Klimaatverandering is een wereldwijd probleem met veel schadelijke gevolgen; het is hierdoor belangrijk om zoveel mogelijk mensen te stimuleren om te helpen met dit tegengaan. Deze studie kijkt...Show moreKlimaatverandering is een wereldwijd probleem met veel schadelijke gevolgen; het is hierdoor belangrijk om zoveel mogelijk mensen te stimuleren om te helpen met dit tegengaan. Deze studie kijkt naar het verband tussen zorgen over het klimaat en milieuvriendelijk gedrag bij jongvolwassenen, en of vertrouwen in instituties, organisaties en de wetenschap deze relatie modereert. Eerder onderzoek vond een positief verband tussen zorgen en milieuvriendelijk gedrag, maar vertoont grote verschillen in de sterkte van dit verband, wat kan worden verklaard door moderatie. Om deze variabelen te meten is online een vragenlijst afgenomen bij 428 jongeren. Gevonden werd een significant positief verband tussen zorgen en milieuvriendelijk gedrag, en dat vertrouwen wel een significant positief verband heeft met milieuvriendelijk gedrag, maar geen significante moderator is op het eerder genoemde verband. Dit is niet in lijn met Blakes theorie van Barriers between environmental concern and action, die stelt dat de mate van vertrouwen in instituties beïnvloed of zorgen worden omgezet in actie. Een mogelijke verklaring voor de afwezigheid van dit effect is de definitie van vertrouwen in dit onderzoek; deze komt niet overeen met die van andere onderzoeken die een vergelijkbaar modererend verband wel vonden. De bevindingen van dit onderzoek geven instituties meer inzicht in hoe jongvolwassenen gemotiveerd kunnen worden om te helpen met klimaatverandering tegengaan door hun hoeveelheid milieuvriendelijk gedrag te verhogen. Dit kan gedaan worden door gebruik te maken van de positieve relatie tussen zorgen en gedrag, en die tussen vertrouwen en gedrag. Suggesties voor vervolgonderzoek worden besproken.Show less
De effectiviteit van de leerstrategie ‘voorspellingen maken’ is al eerder onderzocht en aangetoond, maar nog niet tegenover een passieve leerstrategie gezet. Het maken van voorspellingen werd in...Show moreDe effectiviteit van de leerstrategie ‘voorspellingen maken’ is al eerder onderzocht en aangetoond, maar nog niet tegenover een passieve leerstrategie gezet. Het maken van voorspellingen werd in eerder onderzoek vergeleken met andere generatieve leerstrategieën. In het huidige onderzoek wordt het maken van voorspellingen vergeleken met een passieve strategie: herhalen. Hierbij werd er gekeken naar de invloed van deze leerstrategieën op het onthouden van numerieke feitjes. Dit onderzoek is uitgevoerd bij 111 participanten. De bedoeling was om inzicht te krijgen in het effect op verschillende leeftijdsgroepen, waarbij kinderen (10-13 jaar) vergeleken werden met jongvolwassenen (18-26 jaar). Daarnaast werd er in het huidige onderzoek gekeken naar het effect van prediction error (voorspellingsfout) op de leerprestaties in beiden leeftijdsgroepen. Ten slotte werd er onderzocht of goed gokken invloed heeft op de leerprestatie. Er werd een interactie-effect gevonden waarbij kinderen meer profiteerden van het maken van voorspellingen dan herhalen ten opzichte van jongvolwassenen. Bij jongvolwassenen was er geen significant verschil in het gebruik van leerstrategieën. Daarnaast werd gevonden dat zowel kinderen als jongvolwassenen beter presteren als er sprake is van verwachtingsconsistente voorspellingen en grote verwachtings-schendende voorspellingen. Er zou gesteld kunnen worden dat voorspellingen maken effectief is om te gebruiken bij het geven van instructie bij kinderen. Verder onderzoek is nodig om inzicht te krijgen in andere aspecten die invloed hebben op het maken van een voorspelling.Show less
