Child abuse is a big problem in the Netherlands. A big group of children is structurally exposed to (severe) child abuse. Several risk factors can contribute to the development of child abuse...Show moreChild abuse is a big problem in the Netherlands. A big group of children is structurally exposed to (severe) child abuse. Several risk factors can contribute to the development of child abuse within families. This study aims to investigate whether several aspects of parenting are able to predict the severity of child abuse within families. The sample consisted of 627 Dutch parents that have recently experienced child abuse within their family. The parents filled in self-report questionnaires about themselves, their children and their experiences with child abuse under the supervision of student-researchers. Topics covered in the questionnaire were, among others, the experience of child abuse within the family, the way situations were handled, the level of experienced parenting stress, the level of warmth and involvement shown to the child(ren) and the professional help that the family received. Results showed that the level of parenting stress that parents experience is a positive significant predictor of the severity of child abuse within families. The level of warmth and involvement that parents show towards their children appeared to be a negative significant predictor of the severity of child abuse. However, the level of parental warmth and involvement did not seem to play a significant role in the relationship between parenting stress and severity of child abuse. Gender of the parent was a nonsignificant predictor of the severity of child abuse and did not seem to play a significant role in the relationship between parenting stress and severity of child abuse. The results of the study show that parenting stress can be an important risk factor for severe child abuse, while parental warmth and involvement may be an important protective factor. It is important to take these aspects into account when offering professional help and in future research.Show less
Achtergrond Talloze kinderen worden mishandeld, hieruit vloeit veel psychische problematiek voort. Eén van deze problemen is een laag zelfvertrouwen, dit heeft negatieve gevolgen voor de rest van...Show moreAchtergrond Talloze kinderen worden mishandeld, hieruit vloeit veel psychische problematiek voort. Eén van deze problemen is een laag zelfvertrouwen, dit heeft negatieve gevolgen voor de rest van het leven. Doel Deze studie deed onderzoek naar de relatie tussen verschillende typen kindermishandeling en zelfvertrouwen in de adolescentie en de rol die sekse hierbij speelt. Methoden De data zijn verkregen uit een multi-method two-generation onderzoek genaamd RE-PAIR (Janssen et al., 2021). De Childhood Trauma Questionnaire (Short-Form) (Bernstein & Fink, 1997) en de Rosenberg Self-Esteem Scale (Avison & Rosenberg, 1981) zijn ingevuld door 115 respondenten (78 meiden en 37 jongens), waarvan 80 niet-klinische adolescenten en 35 adolescenten met depressie. Door middel van regressieanalysen zijn de relaties en moderatie onderzocht. Resultaten Kindermishandeling verklaart een significant deel van de variantie in zelfvertrouwen (R2 = .130; p < .05). Emotionele mishandeling is de sterkste negatieve voorspeller van het zelfvertrouwen (β = -.293; t(86) = -2,287; p < .05). Daarnaast bleek er een interactie-effect te zijn van sekse (t(88) = - 2,554; p < .05). Bij meiden hangt emotionele mishandeling significant negatief samen met het zelfvertrouwen (β = -.443; t(61) = -3.856; p = < .001), maar niet bij jongens (β = .048; t(27) = .249; p = .805). Discussie Kindermishandeling heeft een negatief verband met zelfvertrouwen, waarbij met name emotionele mishandeling een grote rol speelt. Bij meiden daalt het zelfvertrouwen bij het meemaken van mishandeling. Nu we kennis hebben van deze relatie, kunnen we proberen weinig zelfvertrouwen te beperken of voorkomen bij mishandelde populaties.Show less
