This study investigated the influence of personal and test factors on math anxiety amongst 529 Dutch elementary school teachers and undergraduate college students, 76 males (14,4%) and 453 females ...Show moreThis study investigated the influence of personal and test factors on math anxiety amongst 529 Dutch elementary school teachers and undergraduate college students, 76 males (14,4%) and 453 females (85,6%) in the age of 18 to 63 (M = 28.5, SD =11.48). A questionnaire was used to investigate the influence of personal factors, such as gender, attitude towards math and self-esteem on math anxiety. Even as the influence of test factors on math anxiety, such as being required to do an obligatory math test in the first year of the Bachelor of Education. The Abbreviated Math Anxiety Scale (AMAS) by Hopko, Mahadevan, Bare and Hunt (2003) was used to measure math anxiety. The results show that females experienced more math anxiety than men, p < .001. Lower self-esteem regarding math ability and a negative attitude towards math were related to a higher amount of math anxiety, p < .001. Having to do an obligatory math test in the first year of college was related to a higher amount of math anxiety, p <.05. The obligatory aspect of this test had no significant effect on math anxiety. The effect size of the total model was ƒ=1.30, which is a large effect. Concluding can be said that gender, attitude towards math, self-esteem and having to do an obligatory math test in the first year of college increase math anxiety. The relation between math anxiety and the obligatory math test should be the subject of further future research.Show less
De relatie tussen opleidingsfactoren van pabostudenten en de mate van rekenangst bij pabostudenten is onderzocht. De opleidingsfactoren ‘vooropleiding’, ‘het aantal benodigde pogingen voor het...Show moreDe relatie tussen opleidingsfactoren van pabostudenten en de mate van rekenangst bij pabostudenten is onderzocht. De opleidingsfactoren ‘vooropleiding’, ‘het aantal benodigde pogingen voor het behalen van de WISCAT-pabo’ en het ‘wel of niet gevolgd hebben van wiskunde in de bovenbouw van de havo’ zijn onderzocht. Nederlandse pabostudenten namen deel aan deze studie (N = 334) en de mate van rekenangst is gemeten door middel van de MAS, AMAS en stellingen over rekenen/wiskunde in niet-academische situaties. Uit de resultaten blijkt dat pabostudenten met een mbo-vooropleiding gemiddeld een hogere mate van rekenangst hebben dan pabostudenten afkomstig van de havo of het vwo. Verder is gevonden dat rekenangst een voorspeller is voor het aantal benodigde pogingen voor het behalen van de WISCAT-pabo, waarbij een hogere mate van rekenangst kan zorgen voor een hoger aantal benodigde pogingen. Tot slot is gebleken dat pabostudenten afkomstig van de havo en in de bovenbouw geen wiskunde gevolgd hadden, gemiddeld rekenangstiger zijn dan pabostudenten afkomstig van de havo en in de bovenbouw wel wiskunde gevolgd hadden. Deze bevindingen suggereren dat er sprake is van een relatie tussen opleidingsfactoren van pabostudenten en de mate van rekenangst. Om de generaliseerbaarheid van de gevonden resultaten te garanderen, is vervolgonderzoek nodig waarbij de groepsgroottes van meer gelijke grootte zijn. Verder is vervolgonderzoek naar de kwaliteit van het (reken)onderwijs in (voor)opleidingen belangrijk, omdat dit een bijdrage kan leveren aan het verkrijgen van inzicht in het verminderen van rekenangst bij pabostudenten.Show less