Achtergrond: De invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van het kind is veelvuldig onderzocht. Hierbij ligt de focus vaak op de proceskwaliteit en minder op de structurele kwaliteit. Hoewel de...Show moreAchtergrond: De invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van het kind is veelvuldig onderzocht. Hierbij ligt de focus vaak op de proceskwaliteit en minder op de structurele kwaliteit. Hoewel de negatieve effecten van chaos, lawaai en drukte op kinderen al eerder zijn vastgesteld zijn deze binnen de kinderopvang nog maar zeer beperkt onderzocht. De omgevingschaostheorie stelt dat een te hoge mate van dit soort omgevingschaos een negatieve invloed heeft op het fysieke en psychische welzijn van mensen. Onderzoeksvraag: De centrale vraagstelling in deze studie is of de omgevingsomstandigheden op het kinderdagverblijf, hier gemeten als de globale kwaliteit van de opvang en de mate van omgevingschaos, samenhangen met het welbevinden van de kinderen. Ten tweede wordt onderzocht of een interventie gericht op het vergroten van de sensitiviteit van de pedagogisch medewerkers van invloed is op de mate van omgevingschaos. Sensitieve pedagogisch medewerkers die meer gericht zijn op de signalen van de kinderen en hier snel en correct op in spelen kunnen zo wellicht de mate van chaos en lawaai verminderen doordat de kinderen zich minder vervelen of frustreren. Een dergelijk effect zou kunnen impliceren dat deze vormen van omgevingschaos eerder kenmerken zijn van de proceskwaliteit dan van de structurele kwaliteit, en dat het onderscheid tussen deze twee maten van kwaliteit wellicht minder duidelijk is dan tot nu toe aangenomen. Methoden: Van de 67 geworven kinderdagverblijven, gelegen in de Randstad, is per dagverblijf een groep random geselecteerd, met per groep een pedagogisch medewerker en vier focuskinderen die meewerkten. De studie was een gerandomiseerd onderzoek met controlegroep en een voor- en nameting voor alle variabelen. De experimentele groep ontving een interventie (VIPP-CCC), geïmplementeerd door getrainde interventiemedewerkers volgens een gestandaardiseerd protocol, en de controlegroep ontving een dummyinterventie. Tijdens de voor- en de nameting werd de kwaliteit van het dagverblijf geobserveerd, werden er video-opnames gemaakt om het welbevinden van de focuskinderen te kunnen scoren en werd middels een geluidsmeter het geluidsniveau gemeten. Daarnaast werd de pedagogisch medewerkers gevraagd vragenlijsten in te vullen, onder andere gericht op de mate van chaos op het kinderdagverblijf. Resultaten: Er is geen samenhang is gevonden tussen de kwaliteit van de opvang of de mate van omgevingschaos op het kinderdagverblijf en het welbevinden van de kinderen. Ook is er geen effect gevonden van de interventie op de mate van omgevingschaos op het kinderdagverblijf. Wel bleek de werkervaring van de pedagogisch medewerkers samen te hangen met het welbevinden van de kinderen. Conclusie: Dit onderzoek bevestigd niet dat er een samenhang is tussen de mate van omgevingschaos op het dagverblijf en het welbevinden van de kinderen, maar er is meer onderzoek nodig om uitsluitsel te bieden. Het vergroten van de sensitiviteit van de pedagogisch medewerkers was niet van invloed op de mate van omgevingschaos. Werkervaring van de pedagogisch medewerker hing wel samen met het welbevinden van de kinderen. Wellicht dat interventies gericht op het vergroten van de kennis en vaardigheden van de pedagogisch medewerker effectiever zijn in het verhogen van het welbevinden van de kinderen dan interventies gericht op de mate van omgevingschaos.Show less