Dit onderzoek heeft de relatie tussen examenstress en emotioneel eten onderzocht in een Nederlandse studentenpopulatie. Ook is onderzocht of deze relatie werd gemedieerd door vermijdende coping....Show moreDit onderzoek heeft de relatie tussen examenstress en emotioneel eten onderzocht in een Nederlandse studentenpopulatie. Ook is onderzocht of deze relatie werd gemedieerd door vermijdende coping. Emotioneel eten kan leiden tot meerdere psychologische en lichamelijke problemen, vandaar dat het een belangrijk onderwerp is voor onderzoek. Dit cross-sectionele onderzoek werd gedaan onder 191 Nederlandstalige studenten. De respondenten hebben een online vragenlijst ingevuld waarin werd gevraagd naar demografische variabelen, examenstress (ExamSS), emotioneel eten (DEBQ) en vermijdende coping (Brief-COPE). De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 20,5 (SD = 1,57). Daarna zijn drie regressieanalyses gedaan om de relaties tussen de variabelen vast te stellen. Vervolgens is de Aroian Sobel test berekend om vast te stellen of de mediatie significant was. Uit de resultaten bleek dat de mediatie niet significant was. Er waren wel significante positieve correlaties tussen examenstress en emotioneel eten (B = .008, bSE = .003, t(189) = 2.826, p = .005) en examenstress en vermijdende coping (B = .045, bSE = .015, t(189) = 2.974, p = .003), maar er was geen significante relatie tussen vermijdende coping en emotioneel eten (B = -.008, bSE = .013, t(188) = -.625, p = 0.533). Verder bleek uit de Aroian Sobel test dat de mediatie van vermijdende coping op de relatie tussen examenstress en emotioneel eten niet significant was. Toekomstige interventies kunnen zich richten op het verminderen van examenstress, om op die manier emotioneel eten te verminderen en ook het risico te verlagen op de gezondheidsrisico’s die verbonden zijn aan emotioneel eten.Show less
De afgelopen jaren is het aantal jongvolwassenen met een depressie toegenomen. Krachttraining blijkt dit risico te reduceren. Een mogelijke mediator in dit verband is Locus of Control (LoC), de...Show moreDe afgelopen jaren is het aantal jongvolwassenen met een depressie toegenomen. Krachttraining blijkt dit risico te reduceren. Een mogelijke mediator in dit verband is Locus of Control (LoC), de mate waarin je het gevoel hebt dat je invloed hebt op je leven. In dit cross-sectionele onderzoek is een samengestelde vragenlijst verspreid onder jongvolwassenen. Mate van krachttraining was de productscore van de duur en frequentie per week en subjectieve intensiteit, zoals gemeten met de MSEQ-SF. Depressiescore was de somscore van de PHQ-9. LoC was de somscore op de omgepoolde SOCS, met een hoge score voor meer externe LoC. Ook zijn enkele demografische gegevens uitgevraagd. Hypothesen waren dat krachttraining depressieve symptomen reduceert en dat dit gemedieerd wordt door LoC. Uit de mediatieanalyse bleek het totale effect (c) van mate van krachttraining op depressieve symptomen niet significant. Deel 1 van het indirecte effect (a) van mate van krachttraining op Locus of Control was wel significant. Deel 2 van het indirecte effect (b) van Locus of Control op depressieve symptomen, gecorrigeerd voor het directe effect (c’) en het directe effect (c’) van mate van krachttraining op depressieve symptomen, gecorrigeerd voor het effect van Locus of Control waren beide niet significant. Uit dit onderzoek bleek krachttraining depressieve symptomen niet te reduceren en er was geen mediërend effect van Locus of Control. Enkele limitaties waren het hoge percentage mannen en studenten en de kleine steekproefgrootte. Vervolgonderzoek kan zich richten op mogelijk effect van soort krachttraining en lichaamsdeel dat getraind wordt op depressieve symptomen.Show less
