Syrische vluchtelingen hebben veel meegemaakt: een oorlog, een reis naar een nieuw land en langdurige aanmeldprocedures. Vluchtelingen hebben daardoor een hogere prevalentie op het ontwikkelen van...Show moreSyrische vluchtelingen hebben veel meegemaakt: een oorlog, een reis naar een nieuw land en langdurige aanmeldprocedures. Vluchtelingen hebben daardoor een hogere prevalentie op het ontwikkelen van PTSS. Cognitieve flexibiliteit zou een modererend effect hebben op het ontwikkelen van traumasymptomen/PTSS. De huidige studie onderzoekt het verband tussen de mate van cognitieve flexibiliteit en de mate van traumasymptomen bij Syrische vluchtelingenkinderen van 10 tot en met 18 jaar, waarbij ook naar verschillen tussen jongens en meisjes wordt gekeken. Voor het meten van cognitieve flexibiliteit voerden de participanten een Cue Context Reversal Task uit en voor het meten van traumasymptomen vulden de participanten de CPSS-vragenlijst in. De Pearsons correlatie tussen cognitieve flexibiliteit en traumasymptomen was niet significant. Deze correlatie bleek ook niet significant wanneer apart naar jongens en meisjes werd gekeken. Het verschil in correlaties tussen jongens en meisjes was ook niet significant. Cognitieve flexibiliteit staat in de huidige studie dus niet in verband met de ontwikkeling van traumasymptomen bij Syrische vluchtelingenkinderen, waarin ook geen verschil is tussen jongens en meisjes. Toekomstig onderzoek is nodig om de kennis over cognitieve flexibiliteit en traumasymptomen bij kinderen te vergroten, waarbij rekening wordt gehouden met de limitaties en suggesties uit de huidige studie. Deze kennis kan bijdragen aan een betere begeleiding van Syrische vluchtelingenkinderen na het meemaken van een trauma.Show less
In Western society, the prevalence of disruptive behavior disorders (DBDs) is rapidly growing. Scientific research of related child factors contributes to optimization of prevention and treatment...Show moreIn Western society, the prevalence of disruptive behavior disorders (DBDs) is rapidly growing. Scientific research of related child factors contributes to optimization of prevention and treatment of DBDs and psychopathic traits. Previous research has revealed DBDs and psychopathic traits are related to aberrant reward and punishment sensitivity and aberrant response perseveration. Current research aims to investigate the exact reflection of reward and punishment sensitivity and response perseveration in boys with DBDs and psychopathic traits. In current correlational Dutch research, 84 boys between 8 and 12 years from clinical centers, regular and special education have been studied. Both surveys – Diagnostic Interview Schedule for Children-Parent version, Youth Psychopathic traits Inventory-Child Version and Antisocial Processing Screening Device-Parent Form – and assessments for measuring cognitive abilities – Hungry Donkey Task and Door Opening Task – have been used. Results suggest a very large effect of DBDs on psychopathic traits measured by parent reports. No effects on reward and punishment sensitivity and response perseveration have been found between the DBD group and the control group. Psychopathic traits neither correlate with reward and punishment sensitivity and response perseveration, nor moderate reward and punishment sensitivity and response perseveration in the DBD group. In conclusion, boys with DBDs show – according to parents – more disturbances in interpersonal, affective and behavioral responses compared to the control group. No differences in reward and punishment sensitivity and response perseveration are found between these groups, neither when controlling for psychopathic traits. Finally, the extent to which boys with a DBD persevere in their responses (i.e. when no reward is given), cannot be predicted by their responses to reward and punishment (i.e. conduct continuation and adjustment). Compared to earlier research, contradicting findings have been found in current research and further research needs to be done.Show less
