In dit onderzoek wordt getracht in kaart te brengen hoe de term salafisme zijn weg heeft gevonden naar het Nederlands politiek debat en hoe deze term hierbinnen wordt gebruikt. Het kwalitatief...Show moreIn dit onderzoek wordt getracht in kaart te brengen hoe de term salafisme zijn weg heeft gevonden naar het Nederlands politiek debat en hoe deze term hierbinnen wordt gebruikt. Het kwalitatief onderzoek schetst een beeld van de gevolgen van het gebruik van deze term voor de groep mensen die het meest hiermee wordt geassocieerd.Show less
The Islamic pilgrimage, the Hajj, is known as one of the biggest movement of people in the world. This annual event has long become the meeting point of Muslims from various places. In the late...Show moreThe Islamic pilgrimage, the Hajj, is known as one of the biggest movement of people in the world. This annual event has long become the meeting point of Muslims from various places. In the late 19th and early 20th century, the face of hajj changed significantly due to the advance in technology, opening of transportation routes and involvement of colonial government in conducting the hajj. The number of hajj participants from the Dutch East Indies, which were also known as the haji jawa increased greatly, including the female pilgrims, which made up 20-30% of the total pilgrims from the region. This thesis puts gender and colonial perspective together to study the female pilgrims and hajjah from the Dutch East Indies in comparison to the male counterparts. This thesis addresses the issue of how the Dutch colonial government perceived the female pilgrims and hajjah from the Dutch East Indies, such as what kind of themes appeared in the depiction of female pilgrims in the archives, where and when the female pilgrims were mentioned or not mentioned and why, and how it eventually relates to the production of knowledge about it. Contrary to the popular beliefs that the pilgrims were all male, there were many female pilgrims and many of them stayed in Mecca as moekimers. Women were mainly depicted as wife and companion, and victim of violence and slavery. They were underplayed in the archives and had never been under the spotlight in comparison to male pilgrims which were regarded as very important due to the possibility of being subversive and rebellious. The downplayed depiction of female pilgrims in the archives is continued until today in the historiography of hajj.Show less
Dit onderzoek houdt zich bezig met de vraag hoe Oriëntalistische stereotypen over terroristen vorm krijgen in de zelfrepresentatie van terreurorganisatie IS (Islamitische Staat). Daarmee streeft...Show moreDit onderzoek houdt zich bezig met de vraag hoe Oriëntalistische stereotypen over terroristen vorm krijgen in de zelfrepresentatie van terreurorganisatie IS (Islamitische Staat). Daarmee streeft dit onderzoek naar het uitbreiden van kennis over hoe IS gebruik maakt van stereotypen afkomstig uit het Westen. Deze stereotypen geven ‘de ander’ weer en promoten daarbij afstand en verschil. Ten grondslag hieraan liggen theorieën over (post-)Orientalisme (Said, 2003; Dogra, 2012; Irwin, 2009) en stereotypen (Hall, 1997). Dit onderzoek legt de focus op het online propagandamagazine Dabiq, dat wordt uitgegeven door AlHayat Media Center. Het magazine beschikt over veel foto’s en kent een professionele vormgeving. Door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse zijn 431 beelden bekeken. Deze visuele analyse werd uitgevoerd met behulp van een coding frame, gebaseerd op verschillende Oriëntalistische stereotypen uit Westerse populaire media. Uit de resultaten blijkt dat IS visuele Oriëntalistische stereotypen over terroristen met name vormgeeft via de stereotypen barbarisme, gewelddadigheid en donkere bebaarde boos kijkende mannen met tulbanden. Zo waren er gruwelijke beelden van onthoofdingen, slecht behandelde gevangenen en bewapende IS-strijders aan het front te zien. Hierbij wordt nadrukkelijk ingezoomd op gruwel of dreiging om angst te zaaien. Dit beeldgebruik sluit aan op de Westerse perceptie van de islamitische terrorist. Opmerkelijk is dat hiernaast een groot gedeelte van het beeldmateriaal anders wordt vormgegeven dan de bovengenoemde