College students experience a high prevalence of mood disorders, largely due to unstable life structure. This group encounters multiple barriers in accessing mental health treatment, including a...Show moreCollege students experience a high prevalence of mood disorders, largely due to unstable life structure. This group encounters multiple barriers in accessing mental health treatment, including a demanding schedules limited time, stigma, and a tight budget. Moodpep, an online eHealth intervention designed to address depressive symptoms, helps overcome these barriers. This study investigated the effectiveness of Moodpep, a Cognitive Behavioural Therapy based online intervention for students with depressive symptoms, and examined whether its effects persisted during follow-up. Additionally, this study explored the impact of gender, concurrent treatment, and the differential improvement between clinically and subclinically depressed participants. The sample consisted of 255 students from 9 universities in the Netherlands. Repeated measures ANOVA and independent samples t-tests were used for data-analysis. The findings indicated that depressive symptoms significantly reduced after completing Moodpep, with these improvements maintained at the six-month follow-up. Gender and concurrent treatments did not have a significant effect on the outcomes. Notably, participants with clinical levels of depression showed greater improvement compared to those with subclinical symptoms. Despite these promising results, the study faced limitations, including high dropout rates, uncertainty regarding the reasons for dropout, lack of a control group and regression toward the mean. Future research should focus on understanding dropout causes, conducting randomized controlled trials, evaluating long-term effects, and exploring the integration of eHealth interventions with traditional face-to-face treatments. Moodpep offers a promising early intervention for depressive symptoms by providing an anonymous, travel-free, flexible treatment option accessible to all students. The practical implication could be increased by raising awareness of Moodpep's availability.Show less
De manier waarop journalisten zich profileren is sinds de komst van sociale media sterk veranderd. Waar zij voorheen geacht werden om afstand tot onderwerpen en verhalen te behouden, is het...Show moreDe manier waarop journalisten zich profileren is sinds de komst van sociale media sterk veranderd. Waar zij voorheen geacht werden om afstand tot onderwerpen en verhalen te behouden, is het tegenwoordig vanzelfsprekend dat journalisten zich geopinieerd uitspreken en persoonlijke informatie delen op sociale platformen als Twitter en Instagram. Dit duidt op een verandering in de traditionele journalistieke waarden. Een verklaring hiervoor is, volgens de literatuur, de normalisatie van een nieuwe medialogica binnen de journalistiek, waaruit de wens ontstaat om een personal brand op te bouwen. Dit zou journalisten namelijk talloze economische, activistische en egocentrische voordelen opleveren, die zij in een tijd van toenemende concurrentie en economische crisis hard nodig hebben. Vooral freelance journalisten zouden hierbij gebaat zijn, omdat zij aan de hand van een succesvol online brand gemakkelijker opdrachten kunnen verkrijgen. Deze scriptie onderzoekt middels kwalitatieve interviews met tien freelance journalisten en een inhoudsanalyse van hun sociale profielen op welke manier zij zich profileren, hoe zij hun keuzes in hun online activiteiten motiveren en hoe zich dit relateert tot traditionele journalistieke waarden als ‘objectiviteit’, ‘transparantie’ en ‘autonomie’. De resultaten van dit onderzoek vormen een uitgebreide typering van het online gedrag van freelance journalisten en hun opvattingen over sociale media. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de respondenten de traditionele journalistieke waarden niet zo zeer herdefiniëren, maar dat er onder hen wel duidelijke verschuivingen te zien zijn in de prioritering van de journalistieke waarden. Dit betekent dat waarden als ‘autonomie’ en ‘transparantie’ tegenwoordig belangrijker worden geacht dan waarden als ‘objectiviteit’ of ‘onpartijdigheid’. Met een nieuw paradigma als ‘constructieve journalistiek’ wordt de verschuiving van deze waarden verklaard en gerechtvaardigd. Daarnaast wijzen de respondenten op het vervagen van de conceptuele grenzen van de journalistiek en benadrukken zij het belang van subcategorieën binnen het werkveld. Zo heeft de specifieke journalistieke functie waar een journalist zich mee identificeert belangrijke implicaties voor de hantering van journalistieke normen en waarden. Toch blijkt personal branding voor alle respondenten niet het belangrijkste doel van hun sociaalmediagebruik, waardoor de invloed op de journalistieke waarden beperkt blijft.Show less
Throughout time it has been shown that victim blaming can have multiple negative outcomes. However, in the past, studies about victim blaming have mostly focussed on victim blaming in sexually...Show moreThroughout time it has been shown that victim blaming can have multiple negative outcomes. However, in the past, studies about victim blaming have mostly focussed on victim blaming in sexually unwanted physical behaviour.This study has looked at online sexually unwanted behaviour, to give insight into the entire scope of victim blaming and not just the physical side. This was done by having participants fill out a questionnaire about, amongst other things, demographic information, victim blaming and personal experience. Regarding victim blaming, participants were given three scenarios in which a nude photo is sent and spread and had to indicate how much they agreed on blaming a certain party for spreading the nude photo and also for the sender’s unhappiness. It was researched which party is held mostly accountable in general and which party is held mostly accountable when different scenarios are presented. Besides, it was explored whether the latter differs between men and women and between participants with experience with online sexually unwanted behaviour and participants without such experience.Show less