Little is known about the mechanisms behind the intergenerational transmission of child maltreatment (ITCM). The aim of the current study is to investigate if non-adaptive emotion regulation...Show moreLittle is known about the mechanisms behind the intergenerational transmission of child maltreatment (ITCM). The aim of the current study is to investigate if non-adaptive emotion regulation strategies (self-blame, blaming another, catastrophizing and rumination) explain the relationship between experienced child maltreatment and perpetrated child maltreatment. Having non-adaptive emotion regulation strategies are being examined as a mechanism because they have been associated with both experienced child maltreatment and perpetrated child maltreatment. Multiple sources were used to obtain information on child maltreatment: mothers, fathers and children. A total of 234 individuals reported on maltreatment and emotion regulation strategies. Four separate mediation analyses were performed to answer the research question. The results showed that that the relationship between experienced child maltreatment and perpetrated child maltreatment was not mediated by non-adaptive emotion regulation strategies. This applies to all four strategies. In conclusion, having non-adaptive emotion regulation strategies does not explain ITCM. The findings contribute to the knowledge about the cycle of child maltreatment and indicate that ITCM might be explained by other mechanisms. An important goal for future research is to explore an interplay of multiple factors, such as emotional dysregulation and psychopathology. Further implications for future research are being made.Show less
In this study, a three-generation study was used to examine the intergenerational transmission (IT) of child abuse and neglect. In addition, the possible mediating role of empathy in these...Show moreIn this study, a three-generation study was used to examine the intergenerational transmission (IT) of child abuse and neglect. In addition, the possible mediating role of empathy in these processes was investigated. In total, 395 participants (from 63 families) reported about both experienced and perpetrated child abuse and neglect. Multiple regression analyses were used to analyze information from fathers, mothers, and children. The results showed a significant intergenerational transmission of both child abuse and neglect. Furthermore, empathy did not appear to be a significant mediator in these processes. The findings of this study highlight the importance of using an ecological approach in both science and practice.Show less
Ouders die zelf als kind mishandeld werden zouden op latere leeftijd eerder hun eigen kinderen gaan mishandelen, dan ouders waarbij dit niet het geval is. Dit wordt de intergenerationele overdracht...Show moreOuders die zelf als kind mishandeld werden zouden op latere leeftijd eerder hun eigen kinderen gaan mishandelen, dan ouders waarbij dit niet het geval is. Dit wordt de intergenerationele overdracht van kindermishandeling genoemd. In deze bachelorscriptie wordt het doorbreken en in stand houden van de transmissie van kindermishandeling besproken. Bij een empirische studie werd een groep van 60 moeders willekeurig geselecteerd om het verband tussen meegemaakte en huidige mishandeling te toetsen. Meegemaakte kindermishandeling werd gemeten door middel van de ‘Jeugd Trauma Vragenlijst’ (JTV) en huidige kindermishandeling met de ‘Conflict Tactics Scale’. Meegemaakte emotionele verwaarlozing was gerelateerd aan huidige psychische agressie. Er werd geen significant verband gevonden tussen meegemaakte mishandeling en huidige mishandeling. Er werden verder ook geen significante verbanden gevonden tussen de overige subtypen van meegemaakte en huidige mishandeling. Door literatuuronderzoek werd vanuit de gehechtheidstheorie en de sociale leertheorie bekeken hoe de intergenerationele overdracht van kindermishandeling in stand gehouden wordt en hoe de transmissie doorbroken kan worden. Uit de resultaten bleek dat de kans op transmissie van kindermishandeling minder groot is bij moeders die een coherente gehechtheidsrepresentatie en een beter zelfbeeld hebben, dit is in overeenstemming met de gehechtheidstheorie. Een slechte kwaliteit van de gehechtheidsrelatie zorgt voor een groter risico op de intergenerationele overdracht van kindermishandeling. Een ondersteunende opvoeder in de kindertijd, therapie en een ondersteunende partnerrelatie in de volwassenheid zijn beschermende factoren die kunnen bijdragen aan het doorbreken van de intergenerationele overdracht van kindermishandeling. In consistentie met de sociale leertheorie is gebleken dat agressief gedrag richting het kind door de ouder een risicofactor kan zijn voor agressief gedrag door het kind zelf in de volwassenheid. Lichamelijke straffen door de ouder zijn van invloed op agressief gedrag bij het kind. Delinquenten schijnen het negatieve gedrag uit hun kindertijd tevens te imiteren. Het onderzoek dat tot nu toe gedaan is naar kindermishandeling is veelal retrospectief. Er zou meer prospectief onderzoek gedaan moeten worden naar de intergenerationele overdracht van kindermishandeling, waarbij gekeken wordt in hoeverre preventie en interventies kunnen bijdragen aan de doorbraak van de intergenerationele overdracht van kindermishandeling.Show less