Verschillende studies naar voorspellers van agressie hebben verschillende resultaten opgeleverd. Om dit te verbeteren is agressie onderverdeeld in reactieve en proactieve agressie. Reactieve...Show moreVerschillende studies naar voorspellers van agressie hebben verschillende resultaten opgeleverd. Om dit te verbeteren is agressie onderverdeeld in reactieve en proactieve agressie. Reactieve agressie is een reactie op waargenomen frustratie, en proactieve agressie is een middel om een doel te behalen. In dit onderzoek werd het verband met het executief functioneren onderzocht, opgedeeld in verschillende executieve vaardigheden. De steekproef bestond uit 373 jongens die op het VMBO zitten en hun ouders. De jongens hebben de Reactive Proactive Questionnaire (RPQ) ingevuld, een vragenlijst naar gedragingen indicatief voor reactieve en proactieve agressie. De ouders hebben de BRIEF ingevuld, een vragenlijst naar het executief functioneren van hun zoon. Hieruit komen acht executieve vaardigheden en twee indexscores. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat onderzoek naar agressie en executief functioneren de onderverdelingen in reactieve en proactieve agressie en de verschillende executieve vaardigheden moet hanteren, om een zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de invloed die het executief functioneren speelt bij de mate van agressie die kinderen en jongeren vertonen. Jongens die veel reactieve agressie vertonen, hebben moeite hun emoties en gedrag te reguleren, en zijn ze cognitief flexibel. Jongens die veel proactieve agressie vertonen, hebben een slechte inhibitie en moeite met plannen en organiseren, daarentegen zijn ze in staat tot een goede gedragsevaluatie. Toekomstig onderzoek kan ook een aandachtsmeting doen en onderzoek doen onder verschillende bevolkingsgroepen, zoals meisjes en jongere kinderen.Show less
Van kinderen met Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) wordt gedacht dat zij problemen ondervinden in emotieherkenning. ADHD bevat drie subtypen, namelijk aandachtstekort, hyperactief...Show moreVan kinderen met Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) wordt gedacht dat zij problemen ondervinden in emotieherkenning. ADHD bevat drie subtypen, namelijk aandachtstekort, hyperactief/impulsief en het gecombineerde subtype. Een mogelijk en nog niet veel onderzocht component onderliggend aan emotieherkenning is volgehouden aandacht. De centrale vraag richt zich op jongens waarbij wordt ingegaan op de relatie tussen symptomen van de subtypen van ADHD en emotieherkenning in gezichtsexpressies en stem bij anderen en of volgehouden aandacht daar invloed op heeft. De steekproef bevat 20 jongens van 7 tot 13 jaar. Ouders vulden een vragenlijst in over symptomen van subtypen van ADHD. Kinderen beoordeelden op de computer via foto’s emoties in het gezicht en via geluidsfragmenten emoties in de stem. Tevens is via een computertaak volgehouden aandacht gemeten. Symptomen van het gecombineerde subtype hebben een verband met het aflezen van verbaasde gezichten. Hoe meer symptomen van dit subtype, hoe meer ze herkennen. Voor de overige subtypen en emoties zijn geen verbanden aangetoond. De verbanden tussen symptomen van het aandachtstekortsubtype en emotieherkenning van blije en droevige stemmen wijzen erop dat hoe meer symptomen van het subtype, hoe meer ze deze emoties in stemmen herkennen. Voor de overige subtypen en emoties zijn geen verbanden aangetoond. Parameters van volgehouden aandacht hebben op de hiervoor genoemde aangetoonde verbanden invloed. Alleen de parameter impulsiviteit heeft geen invloed op het verband tussen symptomen van aandachtstekortsubtype en het herkennen van blije stemmen. Verder heeft de parameter fluctuatie in het werktempo invloed op de relatie tussen symptomen van hyperactiviteit/impulsiviteit en het herkennen van verbaasde gezichten. Aanbevelingen voor verder onderzoek zijn een grotere steekproef en kinderen includeren met een diagnose voor een subtype van ADHD. Daarnaast kunnen verschillen in subtypen van ADHD tussen jongens en meisjes worden onderzocht en tussen kinderen met en zonder diagnose. Verdere aanbeveling is een longitudinaal onderzoek.Show less
Emotionele beschikbaarheid van vaders en moeders en het verband met empathie bij kinderen tussen 30 en 42 maanden oud werd onderzocht met behulp van de emotional availability scales (EAS; Biringen,...Show moreEmotionele beschikbaarheid van vaders en moeders en het verband met empathie bij kinderen tussen 30 en 42 maanden oud werd onderzocht met behulp van de emotional availability scales (EAS; Biringen, 2008)en een bewerking van My Child 2 (Kochanska, 1994) over empathie. Directe verbanden tussen Emotionele Beschikbaarheid of subdimensies sensitiviteit, structureren en non-intrusiviteit en empathie werden niet gevonden. Wel waren moeders meer emotioneel beschikbaar naar jongens toe, en vaders intrusiever ook naar jongens toe. Verder was er moderatie van het verband tussen sensitiviteit van moeders en empathie bij jongens door structureren van moeders. Meisjes waren niet empathischer dan jongens. In deze studie werden zowel vaders als moeders onderzocht, maar mede omdat er in andere onderzoeken over bovengenoemd onderwerp voornamelijk moeders onderzocht werden, is er meer behoefte aan onderzoek naar vaders.Show less