In deze scriptie wordt de representatie van de 'moderne vrouw' in Nederland tussen 1894 en 1927 onderzocht aan de hand van drie romans, evenals recensies en krantenartikelen. Dit verkennend...Show moreIn deze scriptie wordt de representatie van de 'moderne vrouw' in Nederland tussen 1894 en 1927 onderzocht aan de hand van drie romans, evenals recensies en krantenartikelen. Dit verkennend cultuurhistorisch onderzoek richt zich op opeenvolgende generaties 'moderne vrouwen', waarbij elke generatie een nieuw beeld van de 'moderne vrouw' naar voren brengt.Show less
In deze scriptie staat de vraag centraal: 'Hoe werd in literatuur, in het bijzonder historische romans, en literatuurgeschiedschrijving het Nederlandse beeld van het eigen verleden geconstrueerd?’...Show moreIn deze scriptie staat de vraag centraal: 'Hoe werd in literatuur, in het bijzonder historische romans, en literatuurgeschiedschrijving het Nederlandse beeld van het eigen verleden geconstrueerd?’ Er worden drie literatuurgeschiedenissen en vier historische romans geanalyseerd uit de periode 1800-1860. Niet zozeer de constructie van het verleden wordt geanalyseerd, maar de manier waarop teksten bij de lezer identificatie met zo'n constructie bereiken staat centraal. Methodologisch vertrek ik vanuit een model voor identificatie van Smith (1995), aangescherpt door Giovanelli (2008). Op basis van een overzicht van empirisch identificatieonderzoek (Cohen & Tal-Or 2017) zijn drie tekstuele kenmerken geselecteerd: vertelperspectief, beschrijvingen en het type narratief (naar Soni 2007). Alle casus worden op deze kenmerken geanalyseerd; bij de literatuurgeschiedenissen wordt wel in plaats van perspectief gekeken hoe de auteur zijn ethos construeert. In alle gevallen wordt de (idee)historische context betrokken bij de tekstinterpretatie.Show less