Girls are less likely to be diagnosed with autism spectrum disorder (ASD) compared to boys. This may be due to poorly understood sex differences in a number of domains, including social cognition....Show moreGirls are less likely to be diagnosed with autism spectrum disorder (ASD) compared to boys. This may be due to poorly understood sex differences in a number of domains, including social cognition. In order to gain more insight into gender differences in ASD, the current study investigates the extent to which autism traits and social cognition are predictors of internalizing problem behavior, taking into account the differences between boys and girls. Internalizing problem behavior of 35 boys and girls between the ages of six and sixteen was measured using the CBCL. The results showed that the degree of autism characteristics, as measured by the SRS-2, is a significant predictor for internalizing problem behavior. However, no significant difference was found between girls and boys. Also, social cognition, as measured by the MFERT, was not a significant predictor of internalizing problem behavior, and no stronger relationship was found for girls compared to boys. The results imply that a higher degree of autism traits and lower social cognition do not pose a greater risk for internalizing problem behavior in girls than in boys. Possible explanations for these results are focused on the current diagnostic criteria. Future research is desirable to gain more insight into whether genderspecific criteria for autism are necessary in the diagnosis of autism. It is therefore recommended that follow-up research be carried out into the representativeness of the female phenotype within the current diagnostic criteria for autism.Show less
In dit onderzoek wordt gekeken naar het verschil in probleemgedrag tussen kinderen uit een hoog en laag SES in India. Daarnaast wordt onderzocht of kinderarbeid een mediërende factor is tussen SES...Show moreIn dit onderzoek wordt gekeken naar het verschil in probleemgedrag tussen kinderen uit een hoog en laag SES in India. Daarnaast wordt onderzocht of kinderarbeid een mediërende factor is tussen SES en probleemgedrag. Ten eerste wordt verwacht dat kinderen uit een laag SES meer internaliserende en externaliserende problemen hebben dan kinderen uit een hoog SES. Ten tweede wordt verwacht dat kinderen uit een laag SES meer werken en ten derde wordt verwacht dat kinderen die werken meer probleemgedrag zullen rapporteren vergeleken met kinderen die niet werken. Ten slotte wordt verwacht dat arbeid een mediator is tussen SES en probleemgedrag. In totaal waren er 293 participanten tussen de 10 en 15 jaar oud (M = 12.37 jaar; SD = 1.17), waarvan 137 jongens en 101 meisjes. Van 55 participanten is het geslacht niet bekend. Alle deelnemers zijn scholieren uit de stad Pune in India. Bij hen is de sociaal economische status (SES) bepaald door de school waar ze op zitten. De participanten hebben daarnaast allemaal een zelfbeoordelingslijst van de SDQ ingevuld en ook zijn ze minstens twee keer geïnterviewd om te meten hoeveel minuten ze per dag werken. Uit de resultaten is gebleken dat hoe hoger het SES van de kinderen, hoe minder internaliserende en externaliserende problemen zij hebben. Daarnaast is gebleken dat kinderen uit een laag SES meer moeten werken dan kinderen uit een hoog SES. Er is geen verband gevonden tussen arbeid een internaliserend probleemgedrag. Tussen arbeid en externaliserend probleemgedrag is een negatief verband gevonden. Arbeid blijkt geen mediator te zijn tussen SES en probleemgedrag.Show less
Disciplineren is een belangrijk aspect in de opvoeding van kinderen en wordt veelvuldig onderzocht. Er zijn echter relatief weinig onderzoeken gedaan waarbij het verbale disciplineergedrag van...Show moreDisciplineren is een belangrijk aspect in de opvoeding van kinderen en wordt veelvuldig onderzocht. Er zijn echter relatief weinig onderzoeken gedaan waarbij het verbale disciplineergedrag van beide ouders is onderzocht in relatie tot het internaliserende probleemgedrag van kinderen. In de huidige studie is daarom onderzocht of het verbale disciplineergedrag van zowel vaders als moeders een voorspeller is van internaliserend probleemgedrag van zowel jongens als meisjes. De data zijn verkregen uit het longitudinale onderzoek ‘Boys Will Be Boys?’. De steekproef bestond uit 100 kinderen (M = 4.00; SD = 0.30) en hun beide ouders. Verbaal disciplineergedrag van de ouder is gemeten door middel van een taak waarbij de ouder ervoor moest zorgen dat het kind gedurende twee minuten niet aan aantrekkelijk speelgoed kwam. Na twee minuten mocht het kind met het minst aantrekkelijke speelgoed spelen. Bij deze taak is het aantal verbale reacties van de ouder op het ongehoorzame gedrag van het kind gemeten. Internaliserend probleemgedrag van het kind is gemeten door middel van de Preschool Child Behavior Checklist. Zowel het verbale disciplineergedrag van vaders als moeders was geen voorspeller van het internaliserende probleemgedrag van kinderen. Ondanks dat er in deze studie geen relaties zijn gevonden hebben eerdere studies wel gevonden dat er een verband bestaat tussen het verbale disciplineergedrag van ouders en het internaliserende probleemgedrag van kinderen. Met de aanbevelingen voor vervolg onderzoek kan mogelijk meer inzicht verkregen worden in de relatie tussen verbaal disciplineergedrag van ouders en internaliserend probleemgedrag van kinderen.Show less
