Sinds het begin van de evolutie huist er een gevoel voor hoeveelheden in mens en dier. Hoe deze aanleg zich ontwikkelt tot de performance bij rekenen blijft ongewis evenals de vraag of de...Show moreSinds het begin van de evolutie huist er een gevoel voor hoeveelheden in mens en dier. Hoe deze aanleg zich ontwikkelt tot de performance bij rekenen blijft ongewis evenals de vraag of de verstoring in het gevoel voor hoeveelheden verband houdt met de ontwikkeling van rekenproblemen. Door de ontwikkeling naar rekenperformance te duiden, is het in de toekomst mogelijk om adequaat te interveniëren. Om te testen hoe het gevoel voor hoeveelheden samenhangt met rekenprestaties werd op een aantal scholen een correlationeel onderzoek uitgevoerd bij kleuters, kinderen uit groep zes, acht en brugklassers. De reactie tijden en accuratesse op een getalgevoeligheidstest vormden indicatoren voor het gevoel voor hoeveelheden. De andere uitkomstmaten werden weergegeven met de Weberfractie (w). De w is verkregen door het contrast uit te zetten tegen de reactietijd (RT) ofwel de accuratesse (Acc). Een rekentest onderscheidde kinderen met rekenproblemen van kinderen zonder rekenproblemen. Uit dit onderzoek blijkt dat kinderen met rekenproblemen en kinderen zonder rekenproblemen niet significant verschilden in hun algehele gevoel voor hoeveelheden en in hun getalgevoeligheid. Dit gold voor de prestaties op de rekentaken gemiddelde reactietijden (p = .06, d = 0.50, 1-β = .46) en de gemiddelde accuratesse (p =.07, d = 0.47, 1-β = .23), maar ook voor de Weber reactietijd (p = .20, d = 0.27, 1-β = .20) die met de laptoptaak gemeten is. Dit onderzoek biedt geen reden om aan te nemen dat een verstoring van het gevoel voor hoeveelheden voorspeller is van latere rekenproblemen. De waarneming van contrasten speelt wellicht een geringere rol dan werd verondersteld.Show less
Een kind met rekenproblemen heeft, onafhankelijk van intelligentie, moeite met het logisch redeneren dat van belang is bij het vlot en accuraat kwantificeren, ordenen en verwerken van hoeveelheden...Show moreEen kind met rekenproblemen heeft, onafhankelijk van intelligentie, moeite met het logisch redeneren dat van belang is bij het vlot en accuraat kwantificeren, ordenen en verwerken van hoeveelheden en cijfers. Een van de onderliggende factoren van rekenproblemen is een verminderd gevoel voor hoeveelheden, wat het vermogen is om, zonder te tellen, aan te geven of een hoeveelheid (zowel non-symbolisch als symbolisch) groter is dan een andere hoeveelheid. Volgens de “symbolisch numerieke zwakte” hypothese ontstaan rekenproblemen rond het zesde á achtste levensjaar, waarbij een verminderd symbolisch gevoel voor hoeveelheden zorgt voor rekenproblemen. De “algehele hoeveelheden zwakte” hypothese stelt dat rekenproblemen al bij de geboorte aanwezig zijn, waardoor niet alleen het symbolisch, maar ook het non-symbolisch gevoel voor hoeveelheden al minder is dan bij kinderen zonder rekenproblemen. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is, of er een relatie is tussen rekenproblematiek en het non-symbolisch en/of het symbolisch gevoel voor hoeveelheden bij basisschoolkinderen. Om deze vraag te beantwoorden is onderzoek gedaan onder 143 basisschoolkinderen uit groep zes en acht, waarbij gebruik is gemaakt van een test voor algemene rekenvaardigheid en non-symbolische en symbolische vergelijkingstaken. Uit de resultaten kwam naar voren dat kinderen met rekenproblemen niet significant verschillend scoren op beide taken (p = .60, 1-β = .05 en p = .11, 1-β = .66), waaruit blijkt dat er geen relatie bestaat tussen rekenproblematiek en het non-symbolisch en symbolisch gevoel voor hoeveelheden. Kinderen met rekenproblemen hebben echter wel een significant langere reactietijd dan kinderen zonder rekenproblemen, bij een vergelijkbare accuratesse op de non-symbolische vergelijkingstaak.Show less
