Taal speelt een centrale rol in hoe mensen denken en zich gedragen (Verhaeghe, 2020, p. 5), ook qua discriminatie van LHBTIQ+-personen. Mensen die binnen de media met inclusief taalgebruik in...Show moreTaal speelt een centrale rol in hoe mensen denken en zich gedragen (Verhaeghe, 2020, p. 5), ook qua discriminatie van LHBTIQ+-personen. Mensen die binnen de media met inclusief taalgebruik in aanraking komen, gaan deze taal vaker zelf gebruiken (Van Poecke et al., 1991, p. 83). Binnen deze scriptie wordt onderzocht hoe de Nederlandse opiniebladen Vrij Nederland, Elsevier Weekblad, De Groene Amsterdammer, HP/De Tijd en Maarten! omgaan met verwijzingen naar LHBTIQ+-personen. Het doel is om inzicht te krijgen in de taalkeuzes van opiniebladen m.b.t. LHBTIQ+-personen en hoe dit er in de praktijk uitziet. Aan de hand van semi-gestructureerde interviews is onderzocht welke opvattingen eindredacteuren en hoofdredacteuren over inclusief taalgebruik omtrent LHBTIQ+-personen hebben. Door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse is onderzocht hoe in de periode oktober 2016 tot maart 2022 naar LHBTIQ+-personen verwezen werd in opiniebladen. Uit het onderzoek is gebleken dat opiniebladen op het vlak van taalontwikkelingen meegaan met de modus, kwetsende termen vermijden en geen duidelijke voorkeur hebben voor identity-first language of person-first language. Voorstanders van person-first language willen dat een persoon in eerste plaats als persoon wordt gezien en in de tweede plaats als een persoon met een bepaalde eigenschap, terwijl bij identity-first language de focus ligt op een bepaalde eigenschap als onlosmakelijk deel van de identiteit (Simonsen & Mruczek, 2021). De Groene Amsterdammer gaf aan een voorkeur te hebben voor identity-first bijvoeglijk naamwoord (bijv. homoseksuele man), person-first language (bijv. man die op mannen valt) of werkwoorden (bijv. hij valt op mannen). Elsevier Weekblad heeft de voorkeur voor identity-first bijvoeglijk naamwoord. Maarten! heeft de voorkeur voor werkwoorden. HP/De Tijd heeft de voorkeur voor identity-first zelfstandig naamwoord (bijv. homo). Vrij Nederland gaf geen voorkeur aan. In de praktijk verwijzen deze opiniebladen het meest naar LHBTIQ+-personen door middel van termen die hun gender of seksuele oriëntatie reduceren tot het geheel of tot een deel van hun identiteit. De meeste termen behoorden tot identity-first zelfstandig naamwoord, gevolgd door identity-first bijvoeglijk naamwoord, gevolgd door person-first, gevolgd door werkwoorden. Concluderend, de meeste termen waarmee opiniebladen verwijzen naar LHBTIQ+-personen reduceren de gender of seksuele oriëntatie tot iemands identiteit. Verder gaan opiniebladen op het gebied van taalontwikkelingen mee met de modus en vermijden ze kwetsende termen.Show less
Abstract Story and reading comprehension are important parts of education and daily life and there has been concerns about the decrease in the comprehension level of Dutch children. The goal of the...Show moreAbstract Story and reading comprehension are important parts of education and daily life and there has been concerns about the decrease in the comprehension level of Dutch children. The goal of the current study was to determine the difference between video, audio and text when it comes to story comprehension. Besides the difference between the three different media, we were interested in the difference between the comprehension of strong and weak readers on these media. Because the standard of coherence could play an important part in story comprehension, we also examined if there was a difference in the standard of coherence between strong and weak readers. Children between eight and twelve years old (Grade 4-6) participated in this research. A within-subjects design was used and all children were presented with a video, an audio and a text. They answered open-ended questions to test their comprehension of the story. Their standard of coherence was tested with a self-report questionnaire. The results indicated a difference between the comprehension across different media. After watching a video, the story comprehension was better in comparison to after reading a text. No difference was found between audio and the other media. Strong readers appeared to have better comprehension than weak readers, but the pattern wasn’t different for video, audio and text. In addition, the standard of coherence didn’t differ between strong and weak readers. These findings have implications for the educational practice. Apparently both strong and weak readers seem to benefit from watching a video when it comes to their story comprehension. Teachers could therefore use videos to increase the story comprehension of their students. No difference was found between audio and text, but teachers may use audio to add some change to their lessons, in order to increase the engagement and motivation in reading education.Show less
Sinds 2002 is er sprake van een dalend vertrouwen in de overheid (Sociaal Cultureel Planbureau, 2015) en een mogelijke oorzaak hiervoor is de invloed van media, want deze spelen een belangrijke rol...Show moreSinds 2002 is er sprake van een dalend vertrouwen in de overheid (Sociaal Cultureel Planbureau, 2015) en een mogelijke oorzaak hiervoor is de invloed van media, want deze spelen een belangrijke rol in de informatie, beelden en oordelen die burgers ontvangen over de betrouwbaarheid van de overheid (Bovens & Wille, 2006). Er bestaan twee tegenstrijdige verklaringen over de gevolgen van mediagebruik op het vertrouwen in de overheid, namelijk de media malaise theorie die stelt dat mediagebruik een negatief effect heeft op het vertrouwen in de overheid en de mobilisatietheorie die stelt dat dat mediagebruik een positief effect heeft op het vertrouwen in de overheid (Van der Valk, 2007). Je kunt je afvragen of deze tweestrijd bestaat, omdat je “media” niet als eenduidige term kunt benaderen, omdat het een gedifferentieerd concept is. Dit onderzoek legt de nadruk op de verschillende vormen media, waarbij de eenduidige term wordt uitgesplitst in verschillende typen media, namelijk de krant, sociale media, televisie en radio. Er wordt een verwachting uitgesproken dat hoe meer iemand de politiek volgt via de krant, hoe meer vertrouwen diegene heeft in de overheid. Er is een verwachting dat hoe meer iemand de politiek volgt via de televisie en sociale media, hoe minder vertrouwen diegene heeft in de overheid. Er is geen verwachting over het media-type radio, omdat niet genoeg literatuur specifiek ingaat op de radio. Er wordt een ordinale regressieanalyse uitgevoerd middels de European Values Dataset (2020). In de ordinale regressieanalyse is te zien dat er een positief, statistisch significant verband bestaat tussen de mate waarin iemand de politiek volgt via de dagelijkse krant en het vertrouwen dat diegene in de overheid heeft (EVS, 2020). Dit betekent dat hoe vaker iemand de politiek volgt via de dagelijkse krant, hoe meer vertrouwen diegene heeft in de overheid. Er is een negatief, niet statistisch significant verband tussen de mate waarin iemand de politiek volgt via de sociale media en het vertrouwen dat diegene heeft in de overheid (EVS, 2020). Dit betekent hoe vaker iemand de politiek volgt via de sociale media, hoe minder vertrouwen diegene heeft in de overheid, maar dit verband berust (waarschijnlijk) op toeval. Er is een positief, statistisch significant verband tussen de mate dat iemand de politiek via televisie en radio volgt en het vertrouwen dat diegene heeft in de overheid (EVS, 2020). Dit betekent dat hoe vaker iemand de politiek volgt via de televisie en radio, hoe meer vertrouwen diegene heeft in de overheid. Er wordt uiteindelijk geconcludeerd dat de media-voorkeuren van burgers een rol spelen in het vertrouwen van burgers in de overheid, want drie van de vier hypothesen kunnen een statistisch significant verband aantonen (EVS, 2020).Show less