Oriëntalistische manieren. In deze beelden toonde IS foto’s van een goed draaiende gemeenschap, een tevreden terrorist, blije kinderen of Westerse politieke leiders met een bedenkelijke gezichtsuitdrukking. Daarmee draait IS voor een groot deel de rollen in het Oriëntalistisch discours om. De aanhangers van IS proberen ook een positief zelfbeeld neer te zetten en, andersom, een negatief beeld van de Westerling. Hieruit blijkt dat ze in hun beeldgebruik Oriëntalistische stereotypen alleen toepassen als ze daar baat bij hebben. Ze accepteren het beeld dat IS-strijders ‘anders’ zijn, maar ze zijn daarbij niet onderdanig aan het Westen. Deze visuele analyse draagt bij aan kennis over hoe moderne terroristen in een digitaal tijdperk media kunnen gebruiken en inspelen op bepaalde Westerse percepties van de dreigende terrorist. Media zijn van groot belang voor terroristen. Vanwege nieuwe digitale ontwikkelingen beschikken terroristen nu over de mogelijkheid om eigen media-units op te zetten. Ze zijn niet meer afhankelijk van Westerse nieuwsorganisaties. Daarom is het belangrijk om het steeds verder ontwikkelende mediagebruik van terroristen nauwlettend in de gaten te blijven houden. Alleen dan kunnen Westerse journalisten beter begrijpen hoe terroristen zelf media inzetten en journalistieke activiteiten eigen hebben gemaakt.Show less
Master thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (MSc)
closed access
In 2004, Ayaan Hirsi Ali and Theo van Gogh made the anti-Islam film Submission. Four years later, Geert Wilders published his own anti-Islam film, Fitna. These movies were both a reason for and a...Show moreIn 2004, Ayaan Hirsi Ali and Theo van Gogh made the anti-Islam film Submission. Four years later, Geert Wilders published his own anti-Islam film, Fitna. These movies were both a reason for and a consequence of a Dutch sociopolitical climate in which anti-Islam sentiments were widely spread. Using academic literature about orientalism, media and gender, such as described by Edward Said as well as many others, I researched the use of orientalist characteristics in representing Muslims and the Islam in both of these movies, paying attention to the texts, visual aspects and implications of the films, as well as looking at the intentions of the makers and the place of the movies in the wider Dutch context.Show less
In deze scriptie onderzoek ik of er continuïteit dan wel discontinuïteit bestaat in de beeldvorming over de islam in Nederland in de periode 1900-2000. Aan de hand van een analyse van...Show moreIn deze scriptie onderzoek ik of er continuïteit dan wel discontinuïteit bestaat in de beeldvorming over de islam in Nederland in de periode 1900-2000. Aan de hand van een analyse van krantenartikelen zal ik de beeldvorming over de islam in kaart brengen. De islam is door de eeuwen heen gebruikt om verschillen tussen Nederlanders en buitenlanders aangegeven. In een tijd dat grenzen steeds meer vervaagde vertaalde dit zich in het benadrukken van culturele en maatschappelijke verschillen tussen de autochtone Nederlanders en de nieuwkomers in Nederland. Het schrikbeeld van de islam zou vanaf dat moment steeds vaker op de voorgrond treden. Is dit een nieuw fenomeen of is de islam altijd al gebruikt om een verschil te verduidelijken? Met andere woorden: is er sprake van continuïteit of discontinuïteit in de Nederlandse beeldvorming over de islam? Moet de beeldvorming waarvan Janmaat, Fortuyn en Wilders gebruikmaken, in deze lange traditie geplaatst worden? Om continuïteit of discontinuïteit aan te kunnen tonen is het belangrijk om allereerst beeldvorming te bespreken. Vervolgens de relatie van Nederland met de islam aan de orde komen. In drie periodes zal worden gekeken naar continuïteit of discontinuïteit van de beeldvorming over de islam in de vorige eeuw. Deze periodes worden in drie aparte hoofdstukken besproken. De eerste periode heeft betrekking op de jaren 1900 tot en met 1918. De tweede periode beslaat de jaren 1955 tot en met 1965. De laatste periode betreft de jaren 1985 tot en met 1995. Pas dan kan er antwoord gegeven worden op de vraag of er sprake is van continuïteit of discontinuïteit bij de Nederlandse beeldvorming over de islam.Show less