Het doel van deze exploratieve studie was om meer te weten te komen over de mogelijke ontwikkeling van het gevoel voor hoeveelheden op basis van het Approximate Number System (ANS) van kinderen met...Show moreHet doel van deze exploratieve studie was om meer te weten te komen over de mogelijke ontwikkeling van het gevoel voor hoeveelheden op basis van het Approximate Number System (ANS) van kinderen met dyscalculie. Een groep eerstejaars vmbo-tl/havo brugklasleerlingen met dyscalculie (ndyscalculie = 24) is op basis van de reactietijd op een hoeveelhedenvergelijkingstaak (Number Acuity) die het ANS meet, vergeleken met kinderen mét en zonder dyscalculie uit de bovenbouw van de basisschool (ndyscalculie = 12; ncontrole = 86), groep twee (ncontrole = 28) en de brugklas (ncontrole = 13). Resultaten afkomstig van een ANOVA (p < 0.001, R2 = .29, 1-β = .77) lieten zien, dat brugklassers met dyscalculie een vergelijkbaar niveau van gevoel voor hoeveelheden hebben als kinderen zonder dyscalculie uit de bovenbouw (d = 0.25, 1-β = .74), maar een hoger niveau hebben dan kinderen uit groep twee (p <.001, d = 1.7). T-testen wezen uit dat in vergelijking met kinderen met dyscalculie uit de brugklas, kinderen met dyscalculie uit de bovenbouw lager scoorden (p = .02, d = .64) en de controlegroep uit de brugklas vergelijkbaar scoorde (p = .47, 1-β = .10). Uit dit onderzoek blijkt dat het gevoel voor hoeveelheden van kinderen met dyscalculie verbetert naarmate zij ouder worden.Show less
Baby´s zijn al uitgerust met een gevoel voor hoeveelheden, een vaardigheid om verschillende aantallen objecten te onderscheiden. Er bestaan inconsistente bevindingen of deze vaardigheid samenhangt...Show moreBaby´s zijn al uitgerust met een gevoel voor hoeveelheden, een vaardigheid om verschillende aantallen objecten te onderscheiden. Er bestaan inconsistente bevindingen of deze vaardigheid samenhangt met rekenvaardigheid bij kinderen in de basisschoolleeftijd. De inconsistentie in onderzoeken lijkt voornamelijk voort te komen uit een verschil in definitie van het gevoel voor hoeveelheden. Daarom is het gevoel voor hoeveelheden in dit onderzoek op verschillende manieren gedefinieerd, waarbij de vraag is beantwoord of er samenhang is tussen het gevoel voor hoeveelheden en de algehele rekenvaardigheid bij negen- tot twaalfjarige. Het gevoel voor hoeveelheden is gemeten met een number acuity-taak waarbij hoeveelheden stippen getoond werden en aangegeven moest worden welk plaatje meer stippen bevatte. De componenten accuratesse en reactiesnelheid op deze taak waren hierbij de graadmeter voor het gevoel voor hoeveelheden. Hierbij zijn voor beide componenten een gemiddelde (algehele gevoel voor hoeveelheden) en een breuk van Weber berekend. De breuk van Weber geeft aan hoe gevoelig kinderen zijn voor de verschillende verhoudingen tussen het aantal stippen. De algehele rekenvaardigheid is gemeten met de DLE-taak. Aan dit onderzoek namen 153 kinderen deel uit groep zes en acht. Zowel het algehele gevoel voor hoeveelheden als de gevoeligheid voor de verschillende verhoudingen stippen kon de algehele rekenvaardigheid niet voorspellen (p > .11, 1-β < .37). Dit onderzoek biedt een verheldering in de discussie aangaande de samenhang tussen het gevoel voor hoeveelheden en de rekenvaardigheid. Het gevoel voor hoeveelheden lijkt niet aan de basis van de rekenvaardigheid te liggen.Show less