Uit ‘’de volksgezondheid toekomstverkenning 2018’’ van het RIVM bleek dat mensen met een lagere sociaaleconomische status vaker een ongezonde leefstijl hanteren, waar consumptie van sigaretten en...Show moreUit ‘’de volksgezondheid toekomstverkenning 2018’’ van het RIVM bleek dat mensen met een lagere sociaaleconomische status vaker een ongezonde leefstijl hanteren, waar consumptie van sigaretten en alcohol een groot onderdeel van uit maakt. Het consumeren van alcohol en sigaretten drukt erg op de zorgkosten. Om de zorgkosten te verminderen zou de overheid het gebruik van alcohol en sigaretten moeten terugdringen. Wanneer armoede daadwerkelijk een effect heeft op middelengebruik, zoals alcohol- en sigarettenconsumptie, zal de overheid zich dus meer op armoedebestrijding moeten richten. In mijn onderzoek staat dan ook de volgende vraag centraal: In hoeverre hebben inkomensarmoede en rondkomen invloed op middelengebruik? In het theoretisch kader worden eerdere onderzoeken en publicaties met betrekking tot armoede en middelengebruik besproken. Daarnaast wordt de prijselasticiteit, de verslavingsgevoeligheid, en het coping mechanisme rondom middelengebruik besproken. Daarna zijn vier hypothesen vastgesteld: Hypothese 1: Inkomensarmoede heeft een positieve invloed op het gebruik van alcohol. Hypothese 2: Rondkomen heeft een negatieve invloed op het gebruik van alcohol. Hypothese 3: Inkomensarmoede heeft een positieve invloed op het gebruik van sigaretten. Hypothese 4: Rondkomen heeft een negatieve invloed op het gebruik van sigaretten. Aan de hand van deze hypothesen wordt in dit onderzoek het effect van armoede op het gebruik van sigaretten en alcohol onderzocht. Daarbij wordt gebruik gemaakt van longitudinale data uit het LISS Panel, bestaande uit zo’n 7500 respondenten. Deze data is vervolgens geïmporteerd in het statistisch softwarepakket; STATA, waarna een Pooled OLS en een Two-way Fixed Effects regressie zijn uitgevoerd. De Two-way Fixed Effects regressie met het gebruik van controlevariabel biedt de strengste en meest betrouwbare meetmethode. Op basis van het Twoway Fixed Effects model is dus gekeken of de hypothesen moeten worden verworpen of bevestigd. Uit de regressies is duidelijk geworden dat er geen statistisch significant effect is van inkomensarmoede en rondkomen op het gebruik van alcohol. Er is dus geen bewijs voor hypothesen 1 en 2. Voor hypothese 3 is alleen bewijs te vinden voor een positief effect van inkomensarmoede op roker. Het effect van inkomensarmoede op de mate van sigarettengebruik is namelijk niet statistisch significant. Hypothese 4 kan geheel worden bevestigd. Rondkomen heeft een statistisch significant negatief effect op roker en mate van sigarettengebruik. Op basis van deze conclusie wordt de volgende beleidsaanbeveling gedaan: Om sigarettenconsumptie te verminderen zou de overheid meer moeten inzetten op armoedebestrijding.Show less
The onset of puberty is accompanied by various physical and mental developments that can influence the self-confidence and substance use of young people. In this thesis, it is tried to answer...Show moreThe onset of puberty is accompanied by various physical and mental developments that can influence the self-confidence and substance use of young people. In this thesis, it is tried to answer whether self-confidence mediates the relationship between the onset of puberty development and substance use and what differences are visible for boys and girls (N = 186). All participants were between 14 and 18 years old and came from the west of the Netherlands. The data used in this research was collected through home visits and questionnaires. To answer the research question, a mediation analysis by Baron & Kenny (1986) was used. The mediation analysis investigated the relation between the onset of puberty development and substance use, the onset of puberty development and self-confidence and self-confidence and substance use. These analyses are done for both boys and girls. The results show that boys have significantly higher scores on self-confidence and substance use than girls. There is a significant relationship between confidence and substance use for boys, but not for girls. The significant relationship found for boys is different in nature than for girls. There is no mediation effect of self-confidence on the relation between the onset of puberty development and substance use. It is important for future research to further investigate the relation between self-confidence and substance use in boys. In addition, it is essential to investigate whether an unequivocal answer can be found whether the onset of puberty development influences substance use. In this way, interventions against substance use can be used effectively.Show less
