In deze scriptie is kwalitatief, deductief onderzoek uitgevoerd naar de invloed van netwerkmanagement op netwerkprestaties in de aanpak van laaggeletterdheid. Arbeidsmarktregio’s Midden-Utrecht en...Show moreIn deze scriptie is kwalitatief, deductief onderzoek uitgevoerd naar de invloed van netwerkmanagement op netwerkprestaties in de aanpak van laaggeletterdheid. Arbeidsmarktregio’s Midden-Utrecht en Noord-Limburg worden met elkaar vergeleken, om de aanwezigheid en het effect van verschillende vormen van netwerkmanagement op netwerkfactoren en - prestaties te kunnen onderzoekenShow less
Nederland is sinds een aantal jaar koploper in de productie van cannabis en synthetische drugs en de handel in cocaïne. Door de gestage toename van drugscriminaliteit in Nederland is vanuit de...Show moreNederland is sinds een aantal jaar koploper in de productie van cannabis en synthetische drugs en de handel in cocaïne. Door de gestage toename van drugscriminaliteit in Nederland is vanuit de overheid dan ook in toenemende mate aandacht voor de aanpak van dit probleem, resulterend in de opzet van een netwerksamenwerking die tracht dit fenomeen terug te dringen. Om tot een succesvolle netwerksamenwerking te komen is het van belang dat het netwerk effectief en efficiënt handelt. Dit onderzoek heeft dan ook getracht antwoord te geven op de vraag welke factoren de doelmatigheid en doeltreffendheid van de netwerksamenwerking die gericht is op de bestrijding van drugscriminaliteit kunnen verklaren. Om hier antwoord op te kunnen geven zijn er op basis van de bestaande literatuur een aantal verwachtingen opgesteld, vormgegeven in een conceptueel model. Hieruit werd vastgesteld dat een adequate toepassing van de netwerkmanagementstrategieën ‘connecting’, ‘exploring content’, ‘procesmanagement’ en ‘arranging’ zou moeten leiden tot de aanwezigheid van de succesfactoren middelen, doelconsensus, stabiliteit en vertrouwen in het netwerk. Dit zou vervolgens moeten leiden tot het behalen van prestaties (doelmatigheid) en het optreden van de gewenste maatschappelijke effecten (doeltreffendheid), ten aanzien van de netwerksamenwerking. Om dit model te testen, is aan de hand van interviews gevraagd naar de ervaringen, meningen en percepties van respondenten die een rol vervullen binnen de netwerksamenwerking, tevens aangevuld met documentanalyse. Hieruit blijkt dat de strategieën ‘connecting’ en ‘procesmanagement ‘een positieve relatie hebben met de verkrijging van middelen. De strategie ‘exploring content’ blijkt een positieve relatie te hebben met het bereiken van doelconsensus. Beide bevindingen komen overeen met de verwachtingen. Echter, blijken de privacywetgeving en krappe arbeidsmarkt hierin verstorende factoren, die niet in de verwachtingen zijn opgenomen. Ook de strategie ‘arranging’ lijkt in de context van dit onderzoek geen verband te houden met de aanwezigheid van de succesfactoren. Er is tevens geen duidelijke relatie gevonden tussen de managementstrategieën en de aanwezigheid van de factoren stabiliteit en vertrouwen. Echter, blijkt wel sprake van een positieve relatie tussen alle succesfactoren onderling. Uit de analyse is gebleken dat de aanwezigheid van de succesfactoren in zekere mate bijdraagt aan een doelmatigere en doeltreffendere netwerksamenwerking. Echter, dient deze uitspraak, vanwege het moeilijk cijfermatig kunnen meten van zowel doelmatigheid en doeltreffendheid, enkel als vermoeden te worden beschouwd.Show less
