Deze scriptie gaat over de laat staan-constructie. Een voorbeeld hiervan is de zin "Hij kent geen Engels, laat staan Frans". Het uitgangspunt is de beschrijving van “laat staan” in de Algemene...Show moreDeze scriptie gaat over de laat staan-constructie. Een voorbeeld hiervan is de zin "Hij kent geen Engels, laat staan Frans". Het uitgangspunt is de beschrijving van “laat staan” in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS), een grammatica voor het Nederlands-Nederlands en het Belgsich-Nederlands. De belangrijkste eis die hierin staat is dat de voorzin van laat staan negatief moet zijn. Een vergelijking met literatuur geeft redenen om te twijfelen aan de negatieve eis. Daarnaast blijkt dat uit de beschrijving die de ANS geeft niet duidelijk genoeg volgt wat precies een negatie-element is dat voor een negatieve voorzin zorgt. Een voorbeeld hiervan is dat "moeilijk" volgens de ANS wel een negatie-element is, maar dat woorden als "lastig" en "ingewikkeld" niet genoemd worden, terwijl de betekenis van al deze drie woorden als iets negatiefs kan worden gezien. De negatieve eis wordt, samen met andere kenmerken van de constructie zoals de scalaire implicatierelatie tussen de twee delen van "laat staan", onderzocht aan de hand van een analyse van 600 "laat staan"-zinnen en een frequentieverdeling van woorden in de voorafgaande zin van ongeveer 5000 "laat staan"-zinnen. De "laat staan"-constructie blijkt in 9 van de 10 gevallen een negatie-element te bevatten zoals de ANS het beschrijft. Niet alle negatie-elementen die de ANS noemt, zijn in het onderzoek teruggevonden in “laat staan”-zinnen. In 1 van de 10 gevallen komt “laat staan” voor zonder een van de negatie-elementen uit de lijst. In bijna al die gevallen blijkt dat de voorzin tot negatieve conclusies leidt; er wordt iets beschreven wat onwenselijk of onprettig is. Daardoor zijn dit soort zinnen toch geschikte omgevingen voor “laat staan”. Voor de ANS wordt geadviseerd om de beschrijving aan te passen waarbij ook “laat staan”-zinnen zonder negatie in de voorzin worden opgenomen. Omdat er in de meeste gevallen wel ook een negatie in de voorzin van “laat staan” staat, worden er voorbeelden met verschillende negaties gegeven. Het onderzoek geeft geen redenen om aan te nemen dat er een groot verschil is tussen het gebruik van negaties bij “laat staan” in het Nederlands-Nederlands en in het Belgisch-Nederlands. De constructie als geheel wordt in het Nederlands-Nederlands wel vaker gebruikt dan in het Belgisch-Nederlands. Het onderzoek geeft aanleiding om negativiteit niet alleen maar te zien als het gebruik van ontkenningen, maar het te koppelen aan het soort conclusies dat uit een uiting volgt. Een uiting met een onwenselijke of onprettige conclusie, is dan negatief te noemen.Show less