Een belangrijke uitkomst die steeds opnieuw wordt gevonden in wetenschappelijk onderzoek is dat personen die lijden aan schizofrenie te maken hebben met een relatief lage intelligentie. Aangenomen...Show moreEen belangrijke uitkomst die steeds opnieuw wordt gevonden in wetenschappelijk onderzoek is dat personen die lijden aan schizofrenie te maken hebben met een relatief lage intelligentie. Aangenomen wordt dat een biologisch tekort in het brein de oorzaak is voor het tegelijkertijd voorkomen van schizofrenie en een lage intelligentie in een persoon. De lage intelligentie is een directe afspiegeling van het biologische probleem, terwijl schizofrenie ontstaat door een wisselwerking tussen het biologische probleem en omgevingsfactoren zoals gezinsfunctioneren. In dit scriptieonderzoek wordt onderzocht of het gezinsfunctioneren de relatie tussen intelligentie en schizofrenie modereert. Het onderzoek werd uitgevoerd met behulp van een steekproef van 21 kinderen (N = 21) in de leeftijd van negen tot en met twaalf jaar, afkomstig uit Midden-Nederland. De steekproef bevatte elf jongens (N = 11) en tien meisjes (N = 10). Intelligentie werd gemeten met behulp van de Cattell Fair Intelligence Test, schizofrene kenmerken werden gemeten met behulp van de Schizotypal Personality Questionnaire en gezinsfunctioneren werd gemeten met behulp van de Family Assessment Device. In dit onderzoek wordt geen samenhang gevonden tussen de concepten intelligentie en schizofrenie (r(21) = .25, p = .272), intelligentie en gezinsfunctioneren (r(21) = -.31, p = .168) en schizofrenie en gezinsfunctioneren (r(21) = -,04, p = .863). Ook blijkt de relatie tussen intelligentie en schizofrenie niet te worden gemodereerd door gezinsfunctioneren. Mogelijk is de relatie tussen schizofrenie en intelligentie zwakker dan tot nu toe werd gedacht en wordt de relatie tussen intelligentie en schizofrenie vooral gemodereerd door factoren van buiten het gezin.Show less
Het verband tussen verschillende gezinsfactoren en emotieregulatie bij kinderen is vaak onderzocht. Het algemeen gezinsfunctioneren wordt echter vaak buiten beschouwing gelaten. Het doel van het...Show moreHet verband tussen verschillende gezinsfactoren en emotieregulatie bij kinderen is vaak onderzocht. Het algemeen gezinsfunctioneren wordt echter vaak buiten beschouwing gelaten. Het doel van het huidige onderzoek was om de relatie tussen het algemeen gezinsfunctioneren en emotieregulatie te onderzoeken bij kinderen van twaalf tot en met zestien jaar. Tevens is onderzocht of er sekseverschillen zijn in deze relatie en het emotieregulerend vermogen. In totaal hebben 36 (N= 36) kinderen uit West-Nederland deelgenomen aan het onderzoek. Met behulp van de Behavior Inventory of Executive Function (BRIEF) werd het emotieregulerend vermogen van de kinderen gemeten. Het algemeen gezinsfunctioneren werd gemeten met behulp van de Family Assessment Device (FAD). De vragenlijsten zijn door de kinderen zelf ingevuld. Uit de resultaten kwam naar voren dat er een significant, positief verband is tussen het algemeen gezinsfunctioneren en emotieregulatie. Daarnaast bleken jongens beter te zijn in het reguleren van emoties dan meisjes. Er zijn geen sekseverschillen gevonden in de relatie tussen het algemeen gezinsfunctioneren en emotieregulatie.Show less
In dit onderzoek is gekeken naar factoren die de kans op schizotypische kenmerken bij kinderen kunnen verhogen, zodat er met deze factoren rekening kan worden gehouden in het signaleren van...Show moreIn dit onderzoek is gekeken naar factoren die de kans op schizotypische kenmerken bij kinderen kunnen verhogen, zodat er met deze factoren rekening kan worden gehouden in het signaleren van voorlopers van schizofrenie bij kinderen. Een lage Sociaal Economische Status van de ouders, een slecht gezinfunctioneren en een lage intelligentie zijn factoren die gerelateerd zouden zijn aan een grotere kans op schizotypische kenmerken bij kinderen. Er zijn in totaal 41 Nederlandse kinderen tussen de acht en 16 jaar oud meegenomen in dit onderzoek. Voor het bepalen van de Sociaal Economische Status van de ouders is gekeken naar het opleidingsniveau. De intelligentie van het kind is gemeten met de Cattell Culture Fair Intelligence Test (CFT-20-R). Om het gezinsfunctioneren te bepalen is gebruik gemaakt van de Family Assessment Device (FAD) en om het voorkomen van schizotypische kenmerken bij het kind te bepalen is de Schizotypal Personality Questionnaire-k (SPQ-k) gebruikt. Er bleek geen verband te zijn tussen het voorkomen van schizotypische kenmerken bij het kind en de Sociaal Economische Status van de ouders. Ook bleek het voorkomen van schizotypische kenmerken bij het kind niet gerelateerd aan gezinsfunctioneren en intelligentie van het kind. De factoren intelligentie en gezinsfunctioneren hadden ook geen invloed op het verband tussen Sociaal Economische Status van de ouders en schizotypische kenmerken bij het kind. Het is van belang dat er vervolgonderzoek naar deze en andere factoren die de kans op schizotypische kenmerken verhogen blijft worden gedaan. Door naar deze risicofactoren te kijken kunnen kinderen met schizotypische kenmerken sneller worden opgemerkt en geholpen.Show less
This study investigated the relation between family functioning, positive parenting and behavior of young adolescents in a Turkish- Dutch sample (N = 60). Data were collected through home visits....Show moreThis study investigated the relation between family functioning, positive parenting and behavior of young adolescents in a Turkish- Dutch sample (N = 60). Data were collected through home visits. Positive parenting was measured with three different instruments; a self report by the mother, a child report by the young adolescent and a video- observation. Family functioning and behavior of the young adolescent were assessed with questionnaires. The mediating role of positive parenting in the relation between the functioning of the family and the behavior of the young adolescent was also investigated. The results indicated that better family functioning was related to more positive parenting and to less adolescent problem behavior. More positive parenting was related to less adolescent problem behavior. These relations were the strongest when positive parenting was reported by the young adolescent. Positive parenting was not a significant mediator in the relation between family functioning and the behavior of the young adolescent. The results of this study show that these family factors are not only related in majority samples but also in a minority sample and that the perception by young adolescents of their mothers parenting behaviors is of great value.Show less