Deze scriptie gaat over het percentage vrouwen aan de top binnen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). We leven in een samenleving waarin diversiteit en inclusiviteit een steeds...Show moreDeze scriptie gaat over het percentage vrouwen aan de top binnen de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). We leven in een samenleving waarin diversiteit en inclusiviteit een steeds belangrijker wordende thema is. Veel organisaties passen hun personeelsbeleid hierop aan en proberen gelijke kansen te bevorderen. Echter, zijn er nog veel organisaties die er moeite mee hebben om hun personeelsbeleid aan te passen en concrete doelen te formuleren. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen wat de stand van zaken bij de RVO is, als het gaat om de doorstroming van vrouwen naar het midden- en topmanagement tussen de jaren 2015-2020. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag gesteld: Welke factoren hebben invloed op de doorstroming van vrouwen naar het midden- en topmanagement binnen de RVO en in hoeverre kan een verhoogde vrouwenquotum een instrument zijn om een meer gelijke verdeling te realiseren? De factoren worden uitvoerig besproken en gekoppeld aan de RVO om te kijken hoe de stand van zaken nu is in die organisatie. Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is er gebruik gemaakt van een case study. De case study in dit onderzoek beschrijft de situatie omtrent het aantal vrouwen in het midden- en topmanagement van de RVO in de jaren 2015-2020 en of/welke instrumenten er zijn ingezet om de doorstroming op gang te krijgen. Daarnaast is er gebruik gemaakt van het team ServicePunt Werken (SPW). Er zijn vragenlijsten naar hen gestuurd om meer inzicht te krijgen in de organisatiecultuur en wat hun perceptie, als werknemers van de RVO, is over het diversiteits- en inclusiviteitsbeleid van de organisatie. Op basis hiervan is naar voren gekomen dat er binnen de RVO meer aandacht is geweest voor genderstereotypering dan voor andere factoren. De man-vrouw verhouding binnen de gehele organisatie is van 2015-2020 redelijk gelijk gebleven. In het midden- en topmanagement zijn er wel veel verschuivingen zichtbaar, waardoor er meer vrouwen zitting hebben genomen in hogere functies. Niet alle aspecten zijn onderzocht, omdat er een beperkte tijdsperiode was voor het schrijven van deze scriptie en het onderzoeken. Ook heeft het onderzoek zich met de vragenlijst gericht op één team, maar het zou beter zijn geweest om de gehele organisatie te betrekken bij het onderzoek om zo tot een algehele conclusie te komen over de organisatie en het diversiteits- en inclusiviteitsbeleid.Show less
Volgens gangbare stereotypen zijn meisjes beter in taal en jongens in rekenen. Dat wil zeggen, meisjes hebben een betere semantische kennis en weten beter wanneer welk woord gebruikt kan worden....Show moreVolgens gangbare stereotypen zijn meisjes beter in taal en jongens in rekenen. Dat wil zeggen, meisjes hebben een betere semantische kennis en weten beter wanneer welk woord gebruikt kan worden. Jongens zijn daarentegen beter in het oproepen en toepassen van rekenkennis. Of deze stereotypering een fabel of een feit is, is nog onduidelijk. Ook is er nog geen consensus of er een verband is tussen taal- en rekenvaardigheid en of sekse een invloed heeft op het verband tussen taal- en rekenvaardigheid. Daarom is onderzocht wat het verband is tussen sekse, taal- en rekenvaardigheid. Het onderzoek is uitgevoerd bij 94 kleuters uit groep 2 (Nmeisjes = 43), met behulp van een taaltaak en een viertal rekentaken. Uit het onderzoek is gebleken dat er een significant verband is tussen taal- en rekenvaardigheid, p = .002, ŋ2 = .18. Taalvaardigheid had een verband met het identificatievermogen, p = .05, ŋ2 = .04, het vergelijkingsvermogen, p < .001, ŋ2 = .15, en de optelvaardigheid, p = .002, ŋ2 = .11. Meisjes hadden geen betere taalvaardigheid dan jongens, p = .40, 1-β = .13. Ook presteerden jongens niet beter op de rekentaken dan meisjes, p > .05. Sekse had tevens geen significant effect op het verband tussen taal- en rekenvaardigheid, p = .07, 1-β = .63. Hieruit kan worden geconcludeerd dat taalvaardigheid de rekenvaardigheid beïnvloedt, dat de genderstereotypering op het gebied van taal- en rekenvaardigheid een fabel is en dat sekse geen invloed heeft op het verband tussen taal- en rekenvaardigheid.Show less