Passive and active learning strategies are well-known strategies which effectiveness has been analyzed for many years. The main purpose of this study is to examine age-related differences in the...Show morePassive and active learning strategies are well-known strategies which effectiveness has been analyzed for many years. The main purpose of this study is to examine age-related differences in the effectiveness of a passive learning strategy (direct instruction) and an active learning strategy (generating predictions). Participants in this study were 66 children aged 10-13 and 45 young adults aged 18-26 who performed a numerical facts learning task. This study used a between-subjects design containing a prediction condition where participants had to generate a prediction before seeing the correct answer and a repetition condition where participants had to repeat the correct answer in order to learn the numerical facts. This study has found a significant age x learning strategy interaction effect, with children remembering more facts after generating predictions rather than repeating, whereas the strategies were similarly effective for young adults. Another significant learning effect was found for the distance from the prediction to the correct answer. Both children and young adults remembered more facts that were predicted correctly or facts that were predicted poorly (with a distance of three to eight), compared to facts that were predicted almost correctly (with a distance of one or two). This provides evidence for the surprise-effect as an underlying working mechanism in learning based on generating predictions because the distance of a prediction to the correct answer is an indicator for the degree of experienced surprise. Furthermore, this study has found wrong predictions more likely to be corrected instead of repeated for both children and young adults. This provides evidence for the effectiveness of learning based on generating predictions. These findings suggest that there are differences in effectiveness among learning strategies for different ages, with generating predictions as an effective strategy for children of 10-13 years.Show less
Dit onderzoek richt zich op de vraag: “Wat is het effect van COVID-19 en de maatregelen op de mentale gezondheid van jongvolwassenen van 15 tot 30 jaar in Nederland?’’ Het onderzoek gebruikt...Show moreDit onderzoek richt zich op de vraag: “Wat is het effect van COVID-19 en de maatregelen op de mentale gezondheid van jongvolwassenen van 15 tot 30 jaar in Nederland?’’ Het onderzoek gebruikt hiervoor LISS-Panel data van 2010 tot en met 2020. Met behulp van Stata wordt een Difference-in-Differences analyse uitgevoerd tussen de treatmentgroep (15 tot 30 jaar) en de controlegroep (30 tot 45 jaar) in twee tijdsperiodes (voor en na COVID-19). Het concept mentale gezondheid wordt gemeten door uiteenlopende factoren die gezamenlijk iets kunnen zeggen over de mentale gezondheid: de ervaring van eigen gezondheid, vijf vragen over de stemming, sociale factoren, medicatiegebruik of psychische hulp. De resultaten laten zien dat COVID-19 de mentale gezondheid van de treatmentgroep op sommige onderdelen significant (p=<0,05) beïnvloedt. Er is een significant effect van COVID-19 op de mate waarin jongvolwassenen zich vaker in de put en neerslachtig en somber voelden wanneer er gecontroleerd wordt voor de volgende controlevariabelen: samenwonen met een partner, het zijn van een vrouw, het zijn van een student of scholier en ten slotte de afwezigheid van langdurige ziekten of aandoeningen. Zowel voor als na controle met controlevariabelen zijn jongvolwassenen minder gelukkig door COVID-19. De significante variabelen zijn in staat om de variatie binnen de uitkomsten te verklaren voor 5,2% voor beide variabelen in de put, somber en neerslachtig voelen, 0,36% voor geluk in het model zonder controlevariabelen en 4,8% voor geluk in het model met controlevariabelen. Op basis van bovenstaande resultaten kan de nulhypothese verworpen worden en de alternatieve hypothese worden aangenomen: COVID-19 leidt in enkele gevallen tot een significant lager welbevinden van de jongeren en jongvolwassen. Het zijn van vrouw, student, de aanwezigheid van ziekte en aandoeningen en de afwezigheid van een partner zijn hierbij significante risicofactoren. Enkel bij het ervaren van geluk is het geslacht geen significante bijdrage. Aanbevelingen zijn om sportmogelijkheden te openen, open te houden tijdens een eventuele toekomstige lockdown en sportmogelijkheden uit te breiden tot een oudere leeftijdsgroep. Daarnaast is het advies om scholen, MBO’s, hogescholen en universiteiten te openen en ook tijdens een eventuele toekomstige lockdown open te houden. Ten slotte is de aanbeveling om op te schalen binnen de geestelijke gezondheidszorg om aan de groeiende vraag te voldoen. Vervolgonderzoek moet meer data verzamelen over de COVID19 periode en vaker vergelijkingen maken over tijd, zoals met Difference-in-Differences onderzoeken. Ten slotte is het vereist om de jongeren en jongvolwassenen beter te betrekken bij verder onderzoek en beleid.Show less