Sinds Donald J. Trumps presidentschap, een periode waarin Trump regelmatig de media bekritiseerde, hebben onderzoeken uitgewezen dat Republikeinen aanzienlijk minder vertrouwen hebben in...Show moreSinds Donald J. Trumps presidentschap, een periode waarin Trump regelmatig de media bekritiseerde, hebben onderzoeken uitgewezen dat Republikeinen aanzienlijk minder vertrouwen hebben in factcheckmedia dan Democraten (Jennings & Stroud, 2021; Porter et al. 2019; Walter et al., 2019). De vraag is echter of dat enkel aan Trump ligt; blootstelling aan factcheckkritiek online kan er ook aan bijdragen dat mediaconsumenten wantrouwiger worden naar de media (Houston et al., 2011). In dit onderzoek is daarom in kaart gebracht welke vormen van factcheckkritiek voorkomen in Facebookreacties onder factcheckberichten over presidentskandidaten uit 2016 en 2020. Hierbij werd ook bekeken of er verschillende vormen van factcheckkritiek voorkwamen in 2016 en in 2020, of mediaconsumenten andere kritiek leveren op pro-Democratische en pro-Republikeinse factchecks en of deze commentaren onderbouwd en zonder onbeleefd taalgebruik worden geformuleerd – twee belangrijke pijlers voor constructieve kritiek. Zeven verschillende vormen van kritiek werden geïdentificeerd: 1) Kritiek op eenzijdige berichtgeving, 2) Kritiek op inaccuraatheid, 3) Kritiek op onvolledigheid, 4) Kritiek op onbetrouwbaarheid, 5) Kritiek op irrelevante inhoud, 6) Kritiek op incompetentie en 7) Persoonlijke aanval zonder duidelijk standpunt. Deze kritieken zijn over het algemeen te relateren aan eerder onderzoek naar mediakritiek, maar factcheckkritiek heeft ook eigen, unieke eigenschappen. Er werden bovendien verschillen opgemerkt tussen factchecks uit 2016 en 2020 en tussen pro-Democratische en proRepublikeinse factchecks, die onder andere aantonen dat Trump gedurende zijn presidentschap heeft beïnvloed hoe mediaconsumenten kritiek geven op factcheckmedia. Daarnaast bleek dat enkel Kritiek op inaccuraatheid en Kritiek op onvolledigheid prominent aanwezig waren in commentaren met onderbouwing en zonder onbeleefd taalgebruik. Mogelijke oorzaken en implicaties van deze bevindingen worden besproken.Show less
This research begins with a critical analysis of the kawaii and the cyberspace literature in the Japanese context. Based on that framework, I distinguish three main kawaii discourses: as...Show moreThis research begins with a critical analysis of the kawaii and the cyberspace literature in the Japanese context. Based on that framework, I distinguish three main kawaii discourses: as advertisement and for attraction; as a statement or rebellion; and as soft power. I select three Japanese organisations, belonging to different sectors, in order to examine whether there is an intention behind utilising their respective kawaii aesthetics to communicate a particular idea. While the messages differ based on the organisation, similar visual techniques are expended in all three cases. I hypothesise that the visual kawaii content of each organisation would fall into one of the aforementioned three main types of kawaii discourse. All examined organisations are not directly associated with the culture of cuteness. Analysis of the materials is made through visual discourse analysis, website scraping and website crawling. It revealed that indeed, all of the organisations have an agenda, put forward through the respective cute imagery. However, that agenda did not necessarily fit within the above straightforward categories that the literature suggested. Therefore, for the particular circumstances of my research, I revised the aforementioned kawaii categories to also encompass: kawaii discourse as a tool for continuity and ease; as a contraption of attraction; as a quest for peace. Finally, I conclude that cyberspace is a much more versatile medium than any of the historical kawaii channels and therefore, its contemporary communication implications do not necessarily fall into a particular category – it can address multiple ones simultaneously, reaching a vast audience. In addition, I present a visualisation of the Japanese governmental sector website network, which reveals unforeseen external digital connections of the Ministry of Defense website with closely related to kawaii organisations.Show less
Sneller dan de ziekte greep in de zomermaanden van 2014 het nieuws over ebola om zich heen. Sneller dan de ziekte stierf die hype ook weer uit. Hoe kan dat? Aan de hand van een kwantitatieve...Show moreSneller dan de ziekte greep in de zomermaanden van 2014 het nieuws over ebola om zich heen. Sneller dan de ziekte stierf die hype ook weer uit. Hoe kan dat? Aan de hand van een kwantitatieve inhoudsanalyse op nieuwsberichten afkomstig van www.nu.nl wordt het uitdoven van de nieuwsgolf geanalyseerd. Onder andere wordt geconcludeerd dat niuews over de ziekte zelf minder belangrijk is dan nieuws over dreiging in Nederland, Europa en de VS voor het 'hypen' van het onderwerp. Ook is de stemming (angstaanjagend, neutraal of geruststellend) een doorslaggevende factor voor de vlucht die het nieuws neemt.Show less
The shy and mysterious YouTube-star Magibon provides unsettling perspectives on the social- and visual impact of reality television. Being subjected to the gaze of the unknown viewer, Magibon’s...Show moreThe shy and mysterious YouTube-star Magibon provides unsettling perspectives on the social- and visual impact of reality television. Being subjected to the gaze of the unknown viewer, Magibon’s case serves to investigate concepts of representation and consequently visual appropriation linked to the contemporary phenomena of online voyeurism.Show less