data was collected through digital surveys including the Mathematics Anxiety Scale (Betz, 1978), the Abbreviated Math Anxiety Scale (Hopko, Mahadevan, Bare, & Hunt, 2003), and two scales for self-confidence in teaching (Bandura, 2006). A group of 209 Dutch primary school teachers completed the questionnaires. The group consisted of 87.1 percent women (n = 187) and 12.9 percent of men (n = 27), with ages ranging from 21 to 63 years with a mean age of 38.53 (SD = 11.93). Math-anxiety of younger primary school group teachers was higher than that of the older group teachers p = .005, d = .45). A multiple regression analysis showed that a higher degree of self-confidence in teaching was related to a lower level of math-anxiety in teachers p <.001, R2 = .095). These results can be used to support teachers in achieving a higher standard of math education. Therefore, strategies to increase self-confidence, especially focusing on younger school group teachers, may eventually result in reduced math-anxiety. Further research is required to also include other factors, such as a representative group male teachers, personality characteristics and previous experiences in mathematics.Show less
In deze thesis wordt er gekeken naar de persoonlijke ervaring van Laurens Jacobsz. Reael van het Wonderjaar 1566-1567 in Amsterdam. Als rijke koopman en voorman van de protestanten heeft Reael de...Show moreIn deze thesis wordt er gekeken naar de persoonlijke ervaring van Laurens Jacobsz. Reael van het Wonderjaar 1566-1567 in Amsterdam. Als rijke koopman en voorman van de protestanten heeft Reael de organisatie van de hagenpreken, de Beeldenstorm en het verloop van de daarop volgende troebelen van dichtbij meegemaakt. Later heeft hij zijn ervaringen beschreven in zijn Gedenkschriften. Aan de hand van dit egodocument wordt er in deze masterthesis gekeken naar zijn ervaringen en hoe Reael hiermee een beeld vormde over het Wonderjaar. Er wordt hierbij gekeken naar de invloed van persoonlijke ervaring van het Wonderjaar, Reael's positie in Amsterdam, zijn omgeving en persoonlijkheid op de beeldvorming in de Gedenkschriften. Dit alles wordt geplaatst in een breed kader, waarbij Reael wordt vergeleken met andere egodocumenten uit de Nederlanden.Show less
De vraag waarop in dit onderzoek antwoord op werd gezocht is: 'Hoe beleven pleeggrootouders de pleegzorgplaatsing?'. Via de Stichting Belangenbehartiging Pleeggrootouders Nederland zijn...Show moreDe vraag waarop in dit onderzoek antwoord op werd gezocht is: 'Hoe beleven pleeggrootouders de pleegzorgplaatsing?'. Via de Stichting Belangenbehartiging Pleeggrootouders Nederland zijn pleeggrootouders benaderd om deel te nemen aan dit onderzoek. Middels een semi-gestructureerd interview en een enquête zijn gegevens van vierendertig pleeggrootouders verzameld. Hiervan zijn er zestien geïnterviewd en achttien hebben de enquête ingevuld. Uit het onderzoek komt naar voren dat pleeggrootouders de verandering van het opa en oma zijn naar opvoeder zijn moeilijk vinden. Daarnaast geven zij aan dat verslaving aan alcohol of drugs, psychische problematiek bij een van de ouders en/of verwaarlozing de meest voorkomende redenen zijn waarom hun kleinkind bij hun woont. De motivatie om hun pleegkind in huis op te nemen is omdat ze willen dat ze hun kleinkind binnen de familie willen houden en niet naar een vreemd pleeggezin of instelling. Pleeggrootouders geven aan dat ze moeite hebben om de financiën rond te krijgen. Vaak vinden ze dat de pleegzorgvergoeding te weinig is voor de kosten die ze moeten maken. De relatie tussen grootouders en ouders verlopen wisselend, waarbij er in sommige gevallen sprake is van zeer goed contact en in andere zeer slecht (bedreigingen en mishandeling). De hulpverlening door Pleegzorg wordt als wisselend ervaren, vaak afhangend van de persoon die de hulpverlening biedt. De hulpverlening vanuit Bureau Jeugdzorg wordt door het merendeel van de pleeggrootouders als negatief ervaren. De pleeggrootouders vinden dat de gezinsvoogden niet goed naar hun luisteren en vinden de vele wisselingen niet prettig. Ook de contactfrequentie van zowel Pleegzorg als Bureau Jeugdzorg wordt wisselend ervaren: in tijden van problemen zouden de pleeggrootouders vaker contact willen hebben. Het is dan ook van belang dat de hulpverlening deze pleeggrootouders gaat ondersteunen en begeleiden op de bovengenoemde kanttekeningen, zodat een plaatsing bij grootouders positief blijft voor zowel de grootouders maar ook voor het kleinkind.Show less