This thesis investigated whether maltreating mothers show more physiological reactivity during crying in an attachment paradigm than non-maltreating mothers and whether this relationship is...Show moreThis thesis investigated whether maltreating mothers show more physiological reactivity during crying in an attachment paradigm than non-maltreating mothers and whether this relationship is moderated by mothers own experience of child maltreatment. Previous research investigating physiological reactivity during crying yielded inconsistent results and did not show crying in a context. Because the reaction to crying in an attachment relationship is especially important, in this research project crying in an abstract animation movie showing an attachment paradigm was used. In this study data of 30 maltreating and 30 non-maltreating mothers was used. Maltreatment status was investigated with the Maltreatment Classification System and with the Maternal Maltreatment Classification Interview. Heart rate of the mothers was measured during viewing of the attachment paradigm. Own experience of maltreatment of the mothers was investigated with the Childhood Trauma Questionnaire. A significant decline in heart rate appeared for all mothers the first time they watched the attachment paradigm indicating an attention process. The results indicated no difference between maltreating and non-maltreating mothers in physiological reactivity during crying in the attachment paradigm. Mothers own experience of child maltreatment was not a significant moderator in this association. The attachment paradigm which was previously only used in research with infants has now proven to be usable in research with adults. Replication is needed in a bigger sample. Future research should investigate possible other moderating factors such as attachment representation and should use other measures to measure autonomic nervous system arousal.Show less
Doel: Deze studie is erop gericht om door middel van kwantitatief onderzoek een aantal aspecten van sociale steun te onderzoeken in het licht van gehechtheid aan het ongeboren kind en...Show moreDoel: Deze studie is erop gericht om door middel van kwantitatief onderzoek een aantal aspecten van sociale steun te onderzoeken in het licht van gehechtheid aan het ongeboren kind en zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol. De onderzoeksvraag: (A) ‘Heeft de mate van ervaren sociale steun invloed op de gehechtheid aan het ongeboren kind en het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol van aanstaande jonge moeders?’ en (B) ‘Is het gevonden effect van de mate van sociale steun op de gehechtheid aan het ongeboren kind en het zelfvertrouwen ten aanzien van de moederrol, verschillend voor aanstaande hoog-risicomoeders en laag-risicomoeders?’ Methode: 52 aanstaande moeders met een gemiddelde leeftijd tussen de 16 en 26 jaar, in verwachting van hun eerste kind en gemiddeld 29,5 weken zwanger. Op basis van zeven opgestelde risicofactoren voor de zelfredzaamheid van de aanstaande moeder (zoals armoede, een beperkt of instabiel netwerk, psychische problematiek en middelengebruik) zijn 23 moeders in de hoog-risicogroep en 29 moeders in de laag-risicogroep geplaatst. Resultaten: Uit de resultaten blijkt dat laag-risicomoeders meer totale sociale steun ervaren als hoog-risicomoeders, laag-risicomoeders meer sociale steun ervaren van zowel familie, vrienden als significante anderen dan hoog-risicomoeders, de totale mate van ervaren sociale steun een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de met de gehechtheid van de moeder aan het ongeboren kind in kwaliteit en de mate van ervaren sociale steun van vrienden een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de met de gehechtheid van de moeder aan het ongeboren kind in kwaliteit. Discussie: Er kan geconcludeerd worden dat laag-risicomoeders over het algemeen meer sociale steun ervaren dan hoog-risicomoeders en dat de totale mate van ervaren sociale steun en de ervaren sociale steun van vrienden een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de gehechtheid van de moeder aan het ongeboren kind.Show less
Loyaliteit naar ouders is een veelgenoemd argument voor terugplaatsing van pleegkinderen naar hun ouders. Hierbij wordt veelal uitgegaan van de bloedband tussen ouder en kind, die wordt beschreven...Show moreLoyaliteit naar ouders is een veelgenoemd argument voor terugplaatsing van pleegkinderen naar hun ouders. Hierbij wordt veelal uitgegaan van de bloedband tussen ouder en kind, die wordt beschreven in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en door Nagy, een Hongaarse gezinstherapeut. Beide noemen de band tussen ouder en kind van groot belang en stellen dat ouders de plicht en het recht hebben het kind op te voeden en het kind recht heeft opgevoed te worden door zijn ouders. Daarbij dient het belang van het kind dient voorop te staan. Loyaliteit is hierin een onduidelijk, en soms verkeerd geïnterpreteerd, begrip. In deze scriptie worden twee soorten loyaliteit van het kind beschreven: emotionele loyaliteit en zijnsloyaliteit. Dit onderscheid wordt vaak niet gemaakt, maar is van belang voor het kind. In dit onderzoek is gekeken of het Relatiediagram inzicht biedt in deze vormen van loyaliteit bij pleegkinderen. Voor onderhavig onderzoek is gebruik gemaakt van het Relatiediagram (SL7) en enkele andere signaleringslijsten van het Pedagogisch Signalerings Instrumentarium voor het Pleeggezin (PSI-P). In onderhavig onderzoek zijn 48 kinderen van 6;0-11;11 jaar onderzocht, omdat vanaf 6;0 jaar het Relatiediagram kan worden ingevuld. Aan de hand van de gegevens uit het Relatiediagram en andere signaleringslijsten van het PSI-P zijn zowel kwalitatieve als kwantitatieve analyses uitgevoerd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het Relatiediagram veel informatie biedt over de beleving van relaties door het pleegkind. Aan de hand hiervan, zeker in combinatie met andere lijsten kan inzicht worden verkregen in gehechtheid en loyaliteit. Onderscheid tussen emotionele en zijnsloyaliteit kan worden gemaakt en eventuele loyaliteitsconflicten kunnen naar voren komen. Emotionele loyaliteit is van belang met betrekking tot de ontwikkeling van het kind. Het PSI-P, en met name het Relatiediagram, zou in geval van eventuele terugplaatsing goed kunnen worden ingezet. Oudercontacten zijn negatief van invloed gebleken op de hechtings- en opvoedingsrelatie tussen het pleegkind en zijn pleegouders. Oudercontacten zijn echter wel van belang voor het kind in verband met de zijnsloyalteit en zijn identiteitsontwikkeling. De hechtings- en opvoedingsrelatie is van groot belang voor het kind om zich te kunnen ontwikkelen. Ondersteuning in de relatie met pleegouders is nodig, waarbij afspraken omtrent het contact met de ouders aangepast kunnen worden. De frequentie is niet van belang gebleken. Uit de gegevens blijkt echter dat duidelijkheid over de betekenis van de ouder voor het kind, nu en in de toekomst (zich houden aan afspraken; wel of geen terugplaatsing), van groot belang is willen problemen voorkomen kunnen worden.Show less