Het onderhavige dossieronderzoek naar de ontwikkeling van pleegkinderen vanaf het moment van uithuisplaatsing is uitgevoerd bij Bureau Jeugdzorg Overijssel. Onderzocht is of samenhang bestaat...Show moreHet onderhavige dossieronderzoek naar de ontwikkeling van pleegkinderen vanaf het moment van uithuisplaatsing is uitgevoerd bij Bureau Jeugdzorg Overijssel. Onderzocht is of samenhang bestaat tussen de ontwikkeling van het kind, de relatie met pleegouders en de frequenties van oudercontacten. Hierbij zijn verplaatste en niet-verplaatste pleegkinderen met elkaar vergeleken. Indien het kind is teruggeplaatst naar zijn ouder(s) zijn gegevens verzameld over de ontwikkeling van het kind, de relatie tussen ouder(s) en kind na terugplaatsing en het contact met de ex-pleegouders. De onderzoeksgroep bestaat uit 102 pleegkinderen, 54 jongens en 48 meisjes. De gemiddelde leeftijd is zes jaar en zes maanden. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een kwantitatief format. Uit het onderzoek blijkt dat verplaatste kinderen gemiddeld meer problemen hebben in hun ontwikkeling dan niet-verplaatste kinderen, met name op emotioneel gebied, en dat er gemiddeld meer problemen zijn in de relatie met de pleegouders. Verplaatsingen belemmeren de opbouw van een duurzame relatie met pleegouders. Er is een duidelijk positief verband gevonden tussen de ontwikkeling van het kind en de relatie met zijn pleegouders: hoe minder problemen in de relatie met de pleegouders, hoe minder ontwikkelingsproblemen bij het kind. Er blijkt geen samenhang te zijn met de frequentie van oudercontacten. Er zijn 21 kinderen teruggeplaatst, waarvan een kwart (vijf kinderen) opnieuw uit huis is geplaatst. Er is geen verband gevonden tussen de ontwikkeling van het kind en de frequentie van contact met de ex-pleegouders. De uitkomsten van het onderzoek benadrukken het belang van een duurzame relatie van het kind met pleegouders. Deze relatie zal ondersteund moeten worden, wil men het ontwikkelingsbelang van het kind kunnen bevorderen.Show less