Master thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (MSc)
closed access
In deze thesis bespreek ik culturele aspecten van kindermishandeling en de vraag of een universele definitie van kindermishandeling mogelijk is. Middels twee case studies over Turkse gezinnen in...Show moreIn deze thesis bespreek ik culturele aspecten van kindermishandeling en de vraag of een universele definitie van kindermishandeling mogelijk is. Middels twee case studies over Turkse gezinnen in Turkije en Turks-Nederlandse gezinnen in Nederland worden verschillen en overeenkomsten besproken in gedrag en opvattingen ten aanzien van kindermishandeling. Uit de case studies blijkt dat in Turkse gezinnen in Turkije het fysiek straffen van kinderen meer geaccepteerd wordt dan in Turkse gezinnen in Nederland. Daarnaast lijkt het ook zo te zijn dat tweede generatie Turks-Nederlandse ouders een opvoedingsstijl hanteren die dichter ligt bij de gangbare opvoedingsstijl die in Nederland wordt aangenomen. Dit leidt tot het inzicht dat gedrag en opvattingen ten aanzien van kindermishandeling onderhevig zijn aan verandering op het moment dat er sprake is van een assimilatie- of integratieproces. Deze veranderlijkheid in percepties op wat kindermishandeling is, maakt dat het onmogelijk is om een universele definitie van kindermishandeling op te stellen.Show less
Introductie: ondanks gegroeide kennis over kindermishandeling, worden jaarlijks in Nederland naar schatting 34 op de 1000 kinderen mishandeld. Uit eerder onderzoek is gebleken dat een verstoorde...Show moreIntroductie: ondanks gegroeide kennis over kindermishandeling, worden jaarlijks in Nederland naar schatting 34 op de 1000 kinderen mishandeld. Uit eerder onderzoek is gebleken dat een verstoorde stressregulatie bij de ouder een risicofactor voor kindermishandeling kan zijn. Resultaten zijn echter niet eenduidig en er wordt vaak gebruik gemaakt van volwassenen met risico op kindermishandeling en niet van ouders bij wie kindermishandeling is vastgesteld. Bovendien is nog onbekend of er verschillen zijn tussen verwaarlozende en mishandelende ouders. Het huidige onderzoek bestudeert de hartslagreactiviteit van mishandelende en verwaarlozende moeders in vergelijking met controlemoeders tijdens het luisteren naar babygehuil en babygelach. Methode: aan het onderzoek namen in totaal 56 moeders (29 mishandelend, 27 niet-mishandelend). Tevens is een subgroep van verwaarlozende moeders (12 verwaarlozend, 17 mishandelend) onderzocht. Hartslag is gemeten bij alle moeders tijdens baseline (rust) en tijdens horen van babygehuil en babygelach. Resultaten: mishandelende en niet-mishandelende moeders verschilden niet in hartslagreactiviteit. De hartslag van alle moeders tijdens het horen van babygehuil en babygelach week niet significant af van de hartslag in rust. Een marginaal significant interactie-effect is gevonden voor groep x volgorde. Mishandelende moeders hadden bij benadering een hogere hartslag wanneer zij eerst het lachgeluid hoorden. De hartslag was onder alle moeders hoger tijdens het horen van lachen dan het horen van huilen. Verwaarlozende moeders hadden geen afwijkende hartslagreactiviteit. Conclusie: mishandelende moeders verschillen niet in hartslagreactiviteit tijdens het horen van kindsignalen ten opzichte van niet-mishandelende moeders. Verwaarlozende moeders laten geen afwijkend hartslagreactiviteit zien.Show less
Gezien het beperkte aantal studies naar kindermishandeling en de plegers ervan binnen de Nederlandse jeugdzorg, betreft de vraagstelling in het huidige onderzoek: ‘Wat zijn de kenmerken van plegers...Show moreGezien het beperkte aantal studies naar kindermishandeling en de plegers ervan binnen de Nederlandse jeugdzorg, betreft de vraagstelling in het huidige onderzoek: ‘Wat zijn de kenmerken van plegers van seksueel misbruik en fysieke kindermishandeling binnen de Nederlandse jeugdzorg?'. Het doel is om plegers van seksueel misbruik en fysieke mishandeling bij jongens en meisjes te vergelijken op gebied van hun geslacht, leeftijd en relatie tot het slachtoffer. Door middel van zelfrapportage hebben jongeren, die in 2010 in een residentiële jeugdzorginstelling en/of pleegzorg in Nederland zaten, aangegeven of ze slachtoffer zijn geweest van kindermishandeling. De 271 jongeren die deelnamen waren in 2010 tussen de 12 en 18 jaar, waarbij 70 van hen slachtoffer waren van seksueel misbruik en 64 van fysieke mishandeling.Show less