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat screen time een verband heeft met probleemgedrag. In dit onderzoek wordt er gekeken naar het verband tussen screen time en internaliserend en externaliserend...Show moreEerder onderzoek heeft aangetoond dat screen time een verband heeft met probleemgedrag. In dit onderzoek wordt er gekeken naar het verband tussen screen time en internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij kinderen in India. Daarnaast wordt onderzocht of slaapduur een mediator is voor screen time en internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Het onderzoek heeft plaats gevonden in de Indiase stad, Pune. Aan het onderzoek hebben 293 kinderen waarvan 161 jongens en 123 meisjes tussen de 11 en 15 jaar deelgenomen (M= 12.3, SD= 1.17). Om de variabelen screen time en slaapduur te meten is gebruik gemaakt van een semi-gestructureerd interview. Voor de meting van de variabelen internaliserend en externaliserend probleemgedrag is de SDQ vragenlijst gebruikt. Vervolgens is een regressieanalyse uitgevoerd om de verbanden te toetsen. Zoals verwacht blijkt uit resultaten dat screen time verband heeft met meer internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij kinderen in India. Verder is er geen relatie gevonden tussen screen time en slaapduur. In tegenstelling tot verwachting is een positief verband gevonden tussen slaap en internaliserend probleemgedrag. Tot slot is er ook geen verband tussen slaap en externaliserend probleemgedrag gevonden. Uit de resultaten is te concluderen dat slaapduur geen mediërende rol heeft tussen screen time en internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Dus gezien de negatieve uitkomsten van screen time bij schoolgaande kinderen wordt niet meer dan twee uur per dag screen time geadviseerd.Show less
Er is onderzocht in hoeverre opvoedingsgedragingen van ouders samenhangen met probleemgedrag van kinderen tussen de zes en tien jaar in Nederland. Er zijn bij 107 gezinnen huisbezoeken afgelegd...Show moreEr is onderzocht in hoeverre opvoedingsgedragingen van ouders samenhangen met probleemgedrag van kinderen tussen de zes en tien jaar in Nederland. Er zijn bij 107 gezinnen huisbezoeken afgelegd waarvan 98 gezinnen meegenomen zijn in de analyses. Voor de dataverzameling is er gebruik gemaakt van de CBCL en de APQ. Uit de resultaten bleek tegen de verwachtingen in dat er geen verband is tussen de dimensies positieve betrokkenheid, gebruik van positieve discipline technieken en probleemgedrag bij kinderen tussen de zes en tien jaar in Nederland. Overeenkomstig met de literatuur en vooropgestelde verwachtingen werden er positieve verbanden vastgesteld tussen de dimensies gebrek aan supervisie en monitoring, inconsistent gebruik van discipline technieken, lichamelijke straffen en probleemgedrag bij kinderen tussen de zes en tien jaar in Nederland. Dit kan mogelijk implicaties bieden voor het ontwikkelen of aanbieden van preventieve interventies waardoor probleemgedrag bij kinderen wellicht verminderd of voorkomen kan worden.Show less
Naarmate kinderen ouder worden kunnen zij hun emoties en gedragingen steeds beter hanteren. Bij het onvoldoende reguleren van emoties kan echter externaliserend en/of internaliserend probleemgedrag...Show moreNaarmate kinderen ouder worden kunnen zij hun emoties en gedragingen steeds beter hanteren. Bij het onvoldoende reguleren van emoties kan echter externaliserend en/of internaliserend probleemgedrag ontstaan. Het executief functioneren (EF) is verantwoordelijk voor het organiseren van gedachten en handelingen zodat deze doeltreffend en efficiënt zijn. Diverse onderzoeken toonden een verband aan tussen het executief functioneren en externaliserend/internaliserend probleemgedrag. In deze thesis werden de EF-domeinen aandacht, inhibitie en werkgeheugen beoordeeld middels computertaken (Amsterdamse Neuropsychologische Taken, ANT), en het algemeen executief functioneren met behulp van de vragenlijst Dysexecutive Questionnaire for Children (DEX-k). Middels multipele regressieanalyses werd onderzocht welke variabele het probleemgedrag, gemeten met de Child Behavior CheckList (CBCL), het beste kon voorspellen. De onderzoeksgroep bestond uit 469 vier- tot en met zesjarigen uit het reguliere basisonderwijs in Zuid-Holland en Zeeland. Werkgeheugen vormde als enige EF-domein een significante voorspeller voor externaliserend probleemgedrag: kinderen met een zwakker werkgeheugen toonden meer externaliserend probleemgedrag. Er was geen significante associatie tussen internaliserend probleemgedrag en de drie onderzochte EF-domeinen. Kinderen met een zwakker algemeen executief functioneren toonden meer probleemgedrag. Zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag werden het beste voorspeld middels het algemeen executief functioneren. Limitaties en aanbevelingen worden in de discussie besproken.Show less