Om de netwerkeffectiviteit van het Combiteam te onderzoeken wordt er een casus vergelijking gedaan met een meer adhoc netwerksamenwerking die de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie...Show moreOm de netwerkeffectiviteit van het Combiteam te onderzoeken wordt er een casus vergelijking gedaan met een meer adhoc netwerksamenwerking die de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT-IOD) heeft. Het doel van dit onderzoek is uitspraken te doen over de effectiviteit van twee Nederlandse veiligheidsnetwerken die zich bezighouden met financieel rechercheren, om georganiseerde criminaliteit aan te pakken door zich te focussen op het afpakken van crimineel geld en/ of aanpak van witwassen. Waarbij de effectiviteit iets zegt over de mate waarin het netwerk publieke waarde creëert volgens de kenmerken (indicatoren) van het model van Mark Moore (1995, 2003). De centrale onderzoeksvraag luidt: Welke verklarende factoren zijn bepalend voor de netwerkeffectiviteit van veiligheidsnetwerken die verband houden met financieel rechercheren? Er zijn drie verschillende ideaaltypische aansturingsvormen van netwerksamenwerkingen te definiëren (Provan & Kenis, 2008), met ieder een eigen ‘set’ van netwerkkenmerken t.a.v. onderling vertrouwen, doelconsensus en publieke waarde: 1. Zelfregulerend netwerk: een gezamenlijke aansturing door een meerderheid van netwerkleden; 2. Leidersorganisatie netwerk: een aansturing door één of twee leidende organisaties; 3. Netwerk Administratieve Organisatie (NAO ): Een aansturing door een afzonderlijke netwerkmanager die feitelijk een belangrijke functie heeft in de koersbepaling van het gehele netwerk. Voor de publieke waarde (Public Value) bepaling is de strategische driehoek van Mark Moore (1995) gebruikt. In dit model moet de publieke bestuurder afstemming zoeken tussen organisatorische capaciteit, legitimiteit en publieke waarde om tot waardecreatie te komen (Moore, 2013). De verwachting is, dat een grotere mate van aansluiting tussen de netwerkindicatoren en de gekozen netwerkvorm zal leiden tot een hogere publieke waarde. Het Combiteam lijkt hiervoor de beste randvoorwaarden te bieden gelet op het structurele karakter van de samenwerking. Voor het toetsten van de verwachting zijn de volgende kernvragen geformuleerd: • In welke mate komen de netwerkkenmerken overeen met de ideaaltypische organisatievorm van Provan en Kenis? • Kan er een algemene uitspraak gedaan worden over de onderzochte netwerken op de Public Value Score (PVS)? De combinatie van de PVS en de correlatie tussen organisatievorm en netwerkkenmerken levert dan verklarende factoren voor de mate van effectiviteit. De uitvoering van het onderzoek bestaat uit documenten-analyse, literatuuronderzoek en interviews. De 1e deelconclusie voor beide netwerken is dat ze beide over voldoende operationele capaciteit beschikken om hun taken uit te voeren. Beide netwerken hebben in hun missie en visie statement strategische doelen geformuleerd die de publieke waarde moeten bevorderen. Echter, vastgesteld kan worden dat beide netwerken meer op kwantitatieve doelstellingen gefocust zijn en hierop ook beoordeeld (willen) worden door de externe actoren. Hiermee raakt dit de reikwijdte van de output van het netwerk. Door zich te focussen op alleen de kwantitatieve doelstellingen is er sprake van een aanpak die meer op incidenten berust voor de korte termijn dan op een groter systemische aanpak gericht op de langere termijn. Een 2e deelconclusie is dat bij casus 1 (Combiteam) netwerkkenmerken en netwerkvorm iets meer in balans lijken dan bij casus 2 (ILT-IOD). Het Combiteam functioneert waarschijnlijk hierdoor iets effectiever dan het ILT-IOD en lijkt daarmee iets betere randvoorwaarden te hebben voor effectief optreden. De correlatie tussen netwerkkenmerken en organisatievorm levert dan ook in dit onderzoek geen overtuigende verklaring voor de effectiviteit van beide netwerken. Structurele samenwerking daarentegen lijkt wel een beter klimaat te bieden voor effectiviteit voor de langere termijn.Show less