Onderzoek heeft aangetoond dat een negatieve levenservaring invloed heeft op de copingstijl en middelengebruik. Tot op heden is de relatie tussen inadequate coping, stress en middelenmisbruik nog...Show moreOnderzoek heeft aangetoond dat een negatieve levenservaring invloed heeft op de copingstijl en middelengebruik. Tot op heden is de relatie tussen inadequate coping, stress en middelenmisbruik nog niet geheel duidelijk (Franken, Hendriks, Haffmans & Van der Meer, 2001). Via dit onderzoek wordt er specifiek aandacht besteed aan de invloed van het overlijden van een persoon in de naaste familie op cannabisgebruik en inadequate coping. Aan 1050 respondenten in de leeftijd van 12 tot 30 jaar is gevraagd om tien vragenlijsten in te vullen voor het overkoepelende onderzoek naar middelengebruik onder jongeren en jongvolwassenen en de rol van cognitieve- en emotieregulatiemechanismen. Van deze vragenlijsten zijn er drie, de Utrechtse Coping Lijst, de List of Threatening Experiences Questionnaire en de Middelenlijst, gebruikt om antwoord te geven op de probleemstelling. De multivariate variantie analyse toonde een significante relatie aan tussen cannabis en coping. Daarnaast liet de univariate variantie analyse een significant effect zien tussen cannabisgebruik en de copingstijlen; sociale steun zoeken en passief reactiepatroon. Tenslotte wordt de relatie zichtbaar tussen het overlijden van een persoon in de naaste familie en de copingstijlen passief reactiepatroon en palliatieve reactie. Er kan worden gesteld dat het overlijden van een persoon in de naaste familie er toe leidt, dat er vaker een inadequate copingstijl wordt toegepast in de vorm van een palliatieve reactie en/of passief reactiepatroon. Daarnaast heeft het overlijden van een persoon in de naaste familie invloed op het cannabisgebruik. Het cannabisgebruik is gemiddeld genomen hoger bij personen die ervaring hebben met stressvolle situaties, zoals het overlijden van een naaste. Daarbij passen adolescenten en jongvolwassenen die cannabis gebruiken minder vaak een adequate copingstijl toe, zoeken minder vaak sociale steun, en passen vaker een inadequate copingstijl toe, namelijk een passief reactiepatroon.Show less
Er zijn veel factoren die samenhangen met het gebruik van drugs. In dit onderzoek staat de volgende hoofdvraag centraal: wat is de invloed van sociale steun en life events op het alcohol- en...Show moreEr zijn veel factoren die samenhangen met het gebruik van drugs. In dit onderzoek staat de volgende hoofdvraag centraal: wat is de invloed van sociale steun en life events op het alcohol- en cannabisgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in de leeftijd van veertien tot en met dertig jaar en welke rol spelen executieve functies hierbij? Er werd verondersteld dat betere executieve functies zouden samenhangen met minder middelengebruik. Daarnaast werd verwacht dat hoe meer sociale steun een individu van familie ervaart, hoe minder er gebruik wordt gemaakt van middelen. En er werd verwacht dat naarmate iemand meer life events had meegemaakt, er meer middelengebruik zou plaatsvinden. De onderzoeksgroep bestond uit 1049 respondenten met een gemiddelde leeftijd van 21,38 jaar (SD = 3,55) die een vragenlijstenpakket hebben ingevuld. Voor het meten van life events is de List of Threatening Experiences – Questionnaire (LTE-Q) gebruikt, voor de executieve functies de Behavior Rating Inventory of Executive Function (BRIEF-A) en voor sociale steun van familie de Multidimensional Scale of Perceived Social Support (MSPSS). Voor het meten van het alcohol en cannabisgebruik is de Middelenlijst gebruikt. Uit de resultaten bleek dat naarmate er minder goede emotieregulatie bestond er meer alcohol werd gebruikt en dat de executieve functies inhibitie, initiatief nemen en werkgeheugen positief samenhangen met cannabisgebruik. Sociale steun van familie hing niet samen met alcohol- en cannabisgebruik in dit onderzoek. Tot slot was er een positieve samenhang tussen life events en cannabisgebruik. Bij een stapsgewijze multipele regressie met deze variabelen kwam naar voren dat, tegen de verwachting in, inhibitie en ordelijkheid een positieve invloed hebben op alcoholgebruik en emotieregulatie conform de verwachting een negatieve invloed heeft. Bij cannabisgebruik zijn life events, conform de verwachting, wel van invloed.Show less