Little is known about the mechanisms behind the intergenerational transmission of child maltreatment (ITCM). The aim of the current study is to investigate if non-adaptive emotion regulation...Show moreLittle is known about the mechanisms behind the intergenerational transmission of child maltreatment (ITCM). The aim of the current study is to investigate if non-adaptive emotion regulation strategies (self-blame, blaming another, catastrophizing and rumination) explain the relationship between experienced child maltreatment and perpetrated child maltreatment. Having non-adaptive emotion regulation strategies are being examined as a mechanism because they have been associated with both experienced child maltreatment and perpetrated child maltreatment. Multiple sources were used to obtain information on child maltreatment: mothers, fathers and children. A total of 234 individuals reported on maltreatment and emotion regulation strategies. Four separate mediation analyses were performed to answer the research question. The results showed that that the relationship between experienced child maltreatment and perpetrated child maltreatment was not mediated by non-adaptive emotion regulation strategies. This applies to all four strategies. In conclusion, having non-adaptive emotion regulation strategies does not explain ITCM. The findings contribute to the knowledge about the cycle of child maltreatment and indicate that ITCM might be explained by other mechanisms. An important goal for future research is to explore an interplay of multiple factors, such as emotional dysregulation and psychopathology. Further implications for future research are being made.Show less
Achtergrond: Angstproblematiek wordt relatief vaak in verband gebracht met kenmerken van Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) (Sukhodolsky et al., 2008). Mogelijk ontstaan angstproblemen bij jonge...Show moreAchtergrond: Angstproblematiek wordt relatief vaak in verband gebracht met kenmerken van Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) (Sukhodolsky et al., 2008). Mogelijk ontstaan angstproblemen bij jonge kinderen met ASS kenmerken door problemen in emotieregulatie (White et al., 2014). Doel: Deze studie onderzocht de relatie tussen autisme kenmerken en angst bij jonge kinderen en is voor zover bekend de eerste die hierbij keek naar mediatie door emotieregulatie. Methode: Via Centrum Autisme en reguliere basisscholen zijn 47 kinderen geworven tussen de 3 en 6 jaar oud (M=4.64; SD=0.96). Ouders vulden vragenlijsten in over de autisme kenmerken, emotieregulatieproblemen en angstproblemen van hun kinderen. Autisme kenmerken zijn gemeten met de Social Responsiveness Scale (SRS), emotieregulatie met de Behavior Rating Inventory of Executive Functioning – Preschool Version (BRIEF-P), angstproblemen met de Child Behavior Checklist 1½-5 (CBCL/1½-5). Resultaten: Autisme kenmerken waren een significant positieve voorspeller voor emotieregulatieproblemen (β = .59, p < .001) en angstproblemen (β = .79, p < .001). Emotieregulatieproblemen waren een significant positieve voorspeller voor angstproblemen (β = .38, p = .001). Er is een partiële mediatie van emotieregulatie gevonden tussen autisme kenmerken en angstproblemen; z = 2.92, p = .004. Conclusie: De resultaten geven een eerste aanwijzing voor het bestaan van een indirecte relatie tussen autisme kenmerken en angst via emotieregulatie. Tegelijkertijd lijkt er ook een directe relatie te bestaan tussen autisme kenmerken en angst of zijn mogelijk andere factoren dan emotieregulatie van invloed op de ontwikkeling van angstproblemen bij kinderen met autisme kenmerken.Show less
In dit artikel is onderzocht of er een relatie is tussen ouderlijke stress en gedragsproblemen. Daarnaast is gekeken of er mediatie is van de factor emotioneel klimaat en de factor supervisie en...Show moreIn dit artikel is onderzocht of er een relatie is tussen ouderlijke stress en gedragsproblemen. Daarnaast is gekeken of er mediatie is van de factor emotioneel klimaat en de factor supervisie en monitoring op de relatie tussen ouderlijke stress en gedragsproblemen. 103 Ouders vulden de vragenlijsten NOSI-K, CBCL en APQ in om ouderlijke stress, gedragsproblemen en supervisie en monitoring respectievelijk te meten. Voor het emotioneel klimaat is, door middel van de MC-HOME, een interview gehouden met de ouder en het kind en is er geobserveerd. Uit de resultaten bleek een significant positief verband te zijn tussen ouderlijke stress en gedragsproblemen. Voor zowel het emotioneel klimaat als supervisie en monitoring is geen mediatie gevonden op de relatie tussen ouderlijke stress en gedragsproblemen.Show less
