Economisch hoogleraren zijn voor journalisten met name vanwege de onafhankelijke duiding een belangrijke bron van expertise. In berichtgeving rondom de financieel-economische crisis (2008-2013) in...Show moreEconomisch hoogleraren zijn voor journalisten met name vanwege de onafhankelijke duiding een belangrijke bron van expertise. In berichtgeving rondom de financieel-economische crisis (2008-2013) in elf landelijke dagbladen worden 250 onderzochte hoogleraren bijna 13.000 keer bij naam genoemd. De journalistieke bronkeuze resulteert in een dominante elite van media-economen. Het zeer selecte gezelschap van vijf economen zorgt voor een kwart van de naamsvermeldingen, slechts twaalf personen voor de helft. De discrepantie tussen expertise zoals gepresenteerd in de media en het academische veld is groots. Geen van de economen in de academische top mag zich onder de veelgevraagde media-economen scharen. In het licht van het onafhankelijke karakter is het opvallend dat negen van de tien meestgevraagde economen een of meerdere relaties heeft met commerciële instellingen. Diversiteit in bronkeuze is onder de dagbladen van redelijk gelijke aard. De Volkskrant slaagt hierin het beste, Metro, De Telegraaf en Sp!ts vertonen grotere afwijkingen. Ten tijde van de economische crisis is sprake geweest van een groot, zichzelf versterkend, matteüseffect. Een elite van deelnemers aan het publieke debat is dusdanig zichtbaar dat zij almaar meer aandacht en macht krijgen toebedeeld. Ook inhoudelijk blijken zij eensgezind: 80 procent van de oordelen over het kabinetsbeleid zijn negatief van aard. De duidingsfunctie is verre van strikt evaluatief: niet de kritiek op een beleidsmaatregel staat centraal, maar de normatieve beoordeling van de uitkomst. De vervaging van de grens tussen de economische en politieke visie vraagt om een andere journalistiek. Een waarin veel kritischer wordt gekeken naar bronkeuze en de kleuring van het economisch publieke debat.Show less