Om de ontwikkeling van externaliserend en internaliserend probleemgedrag te onderzoeken zijn leeftijd, geslacht en temperament factoren die van invloed kunnen zijn op deze ontwikkeling. In deze...Show moreOm de ontwikkeling van externaliserend en internaliserend probleemgedrag te onderzoeken zijn leeftijd, geslacht en temperament factoren die van invloed kunnen zijn op deze ontwikkeling. In deze longitudinale studie is de mate van probleemgedrag bij kinderen van drie tot vier jaar onderzocht, waarbij gekeken is naar de éénjarige ontwikkeling van probleemgedrag en of deze ontwikkeling verschilt voor jongens en meisjes. Hiernaast is er in dit onderzoek gekeken naar de invloed van temperament op probleemgedrag, waarbij het geslacht van het kind als moderator werd getoetst. De steekproef bestaat uit 100 oudste kinderen uit gezinnen met twee kinderen, die drie jaar waren op het eerste meetmoment en vier jaar op het tweede meetmoment. Voor het onderzoeken van probleemgedrag is de Child Behavior Checklist gebruikt waar voor het onderzoeken van temperament de Childhood Behavior Questionnaire is gebruikt, die beide werden ingevuld door de ouders van de kinderen. Uit de repeated measures ANOVA’s, gebruikt om de ontwikkeling van zowel probleemgedrag als temperament te toetsen, blijkt dat zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag toeneemt als kinderen een jaar ouder worden. Een verschil tussen jongens en meisjes is gevonden in de subschaal agressief gedrag, wat in hogere mate bij jongens voorkomt dan bij meisjes. Temperament blijkt niet te veranderen wanneer kinderen ouder worden en is niet verschillend voor jongens en meisjes. Uit het moderatiemodel, getoetst met een hiërarchische regressieanalyse, blijkt dat de relatie tussen temperament en probleemgedrag niet verschilt voor jongens en meisjes. Daarentegen voorspellen ongunstige factoren van temperament op driejarige leeftijd wel een hogere mate van probleemgedrag op vierjarige leeftijd. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat niet alle kinderen hun problematische gedrag ontgroeien en dat de mate van zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag toeneemt wanneer kinderen ouder worden. Vroege signalering van probleemgedrag bij kinderen is van belang, net als het controleren van het temperament van jonge kinderen omdat een ongunstiger temperament kan leiden tot een hogere mate van probleemgedrag.Show less
In eerder onderzoek is gevonden dat het executieve functioneren bij kinderen sterk samenhangt met gedragsproblemen. Echter in weinig onderzoek is een differentiatie gemaakt tussen verschillende...Show moreIn eerder onderzoek is gevonden dat het executieve functioneren bij kinderen sterk samenhangt met gedragsproblemen. Echter in weinig onderzoek is een differentiatie gemaakt tussen verschillende domeinen van het executieve functioneren en van gedragsproblemen. In het huidige onderzoek is onderzocht welk component van het executief functioneren het sterkste verband vormt met internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij kinderen van twee tot en met vijf jaar. Ouders uit een steekproef van 705 kinderen uit de algemene kinderpopulatie (2-5 jaar) hebben Nederlandse versies van de Behavior Rating Inventory of Executive Function Preschool Version (Gioia, Espy & Isquith, 2003) en de Child Behavior Checklist 1½-5 jaar (Achenbach & Rescorla, 2000) ingevuld. Uit de analyses blijkt dat vooral jongens met externaliserend probleemgedrag de meeste problemen ondervinden met inhibitie (rho(362)=.74, p<.01). Kinderen met internaliserend probleemgedrag hebben de meeste problemen met cognitieve flexibiliteit (rho(362)=.62, p<.01). De overige correlaties waren tevens significant maar minder sterk, bijvoorbeeld emotieregulatie in verband met internaliserend probleemgedrag (rho(362)=.55, p<.01). De conclusie is dat er een relatie is tussen het disfunctioneren van de hersenen met betrekking tot de executieve functies en probleemgedrag. Inhibitie is het component van executief functioneren die het sterkste verband vormt met externaliserende problemen en cognitieve flexibiliteit met internaliserende problemen.Show less