In dit onderzoek wordt onderzocht of ouderlijke stress, de leermaterialen en –mogelijkheden van kinderen en/of de aangeboden verrijking aan kinderen de mogelijk negatieve relatie tussen sociaal...Show moreIn dit onderzoek wordt onderzocht of ouderlijke stress, de leermaterialen en –mogelijkheden van kinderen en/of de aangeboden verrijking aan kinderen de mogelijk negatieve relatie tussen sociaal economische status (SES) van ouders en de gedragsproblemen van kinderen in de leeftijd van zes tot tien jaar in Nederland medieert. Er zijn bij 107 gezinnen huisbezoeken afgenomen. Om de data te verzamelen is er gebruik gemaakt van de FAS, de HOME-MC, de NOSI-K en de CBCL. Uit de resultaten is gebleken dat er in Nederland voorlopig geen relatie lijkt te bestaan tussen de SES van ouders en de gedragsproblemen van kinderen tussen de zes en tien jaar en dat de variabelen ouderlijke stress, leermaterialen en –mogelijkheden en verrijking geen mediatoren zijn. Echter, er is wel een relatie gevonden tussen de variabelen ouderlijke stress en gedragsproblemen van kinderen onafhankelijk van de variabele SES. Dit zou implicaties kunnen bieden voor interventies die zich richten op gedragsproblemen en dit gegeven zou een rol kunnen spelen bij het screenen van gezinnen.Show less
In het huidige onderzoek is onderzocht of de Sociaal Economisch Status (SES) van een gezin en probleemgedrag van het kind samenhangen. Eveneens is onderzocht of deze mogelijke relatie gemedieerd...Show moreIn het huidige onderzoek is onderzocht of de Sociaal Economisch Status (SES) van een gezin en probleemgedrag van het kind samenhangen. Eveneens is onderzocht of deze mogelijke relatie gemedieerd wordt door de variabelen verrijking en leermaterialen en –mogelijkheden. Doormiddel van huisbezoeken waarbij de HOME-MC, de FAS en de CBCL afgenomen zijn is de data voor het onderzoek verzameld. Er zijn 101 respondenten opgenomen in het onderzoek. Volgens de resultaten van het huidige onderzoek is er geen relatie tussen de SES en probleemgedrag. Tevens fungeren de variabelen verrijking en leermaterialen en –mogelijkheden niet als mediator. Echter is er wel een verband gevonden tussen de SES en verrijking en is er sprake van een trend tussen leermaterialen en –mogelijkheden en probleemgedrag. Deze resultaten bieden aanknopingspunten voor interventies, zoals mogelijk de VVE-thuis.Show less
In dit onderzoek wordt onderzocht of er een verband bestaat tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen bij kinderen. Tevens wordt er onderzocht of ouderlijke stress een mediërende rol speel in...Show moreIn dit onderzoek wordt onderzocht of er een verband bestaat tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen bij kinderen. Tevens wordt er onderzocht of ouderlijke stress een mediërende rol speel in het verband tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen. Er is bij 107 gezinnen een huisbezoeken afgenomen. De data is verzameld aan de hand van de MC-HOME, de CBCL en de NOSI-K. Uit de resultaten is gebleken dat er geen significant verband blijkt te bestaan tussen het emotioneel klimaat en gedragsproblemen en dat ouderlijke stress geen mediërende rol speelt in het verband tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen. Er is echter wel een significante relatie gevonden tussen ouderlijke stress en gedragsproblemen van kinderen. Deze significante relatie bevestigt het belang van interventies die ouderlijke stress doen verminderen, zodat gedragsproblemen bij kinderen beperkt zullen blijven.Show less
Deze studie heeft onderzoek verricht naar de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en agressie bij het kind, met Theory of Mind (ToM) als mediërende factor. Participanten (N = 345) zijn...Show moreDeze studie heeft onderzoek verricht naar de relatie tussen roken tijdens de zwangerschap en agressie bij het kind, met Theory of Mind (ToM) als mediërende factor. Participanten (N = 345) zijn geworven via peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen in Nederland. Prenataal roken en agressie zijn bij de ouders van de participerende kinderen geïnventariseerd aan de hand van vragenlijsten (algemene vragenlijst, aangepaste variant CBCL 1½ - 5). Bij de kinderen (gemiddelde leeftijd: 5.31, SD 0.64) zijn diverse taken afgenomen, waaronder zes taken gericht op het meten van Theory of Mind. Uit het onderzoek blijkt dat roken tijdens de zwangerschap meer agressie voorspelt bij het kind, een beter ontwikkelde ToM voorspelt daarentegen een afname in agressief gedrag. Wanneer beide worden opgenomen in het regressiemodel ondervangt prenataal roken het effect van ToM, waarmee roken tijdens de zwangerschap een onafhankelijke voorspeller blijft van agressie. Wegens scheefheid van de data is nader onderzoek op dit vlak gewenst.Show less