Steeds meer jongvolwassenen gebruiken middelen. Stressvolle levensgebeurtenissen blijken invloed te hebben op het gebruik van middelen. In dit onderzoek wordt daarom de volgende onderzoeksvraag...Show moreSteeds meer jongvolwassenen gebruiken middelen. Stressvolle levensgebeurtenissen blijken invloed te hebben op het gebruik van middelen. In dit onderzoek wordt daarom de volgende onderzoeksvraag gesteld: ‘Wat is het verschil in het gebruik van middelen tussen jongvolwassen die een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt en jongvolwassenen die geen ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt?’ In dit onderzoek is gebruik gemaakt van twee instrumenten, namelijk de List of Threatening Experiences Questionnaire en Middelenlijst. 1049 respondenten tussen de 14-30 jaar hebben deelgenomen aan dit onderzoek. De uitgevoerde MANOVA laat een trend zien op de invloed van levensgebeurtenissen en de mate van drugsgebruik (p = 0.066), een significant effect op geslacht (p < .001) en een significant interactie-effect (p = 0.043). Vervolg onderzoek is nodig voor een beter beeld op soort levensgebeurtenis en impact.Show less
Middelengebruik onder jong volwassenen is een steeds groter wordend probleem. In dit onderzoek zijn er vragenlijsten ingevuld door jong volwassenen in de leeftijd van 14 – 30 jaar (N = 671). De...Show moreMiddelengebruik onder jong volwassenen is een steeds groter wordend probleem. In dit onderzoek zijn er vragenlijsten ingevuld door jong volwassenen in de leeftijd van 14 – 30 jaar (N = 671). De respondenten zijn verdeeld in vijf groepen, afhankelijk van de hoeveelheid en het soort middelengebruik, te weten: 0 = nooit drugs gebruikt, 1 = nauwelijks softdruggebruikers, 2 = recreatief/veel softdruggebruikers, 3 = nauwelijks polidruggebruikers en 4 = recreatief/veel polidruggebruikers. Met een meervoudige variantieanalyse is geanalyseerd of de groepen middelengebruikers op de mate van psychopathologie in de vorm van aandachtstekort-/hyperactiviteitsproblemen (ADHD) en antisociale persoonlijkheidsproblemen (ASP), de straf- en beloningsgevoeligheid (het BIS en BAS Fun Seeking) en emotieregulatie (NonAcceptance en Impulse). Een stepwise multipele regressie is gebruikt om te onderzoeken welke variabelen psychopathologie in de vorm van ADHD en ASP significant kunnen voorspellen. Concluderend kan gesteld worden dat het middelengebruik significant van invloed is op de mate van psychopathologie (ADHD: F (4, 666) = 11.48, p < .001; ASP: F (4, 666) = 8.427, p < .001), de emotieregulatie (NonAcceptance: F (4, 666) = 3.05, p = .017; Impulse: F (4, 666) = 3.49, p = .008) en de straf- en beloningsgevoeligheid (BAS Fun Seeking: F (4, 666) = 24.79, p < .001; BIS: F (4, 666) = 2.97, p = .019). Er werd verwacht dat deze effecten sterker zouden zijn bij polidruggebruikers dan bij softdruggebruikers, maar dit is niet altijd in significante mate van invloed: er bestaan voor alle uitkomstvariabelen significante verschillen tussen niet-gebruikers en gebruikers, maar alleen voor ADHD en BAS Fun Seeking worden significante verschillen gevonden tussen softdruggebruikers en polidruggebruikers (ADHD: p = .020; BAS Fun Seeking: p = .013). De mate van ADHD kan voorspeld worden door de mate van ASP (beta = .60, p < .001), BAS Fun Seeking (beta = .18, p < .001) en NonAcceptance (beta = .16, p < .001), de mate van ASP kan voorspeld worden door de mate van ADHD (beta = .63, p < .001), BIS (beta = -.16, p < .001) en Impulse (beta = .13, p < .001). Ondanks eerder gevonden significante invloed van het middelengebruik op psychopathologie, blijkt het middelengebruik geen significante voorspeller voor de mate van ADHD en de mate van ASP te zijn. Voortzetting van het huidige onderzoek wordt aangeraden om de onderzochte verbanden duidelijker te krijgen. Wanneer de consequenties van middelengebruik op het gebied van (geestelijke-) gezondheid en de voorspellers voor psychopathologie duidelijk zijn, wordt het wellicht mogelijk om preventieve interventiemethoden in te zetten.Show less