Jongvolwassenen hebben weinig belangstelling voor berichtgeving vanuit lokale nieuwsplatformen in hun eigen directe omgeving. Dit heeft onder andere te maken met de globalisering van het nieuws en...Show moreJongvolwassenen hebben weinig belangstelling voor berichtgeving vanuit lokale nieuwsplatformen in hun eigen directe omgeving. Dit heeft onder andere te maken met de globalisering van het nieuws en de overvloed aan (online)mediakanalen die tegenwoordig beschikbaar zijn. Jongvolwassenen hebben een sterkere binding met de maatschappelijke ontwikkelingen die zich op nationaal en internationaal niveau afspelen. De doelstelling van dit onderzoek is om te ontdekken op wat voor manier jongvolwassen lezers meer geïnteresseerd kunnen raken in nieuws uit hun eigen omgeving. In dit onderzoek is daarvoor geïnventariseerd of lokale media mogelijk meer kunnen investeren in opsporingsberichtgeving, met als doel om lezers meer te verbinden met het nieuws in hun eigen omgeving. Deze scriptie geeft antwoord op de vraag wat lokale media kunnen leren van de werkwijze van het landelijke televisieprogramma Opsporing Verzocht met het oog op het versterken van de participatie in de nieuwsvoorziening van jongvolwassenen – in termen van kansen en bedreigingen. Er is in dit onderzoek aan de hand van een kwalitatieve inhoudsanalyse onderzocht welke (audio)visuele en inhoudelijke vormen er in het programma Opsporing Verzocht voorkomen. Er is vervolgens een vervolganalyse bij Leidsch Dagblad en De Scheveninger verricht of deze (audio)visuele en inhoudelijke vormen ook terugkomen in de misdaadverslaggeving van de nieuwsbladen. Er zijn daarnaast interviews met de betrokken partijen verricht. Het onderzoek heeft inzicht gegeven dat het programma Opsporing Verzocht hoofdvormen en ondersteunende vormen met storytelling elementen gebruikt, die een aanwinst kunnen zijn voor (lokale) nieuwsplatformen. Door misdaadverslaggeving online te plaatsen en te verspreiden op eigen social mediakanalen, kunnen lokale media met gebruik van storytelling elementen en een human-interest invalshoek een lezerspubliek van jongvolwassenen aanboren.Show less
Dit onderzoek meet met behulp van zelfrapportage of er een relatie is tussen cognitieve- en emotieregulatiemechanismen, leeftijd en alcoholgebruik. De onderzoeksgroep bestond uit 808 participanten...Show moreDit onderzoek meet met behulp van zelfrapportage of er een relatie is tussen cognitieve- en emotieregulatiemechanismen, leeftijd en alcoholgebruik. De onderzoeksgroep bestond uit 808 participanten van 13-30 jaar oud. Leeftijd werd verdeeld in twee groepen: jongeren (tot en met 20 jaar) en jongvolwassenen (vanaf 21 jaar). Alcoholgebruik werd verdeeld in drie groepen: niet-drinkers (drinkt momenteel geen alcohol), recreatieve drinkers (drinkt momenteel alcohol maar niet minstens één keer per week 6 of meer eenheden op een dag) en zware drinkers (drinkt momenteel minstens één keer per week zes of meer eenheden alcohol op een dag). Zware drinkers bleken significant meer problemen te hebben met executief functioneren dan recreatieve- en niet-drinkers. Jongeren hebben significant meer problemen met executief functioneren dan jongvolwassenen. Jongeren hebben tevens significant meer problemen met emotieregulatie dan jongvolwassenen. Er bleken geen significante interacties tussen leeftijd en alcoholgebruik in de voorspelling van problemen met executief functioneren en problemen met emotieregulatie. Deze resultaten geven meer inzicht in factoren die betrokken zijn bij alcoholgebruik. Toekomstig onderzoek zou naast vragenlijsten gebruik moeten maken van objectieve metingen van cognitieve- en emotieregulatiemechanismen en zou longitudinaal moeten zijn om causale uitspraken te kunnen doen.Show less
