Sibling aggression is a common phenomenon which can lead to negative outcomes on the development of children. Aggression between siblings can possibly be explained by the quality of the sibling...Show moreSibling aggression is a common phenomenon which can lead to negative outcomes on the development of children. Aggression between siblings can possibly be explained by the quality of the sibling relationship and gender. The aim of the current study is to investigate whether anger in response to a sibling, as an indicator of the quality of the sibling relationship, is related to sibling aggression and whether gender plays a moderating role. A sample of 18 sibling pairs (oldest sibling: aged 10 to 18 years, M = 14, SD = 1.9) participated. The aggression between siblings was measured with the sibling version of the Conflict Tactics Scale, CTS2-SP. To measure anger in response to provocative behavior of the sibling a Virtual Reality (VR) task was used. The provocative behavior was believed to be controlled by their sibling but was actually an avatar. The participants were also asked if they believed if their sibling controlled the avatar during the VR task. The scores of the oldest sibling of the pairs were included. The results showed that anger in response to the sibling was not related to sibling aggression and that participants showed equal aggression towards their sibling. Also, no gender differences were found between participants in the link between anger and aggression, so gender did not play a moderating role. It seems that gender differences in siblings play a smaller role than in boys and girls for showing aggression. The results suggest that aggression between siblings might be more normal and accepted than aggression between boys and girls and that siblings may be more used to each other compared to non-family related children. However, further research is needed, to understand the phenomenon of sibling aggression even better in order to prevent it, since the consequences of sibling aggression can be profoundly serious.Show less
Deze scriptie onderzoekt de Women's International League for Peace and Freedom (WILPF) in de periode van 1936 tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. De scriptie richt zich specifiek op de...Show moreDeze scriptie onderzoekt de Women's International League for Peace and Freedom (WILPF) in de periode van 1936 tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. De scriptie richt zich specifiek op de positionering van de WILPF ten opzichte van gender en pacifisme. Het onderzoek is gebaseerd op de analyse van circulaires van de WILPF die in de periode van 1936 tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog verstuurd zijn.Show less
Bachelor thesis | Film- en literatuurwetenschap (BA)
closed access
In deze scriptie worden verschillende vormen van mannelijkheid en vrouwelijkheid belicht en bevraagd aan de hand van populaire culinaire films, alsmede hoe deze dynamieken zich meten aan bestaande...Show moreIn deze scriptie worden verschillende vormen van mannelijkheid en vrouwelijkheid belicht en bevraagd aan de hand van populaire culinaire films, alsmede hoe deze dynamieken zich meten aan bestaande machtsverhoudingen en representaties van gender in de culinaire industrie.Show less
Er zijn veel soorten beroepen die mensen kunnen uitoefenen. Boer, kokkin, chef, journaliste of minister? Het is slechts een greep uit de grote getale waarin beroepsaanduidingen voorkomen. Op...Show moreEr zijn veel soorten beroepen die mensen kunnen uitoefenen. Boer, kokkin, chef, journaliste of minister? Het is slechts een greep uit de grote getale waarin beroepsaanduidingen voorkomen. Op redacties wordt grondig gediscussieerd of hierbij gendermarkerende of genderneutrale beroepsaanduidingen gebruikt moeten worden. Dit onderzoek richt zich op het huidige debat rondom deze kwestie en op welke manier dit debat zich afspeelt binnen de redacties van Nederlandse kranten. Aan de ene kant van de discussie bevindt zich de groep die vindt dat er geen onderscheid tussen genders gemaakt moet worden en er een vaste beroepsaanduiding voor alle genders gehanteerd moet worden. Dit komt vaak al snel neer op de beroepsaanduiding die oorspronkelijk mannelijk is. De andere partij in deze discussie vindt dat vrouwen daarmee zichtbaarheid verliezen in de taal en dat heeft nadelige gevolgen voor vrouwen. Redacties moeten keuzes maken hoe ze hiermee om willen gaan. De meeste redacties leggen dit vast in een, al dan niet openbaar, stijlboek. Dan is het nog de vraag of deze voorschriften nageleefd worden in de praktijk en wat de medewerkers binnen de redactie van deze voorschriften vinden. Dat vraagstuk resulteert in de volgende hoofdvraag: Hoe gaan Nederlandse kranten om met gender in beroepsaanduidingen? Deze vraag wordt in deze scriptie beantwoord aan de hand van twee deelvragen: 1. Welke keuzes maken Nederlandse kranten in de praktijk wat betreft gender in beroepsaanduidingen? 