Uit onderzoek is al gebleken dat mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) minder informatiezoekend gedrag vertonen ten opzichte van mensen met een hoge SES. Daarnaast gaan mensen,...Show moreUit onderzoek is al gebleken dat mensen met een lage sociaaleconomische status (SES) minder informatiezoekend gedrag vertonen ten opzichte van mensen met een hoge SES. Daarnaast gaan mensen, ongeacht hun SES, meer op zoek naar positieve informatie dan naar negatieve informatie. In hoeverre SES minder informatiezoekend gedrag vertoont voor specifieke informatie is onduidelijk. In dit paper werd onderzocht of de SES variabelen inkomen en opleiding invloed hebben op informatiezoekend gedrag én of dit afhankelijk is van de valentie van de informatie, positief of negatief. Om deze hoofdeffecten en het interactie effect van SES en valentie te onderzoeken hebben de participanten (N = 130) een informatie zoektaak uitgevoerd, waarin de valentie (positief, negatief) van informatie werd gemanipuleerd en een vragenlijsten ingevuld over inkomen en opleiding. De resultaten toonden een hoofdeffect van valentie aan, waarbij participanten een hogere motivatie hadden voor positieve informatie in vergelijking met negatieve informatie. De hoofdeffecten van SES waren niet significant. De interactie tussen valentie en SES inkomen, en valentie en SES opleiding waren ook niet significant. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de valentie van informatie invloed heeft op het informatiezoekend gedrag van mensen, maar dat SES geen invloed heeft op het informatiezoekend gedrag van mensen. Echter is er in dit onderzoek niet naar een breed scala aan SES variabelen gekeken, alleen naar inkomen en opleiding. In dit onderzoek is er alleen gekeken naar informatiezoekend gedrag in een financiële context, terwijl veel van het huidige bewijs in de medische context is gevonden.Show less
Bepaalde sectoren op de Nederlandse arbeidsmarkt kampen met een structureel tekort aan personeel. Een van de redenen hiervoor is de kwalitatieve mismatch tussen de vraag naar arbeid en het...Show moreBepaalde sectoren op de Nederlandse arbeidsmarkt kampen met een structureel tekort aan personeel. Een van de redenen hiervoor is de kwalitatieve mismatch tussen de vraag naar arbeid en het beschikbare aanbod. Een discrepantie tussen het gevolgde opleidingsgebied en het beroep van een werknemer wordt een horizontale mismatch genoemd. In dit onderzoek wordt gekeken of een horizontale mismatch invloed heeft op het inkomen van werknemers in Nederland. Tevens wordt onderzocht of de spanning in een beroepssector in het jaar van indiensttreding een rol speelt binnen deze vraag. Met behulp van tien jaar aan LISS-paneldata en ISCO 08-gegevens van het CBS wordt er een subjectieve en een objectieve variabele voor een horizontale mismatch opgesteld. Volgens deze subjectieve en objectieve maatstaf zijn de gemiddelde percentages werknemers met een horizontale mismatch in Nederland respectievelijk 12.7% en 44.1%. Uit een fixed effects-analyse waarbij rekening wordt gehouden met niet-geobserveerde individuele heterogeniteit blijkt dat werknemers met een subjectieve horizontale mismatch een 2% lager maandelijks brutoloon ontvangen dan werknemers uit hetzelfde opleidingsgebied zonder mismatch. Deze zogenoemde loonboete is aanzienlijk gematigder dan de resultaten in de huidige literatuur, waarin voornamelijk cross-sectionele data zijn gebruikt. Daarnaast levert een analyse met de objectieve horizontale mismatch geen significante resultaten op wanneer er rekening wordt gehouden met individuele heterogeniteit.Show less
Het zelfvertrouwen van vrouwen ten aanzien van hun moederrol heeft een grote invloed op het ouderschap. Ouders met een realistisch zelfvertrouwen zijn bijvoorbeeld beter in staat om sensitief en...Show moreHet zelfvertrouwen van vrouwen ten aanzien van hun moederrol heeft een grote invloed op het ouderschap. Ouders met een realistisch zelfvertrouwen zijn bijvoorbeeld beter in staat om sensitief en responsief te reageren. In het huidige onderzoek is daarom onderzocht welke factoren de mate van zelfvertrouwen kunnen voorspellen, zodat vroegtijdig signaleren mogelijk wordt en men passende ondersteuning kan bieden. Allereerst is onderzocht in hoeverre depressie en angst het zelfvertrouwen van moeders ten aanzien van hun moederrol kunnen voorspellen. Verder is onderzocht in hoeverre inkomen, leeftijd en sociale steun dit eventuele verband kunnen verklaren. In totaal zijn 34 zwangere vrouwen in de leeftijd van 16 tot en met 25 jaar onderzocht. Deze vrouwen waren voornamelijk afkomstig uit de regio Leiden en omstreken. Zelfvertrouwen werd in kaart gebracht middels de SENR, depressie werd gemeten middels de BDI-II-NL, angst werd in kaart gebracht middels de ZBV en sociale steun werd gemeten middels de MSPSS-N. Zowel depressie, angst als sociale steun bleken belangrijke voorspellers te zijn voor het zelfvertrouwen van moeders ten aanzien van hun moederrol. Vrouwen met meer depressie hadden gemiddeld minder zelfvertrouwen dan vrouwen met minder depressie. Vrouwen met meer angst hadden gemiddeld minder zelfvertrouwen dan vrouwen met minder angst. Verder hadden vrouwen met minder sociale steun gemiddeld minder zelfvertrouwen dan vrouwen die meer sociale steun ervaren. Echter, indien angst, depressie en sociale steun gezamenlijk als voorspeller gebruikt worden, dan bleek de voorspellende waarde van depressie en sociale steun sterk af te nemen. Zij leverden geen bijdrage meer aan het voorspellen van zelfvertrouwen indien angst ook gebruikt wordt als voorspeller. Verder bleken inkomen en leeftijd geen invloed te hebben op het zelfvertrouwen. Al met al blijkt angst de belangrijkste voorspeller te zijn van zelfvertrouwen. Deze resultaten bieden bewijs dat vroege identificatie en behandeling van angst ontzettend belangrijk is, op deze wijze kan men namelijk het zelfvertrouwen van vrouwen verhogen.Show less