Er zijn veel factoren die samenhangen met het gebruik van drugs. In dit onderzoek staat de volgende hoofdvraag centraal: wat is de invloed van sociale steun en life events op het alcohol- en...Show moreEr zijn veel factoren die samenhangen met het gebruik van drugs. In dit onderzoek staat de volgende hoofdvraag centraal: wat is de invloed van sociale steun en life events op het alcohol- en cannabisgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in de leeftijd van veertien tot en met dertig jaar en welke rol spelen executieve functies hierbij? Er werd verondersteld dat betere executieve functies zouden samenhangen met minder middelengebruik. Daarnaast werd verwacht dat hoe meer sociale steun een individu van familie ervaart, hoe minder er gebruik wordt gemaakt van middelen. En er werd verwacht dat naarmate iemand meer life events had meegemaakt, er meer middelengebruik zou plaatsvinden. De onderzoeksgroep bestond uit 1049 respondenten met een gemiddelde leeftijd van 21,38 jaar (SD = 3,55) die een vragenlijstenpakket hebben ingevuld. Voor het meten van life events is de List of Threatening Experiences – Questionnaire (LTE-Q) gebruikt, voor de executieve functies de Behavior Rating Inventory of Executive Function (BRIEF-A) en voor sociale steun van familie de Multidimensional Scale of Perceived Social Support (MSPSS). Voor het meten van het alcohol en cannabisgebruik is de Middelenlijst gebruikt. Uit de resultaten bleek dat naarmate er minder goede emotieregulatie bestond er meer alcohol werd gebruikt en dat de executieve functies inhibitie, initiatief nemen en werkgeheugen positief samenhangen met cannabisgebruik. Sociale steun van familie hing niet samen met alcohol- en cannabisgebruik in dit onderzoek. Tot slot was er een positieve samenhang tussen life events en cannabisgebruik. Bij een stapsgewijze multipele regressie met deze variabelen kwam naar voren dat, tegen de verwachting in, inhibitie en ordelijkheid een positieve invloed hebben op alcoholgebruik en emotieregulatie conform de verwachting een negatieve invloed heeft. Bij cannabisgebruik zijn life events, conform de verwachting, wel van invloed.Show less
Het aanpassingsvermogen op de hoofdaspecten van de ontwikkeling van 133 internationaal geadopteerde jongvolwassenen (M = 22.9 jaar, 78 vrouwen) werd vergeleken met normatieve gegevens en...Show moreHet aanpassingsvermogen op de hoofdaspecten van de ontwikkeling van 133 internationaal geadopteerde jongvolwassenen (M = 22.9 jaar, 78 vrouwen) werd vergeleken met normatieve gegevens en leeftijdsgenoten. Er werd gekeken naar de aspecten intelligentie, gehechtheidsrepresentatie, zelfbeeld, gedragsproblemen, temperament en de attitude ten opzichte van de adoptie van de internationaal geadopteerde jongvolwassenen. Uit de resultaten blijkt dat de internationaal geadopteerde jongvolwassenen een hoger zelfbeeld hebben dan hun leeftijdsgenoten en dat zij minder internaliserende- en externaliserende gedragsproblemen vertonen dan de norm. Bovendien zijn ze op het gebied van temperament minder snel boos, ontregeld en angstig dan hun leeftijdsgenoten. Daarnaast wijken de internationaal geadopteerde jongvolwassenen in hun gehechtheidsrepresentatie niet af van hun leeftijdsgenoten. Anderzijds bleek uit de resultaten dat de internationaal geadopteerde jongvolwassenen op het gebied van intelligentie wat lager scoorden dan de gemiddelde Nederlandse bevolking en op het gebied van temperament iets minder sociaal lijken dan hun leeftijdsgenoten. Ook lijken zij meer geinteresseerd in hun adoptie historie en zijn zij iets minder positief ten opzichte van hun adoptie dan internationaal geadopteerde leeftijdsgenoten. We concluderen dat het over het algemeen goed gaat met de internationaal geadopteerde jongvolwassenen maar wijzen erop dat enkelen hiervoor mogelijk in de kindertijd en adolescentie wat meer begeleiding nodig hebben. Verder onderzoek dat zich richt op meer samenwerking tussen universiteiten en verschillende vakgebieden wordt als implicatie voor vervolgonderzoek aangedragen.Show less