Samenvatting In deze scriptie wordt onderzocht of de neolithische veenwegen in Noord-Nederland en Noordwest- Duitsland een rituele functie hebben gehad. Daartoe werd onderzocht welke neolithische...Show moreSamenvatting In deze scriptie wordt onderzocht of de neolithische veenwegen in Noord-Nederland en Noordwest- Duitsland een rituele functie hebben gehad. Daartoe werd onderzocht welke neolithische veenwegen in het gebied voorkomen, en welke vondsten met deze wegen in verband staan. Ook werd onderzocht of er aanwijzingen waren voor selectieve depositie. De in Noord-Nederland gelegen veenweg van Nieuw-Dordrecht wordt uitgebreid besproken. Deze weg lijkt blind te eindigen in het veen. Hier werden drie voorwerpen aangetroffen, die als depositie mogen worden geduid. Een schijfwiel, een object gelijkend op een hockeystick, en een bijlsteel. In het Lengeler Moor in Niedersachsen ligt veenweg XV (Le). Deze werd reeds in de jaren tachtig van de vorige eeuw opgegraven. Hier werden twee antropomorfe palen gevonden. Bij het Duitse Campemoor zijn de afgelopen twintig jaar zes neolithische veenwegen opgegraven. Van deze zes wegen zijn bij weg 32 Pr vondsten gedaan die wijzen op depositie. Hier werden twee runderhoorns gevonden. Ook werden scherven van aardewerk gevonden onder het wegdek. De verdeling van deze scherven wijst op bewuste depositie. Weg 31 Pr valt op door zijn hoge ouderdom, rond 4600 BC, en door de voor die periode zeer complexe constructie. Een belangrijk kenmerk van veengebieden is de overgang van land naar water. Hier wordt ook een symbolische betekenis aan toegekend, namelijk de overgang van het aardse leven naar het hiernamaals. In verband hiermee wordt aan deposities in veengebieden een rituele betekenis toegeschreven. Diverse van bij de veenwegen gevonden categorieën voorwerpen zijn reeds bekend van veenopgravingen, zoals runderhoorns en schijfwielen. Gezien deze gevonden voorwerpen bij de onderzochte neolithische veenwegen mag aan deze veenwegen een rituele betekenis worden toegekend. Daarnaast kunnen de wegen ook zijn gebruikt als platform voor rituele en sacrale activiteiten.Show less
The Bandkeramik culture came to the Netherlands as a complete package. This new culture settled itself at the Graetheide plateau in the south of the Netherlands on the fertile loess grounds. Geleen...Show moreThe Bandkeramik culture came to the Netherlands as a complete package. This new culture settled itself at the Graetheide plateau in the south of the Netherlands on the fertile loess grounds. Geleen-Janskamperveld is one of these Bandkeramik settlements. All aspects of the Bandkeramik culture are very similar between the different settlements so models are very suitable to analyzee the Bandkeramik culture. One of these aspects which has different models, is the settlement structure. The Hofplatz model is used for centuries as the main model for the Bandkeramik culture. Within this model clusters of houses represent successive houses and thus continuity on a single location. There is still some disagreement whether one or several houses were in use at one time within such a cluster. Rück proposed a different model in which the settlement is structured along lines. He also proposed a different reconstruction of the houses and he assumes a longer use-life for the individual houses: up till a 100 years instead of the 25 years which is used most. Within this research a use-wear study of the flint artefacts found at Geleen-Janskamperveld is executed with the hope of finding some specialization between different houses. This information could help with finding which of these models is best suitable for this excavation. Some use-wear study was already done in the past. The results of the previous study are used for this new research. The predominant contact material found at Geleen-Janskamperveld is hide, followed by cereal harvesting tools. This is in line with other Bandkeramik sites in the Netherlands which were studied in the same way. Other contact materials like wood, reed, bark, meat, bone, clay, mineral materials and the mysterious contact materials which produces ‘polish 10’ and ‘polish 23’ were also recognised. Unfortunately no real specialization was found between the different houses of Geleen-Janskamperveld. The rest of the analysis therefore is based on the literature. Rück proposed new models for different aspects of the settlement. He argues that houses were built on poles instead of on the ground. His main argument, steep slopes on which the houses were built in Bandkeramik times, is not valid for the Dutch LBK. His argument about the duration of a house generation is more plausible. The old arguments for a house generation are a bit outdated. Houses probably would have last longer. A visual analysis is executed to find possible settlement structures at Geleen-Janskamperveld. This resulted in several maps which clearly show that the model of Rück is not plausible for this excavation. No real alignments are apparent. A model in which clusters of several houses success each other is more plausible. This is supported by other features such as ditches.Show less