2. Wat zijn de opvattingen van de stijlboeken, hoofdredacteuren, eindredacteuren en ombudspersonen van de kranten over gender en beroepsaanduidingen? Om de eerste deelvraag te beantwoorden is een kwantitatieve analyse van artikelen van Nederlandse kranten uitgevoerd. Hierin werden beroepsaanduidingen gezocht en gecodeerd aan de hand van vijf hoofdcategorieën met bijbehorende subcategorieën die uit de literatuur zijn ontstaan. Om de tweede deelvraag te beantwoorden zijn hoofdredacteuren, eindredacteuren en ombudspersonen van NRC Handelsblad, de Volkskrant, Trouw, Algemeen Dagblad en De Telegraaf geïnterviewd aan de hand van topiclijsten die zijn ontstaan aan de hand van de wetenschappelijke literatuur. 3 Uit de resultaten blijkt dat Nederlandse kranten moeite hebben met gender in beroepsaanduidingen. Er is geen duidelijke norm die handvatten biedt aan de redactie. Hierdoor is een grote mate aan inconsistentie in het gebruik van gender in beroepsaanduidingen. Zowel in de artikelen, als in de opvattingen van de medewerkers van de Nederlandse kranten.Show less
The aim of the present study is to investigate the relationship between the amount of day care and the quality of mother-child relationship for babies around 12 months of age. It is important to...Show moreThe aim of the present study is to investigate the relationship between the amount of day care and the quality of mother-child relationship for babies around 12 months of age. It is important to investigate this relationship as many more parents use daycare for young children nowadays than in the past. The sample of the current study was a semi-random selection from a larger longitudinal study. The participants consisted of 70 mothers between 25 and 44 years old (M = 32.9 years, SD = 3.9) and their babies who where around 12 months old (M = 378.9 days, SD = 12.8). Based on earlier research, it was predicted that fewer hours of day care would be associated with a more secure attachment relationship. In addition, it was predicted that this relationship would be moderated by the temperament and the gender of the child. Mothers where invited to participate in the Babylab at the Leiden University. The Strange Situation Procedure (Ainsworth, 1978) was used to assess attachment quality and temperament was measured by the Dutch version of the Infant Characteristic Questionnaire (Kohnstam, 1984). Contrary to our hypothesis, it was found that infants who spent more than 20 hours of day care were more securely attached than infants who had less than 20 hours of day care. This difference was found not to be moderated by the level of temperamental difficultness or the gender of the infant. In conclusion, the current study takes a more positive view on more hours of day care for babies around 12 months old. Future research should include factors, such as quality of daycare and caregiver sensitivity, to further clarify the relationship between attachment quality and amount of daycare usage.Show less
My thesis investigates the problem of contrasting image-making of politicians in the 1970s and 1980s in the Netherlands. It studies the image-making of politicians, which saw the changing of norms...Show moreMy thesis investigates the problem of contrasting image-making of politicians in the 1970s and 1980s in the Netherlands. It studies the image-making of politicians, which saw the changing of norms in the political arena, professionalisation of journalism and wider social-cultural changes. Strikingly, during this period of emancipation of women and more women entering politics, the writing about female politicians stays partly stereotypical, whilst their self-presentation also follows stereotypical narratives in specific instances.Show less
Deze scriptie past de dragtheorie van Mowats "Don't be a Drag, just be a Priest" toe op grafmonumenten van mogelijke galli. Daarmee hoopt deze scriptie het gebruik van deze theorie aan te moedigen.
