Degene die kijkt heeft de macht, degene die bekeken wordt is machteloos. Deze dynamiek hoort bij de klassieke cinema die de mannelijke voyeuristische blik produceert en die de vrouw objectiveert en...Show moreDegene die kijkt heeft de macht, degene die bekeken wordt is machteloos. Deze dynamiek hoort bij de klassieke cinema die de mannelijke voyeuristische blik produceert en die de vrouw objectiveert en haar bekijkt enkel voor het eigen kijkplezier. Dit is wat ik in het eerste deel (hoofdstuk 1 en 2) van mijn onderzoek blootleg door middel van de klassieke filmtheorie aan de hand van Christian Metz’ theorie van de voyeur en het feministische antwoord op de klassieke filmtheorie van Laura Mulvey. De vraag rijst: Hoe kan de vrouw een actieve subject positie innemen in film? Op zoek naar een alternatieve modus van observatie voor een vrouwelijk subject in film zet ik in deel twee (hoofdstuk 2 en 3) de voyeur af tegen het concept van de flâneur. De flâneur is een historisch, subversief mannelijk figuur dat nauw verbonden is met de moderniteit en het stadse leven, en die het privilege geniet om vrijelijk te kijken en zich door de metropool te bewegen. Binnen het feministische debat zijn er ook vrouwelijke varianten van de flâneur beschreven. Sommige theoretici staan echter kritisch tegenover de vrouwelijke flâneur en achten haar bestaan alleen mogelijk in de vorm van prostituee of consument. Daarentegen zijn er enkelen met mij optimistisch over de mogelijkheid van een vrouwelijke flâneur in film als modus voor een vrouwelijke subjectpositie. De volgende stap in dit onderzoek is het loskoppelen de historische flâneur van de constitutieve eigenschappen, zoals voorgesteld door Ilija Tomanić Trivundža, om de feministische potentie van een vrouwelijke flâneur te onderzoeken. In navolging van Anke Gleber betoog ik dat een vrouwelijk flanerend subject in film zich niet beperkt tot een letterlijk flanerende vrouwelijke protagonist, maar ook ruimte maakt voor figuurlijk flâneren, zoals in de vorm van toeschouwer in de bioscoop, met het oog achter de camera, of als filmregisseur. Aan de hand van een aantal vergelijkende analyses ontwaar ik zowel letterlijk en figuurlijk flanerende vrouwen in avant-gardefilms, zoals in Rape (1969) van Yoko Ono en Cléo de 5 à 7 (1962) van Agnès Varda, vind ik een lesbische flâneur in Portrait d'une jeune fille de la fin des années 60 à Bruxelles (1994) van Chantal Akerman, een queer-flâneur in Night Soil - Economy of Love (2015) van Melanie Bonajo, en eindig mijn onderzoek (hoofdstuk 4) met een gekleurde vrouwelijke flâneur in de Strolling- serie van Cecile Emeke. Met deze casussen toon ik aan dat een vrouwelijk flanerend subject in film inclusief feministische potentie bevat.Show less