Due to the rise of the internet and social media in the 21st century, we are seeing a shift in behaviours from the offline to the online world. This has both positive and negative consequences. One...Show moreDue to the rise of the internet and social media in the 21st century, we are seeing a shift in behaviours from the offline to the online world. This has both positive and negative consequences. One of these consequences is a rise in cyberbullying cases, which could lead to negative effects for victims. Therefore, it is important to research ways to prevent cyberbullying. The goal of this research paper was to investigate the relationship between social media use and perpetration of cyberbullying and what role gender plays in this relationship, thereby possibly identifying gender and social media use as possible risk factors for perpetration of cyberbullying. The study assessed self-reported social media use including sexting and cyberbullying experiences and behaviours in a sample of 120 young adults between the ages of 18 to 24 years old (N = 38 males, Mean age = 21.94). Data was analysed with a multiple regression analysis. Results showed that, for women, there was a positive relationship between social media use and the perpetration of cyberbullying. For men no such relationship was found. Our findings are in line with evolutionary and gender socialization theories that suggest women are more inclined to use indirect forms of aggression whereas men are more inclined to use direct forms. These results have implications for future research into risk factors for cyberbullying and for identifying risk factors to prevent perpetration in practice. The focus in research and in practice should not only lie in identifying individual risk factors, but also consider the importance of gender effects.Show less
Gezichtsuitdrukkingen zijn een van de meest belangrijke en krachtige manieren van mensen om emoties te communiceren. Gezichtsuitdrukkingen ontstaan door activatie van bepaalde gezichtsspieren. Een...Show moreGezichtsuitdrukkingen zijn een van de meest belangrijke en krachtige manieren van mensen om emoties te communiceren. Gezichtsuitdrukkingen ontstaan door activatie van bepaalde gezichtsspieren. Een groep gezichtsspieren die samen een actie uitvoert, zoals het optrekken van de binnenkant van de wenkbrauw wordt een Action Unit (AU) genoemd. OpenFace is een softwareprogramma dat AU’s detecteert die zijn gekoppeld aan zes basis emoties. Bij onderzoek hiernaar wordt voornamelijk gebruik gemaakt van geacteerde emotionele gezichtsuitdrukkingen. Er is nog relatief weinig bekend over ‘niet-geacteerde’, ‘spontane’ emotionele gezichtsuitdrukkingen en de classificatie hiervan door OpenFace. Tevens is weinig bekend over genderverschillen in de evaluatie van emotionele gezichtsuitdrukkingen. In deze studie is de samenhang onderzocht tussen OpenFace evaluaties en participant-evaluaties van (semi-)spontane emotionele gezichtsuitdrukkingen en genderverschillen daarbinnen. De steekproef van deze studie betrof 78 participanten, die videosegmenten van (semi-)spontane emotionele gezichtsuitdrukkingen hebben geëvalueerd op basis van de zes basis emoties. Met correlatietoetsen is samenhang gevonden tussen de evaluaties van de participanten en OpenFace. Ook is een genderverschil gevonden in de evaluaties. Er is geen verschil gevonden in de samenhang die de verschillende gendergroepen hadden met OpenFace. Deze bevindingen zijn een startpunt voor vervolgonderzoek, dat kan beantwoorden welke alternatieve AU-combinaties mogelijk aanwezig zijn bij (semi-)spontane emotionele gezichtsuitdrukkingen en de genderverschillen binnen de herkenning daarvan.Show less
Slechts een minderheid van Japanse vaders nemen vaderschapsverlof op na de geboorte van hun kind. Maar door onderzoek te doen naar deze minderheid kan de waarde van vaderschapsverlof ontdekt worden...Show moreSlechts een minderheid van Japanse vaders nemen vaderschapsverlof op na de geboorte van hun kind. Maar door onderzoek te doen naar deze minderheid kan de waarde van vaderschapsverlof ontdekt worden. In deze scriptie wordt doormiddel van een blog analyse gekeken naar de redenen waarom vaders in Japan langdurig vaderschapsverlof opnemen en de veranderingen die de vaders meemaken tijdens deze verlofperiode. Hiermee belicht deze scriptie de effectiviteit van langdurig vaderschapsverlof op de gezinsband en work-life balance van de ouders.Show less
Bachelor thesis | Film- en literatuurwetenschap (BA)
closed access
Vergelijkend onderzoek naar het gebruik van het traditionele vrouwelijk symbool uit de Ierse poëtische traditie in Seamus Heaney's bundel North en Eavan Bolands bundel A Woman Without a Country.
The Dutch government has called for a “reading offensive” to ensure a drastic change in the reading development of Dutch high school students. This urgent call is a response to the significant drop...Show moreThe Dutch government has called for a “reading offensive” to ensure a drastic change in the reading development of Dutch high school students. This urgent call is a response to the significant drop of students’ reading ability over the past years. The “reading offensive” focuses primarily on making sure that students will read more. However, previous research suggests that reading selfconcept is a crucial aspect of reading ability, next to reading behavior and gender. This research study therefore examined reading behavior and gender in the relationship between reading self-concept and reading ability. Students from the first two grades in high school (N = 158; Mage = 13.11 years; SD = .69) completed online questionnaires and read two maze-texts. To analyze the data several correlations, a Pearsons chi-square test and hierarchical multiple regressions were performed. The correlations showed a relationship between reading self-concept and reading ability, but no gender differences within these two variables. Girls did read more than boys, although this was a small effect. There was no moderating effect of gender on the relationship between reading self-concept and reading ability. However, the relationship between reading self-concept and reading ability was moderated by reading behavior. Students with a low self-concept who considered themselves as ‘leisure readers’ had lower reading ability scores than students with a low self-concept who considered themselves as ‘non-leisure readers’. The difference between leisure and non-readers in regard to their reading abilities corresponds with a Matthew-effect and the “bad is stronger than good”-hypothesis, implying that negative experiences in reading have worse consequences than positive experiences, with self-concept being considered as a crucial counterpart of interventions improving reading ability, before improving reading ability and thereby improving reading behavior. Implications and suggestions for interventions and follow-up research are discussed.Show less
Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
In dit onderzoek wordt gekeken hoe intertekstualiteit in de romans De consequenties en Kamers antikamers van Niña Weijers past binnen de opkomst van een nieuwe vorm van engagement in de literatuur....Show moreIn dit onderzoek wordt gekeken hoe intertekstualiteit in de romans De consequenties en Kamers antikamers van Niña Weijers past binnen de opkomst van een nieuwe vorm van engagement in de literatuur. Weijers’ werk wordt door middel van close reading geanalyseerd. De basis hiervoor is Maaike Meijers benadering van intertekstualiteit in In tekst gevat. Daaruit zijn drie niveaus van intertekstualiteit te destilleren en elk niveau staat in een van de hoofdstukken van deze scriptie centraal.Show less
Bachelor thesis | Film- en literatuurwetenschap (BA)
closed access
In deze scriptie wil ik toelichten hoe taal, essentialisme en bepaalde culturele constructies kunnen worden geanalyseerd, versterkt of doorbroken in populaire media. Ik wil dit doen aan de hand van...Show moreIn deze scriptie wil ik toelichten hoe taal, essentialisme en bepaalde culturele constructies kunnen worden geanalyseerd, versterkt of doorbroken in populaire media. Ik wil dit doen aan de hand van Ursula le Guin’s Earthsea-serie. De reden waarom ik zal betogen dat deze romanserie relevant is voor deze discussie is de manier waarop de serie omgaat met verschillende en vaak tegenstrijdige vertogen. Een belangrijk thema in deze scriptie is de (magische) werking van taal en hoe taal de wereld construeert en deconstrueert.Show less
Hoe valt te verklaren dat meisjes al vanaf 1871 deelnamen aan het onderwijs op de hogere burgerschool? Het hbs-onderwijs diende bij uitstek om de ondernemende, moderne burger op te leiden, een...Show moreHoe valt te verklaren dat meisjes al vanaf 1871 deelnamen aan het onderwijs op de hogere burgerschool? Het hbs-onderwijs diende bij uitstek om de ondernemende, moderne burger op te leiden, een notie die lijnrecht tegenover het negentiende-eeuwse ideaal van de passieve, zorgzame vrouw staat. Het is daarom des te frappanter dat meisjes nog geen tien jaar na de oprichting van de hbs, zonder actieve steun van pressiegroepen, werden toegelaten tot juist deze school. Bovenstaande vraag tracht beantwoord te worden via een blik op het masculiene karakter van de hbs, waarom meisjes in 1871 werden toegelaten, en waarom steeds meer meisjes deel konden blijven nemen aan het onderwijs op de hbs. Literatuur keek tot nu toe voornamelijk naar de meningen die feministen, politici, en pedagogen over gemengd onderwijs hadden, terwijl geconcludeerd wordt dat die discussie amper impact had op de praktijk. De focus in dit onderzoek ligt daarom bij die praktijk middels raadpleging van verzoekschriften tot toelating, enquêtes onder schooldirecteuren en gedenkboeken van hbs’en.Show less
Yosano Akiko (1878-1942) is een van de beroemdste schrijfsters uit Japan. Zij schreef o.a. gedichten en vertaalde Klassiek Japanse literatuur naar Modern Japans. Echter schreef zij ook...Show moreYosano Akiko (1878-1942) is een van de beroemdste schrijfsters uit Japan. Zij schreef o.a. gedichten en vertaalde Klassiek Japanse literatuur naar Modern Japans. Echter schreef zij ook feministische essays en kinder- en meisjes verhalen. Vooral haar shōjo shōsetsu (meisjes verhalen) worden in Engels -en Japanstalige literatuur nauwelijks behandeld, omdat zij worden bestempeld als broodschrijverij. In deze scriptie laat ik door een analyse Akiko's shōjo shōsetsu 'Tamaki no ichinenkan' (Tamaki's Jaar) zien dat dit beeld van haar shōjo verhalen te simplistisch is omdat dit verhaal niet zomaar de shōjo-gendernormen uit de Meiji-periode reflecteert, maar een afspiegeling was van het vrouwbeeld en de levensstijl die Akiko in haar essays aanprees. Deze verhalen kunnen worden gezien als een uitwerking van haar feministische essays voor jonge meisjes, en hadden dus duidelijk een ideologische boodschap. Middels dit verhaal bood Akiko een alternatief voor de gendernorm (die tevens de standaard was in shōjo shōsetsu) van ‘de shōjo als ryōsai kenbo (goede vrouw en wijze moeder)-in-spe’.Show less