Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
In deze scriptie wordt onderzocht welke functies het modale partikel maar kan hebben. De aanleiding hiervoor zijn resultaten uit Tuk (2017) die niet onder de reeds in de literatuur bekende functies...Show moreIn deze scriptie wordt onderzocht welke functies het modale partikel maar kan hebben. De aanleiding hiervoor zijn resultaten uit Tuk (2017) die niet onder de reeds in de literatuur bekende functies vallen. Hiertoe is van de gevallen van maar als modaal partikel binnen de eerste zevenhonderd hits uit de Nederlandse chats van het Open SoNaR geannoteerd of maar een reeds bekende of een nog niet beschreven functie vervult. Om verbanden te kunnen leggen tussen functie en syntactische context zijn ook de kenmerken zinssoort en tijd, persoon en getal van de persoonsvorm geannoteerd. Uit dit corpusonderzoek zijn de reeds bekende functies wenszin-aanduidend, besluitend, oordelend en bevelveranderend gekomen. Nieuwe resultaten binnen deze functies zijn de verbanden met de syntactische context, de gevonden bevelverandering instemming en dat besluitend maar aangeeft dat de spreker het besluit gezien de omstandigheden de beste optie vindt en het soms negatief evalueert. Daarnaast zijn de volgende nog niet beschreven functies gevonden: geringschattend, betwijfelend, beschuldigend, onverschillig, tegensprekend, indrukwekkend en idiomatisch. Verder is gebleken dat maar in sommige gevallen niet voldoet aan de huidige definitie van (modale) partikels. Er lijkt echter een continuüm te bestaan voor de functies van modaal maar van ‘geheel de houding van de spreker aangevend’ tot ‘vast onderdeel van een constructie’. Daarom is voorgesteld de definitie van modale partikels te herzien op basis van dit continuüm en de definitie van partikels op basis van een continuüm van ‘niet bijdragend aan de propositionele inhoud’ tot ‘vast onderdeel van een constructie’. Vervolgonderzoek met een groter corpus en voorlegging van de functies aan moedertaalsprekers zou nog meer duidelijkheid kunnen geven over de functies van het modale partikel maar.Show less
Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
Onderzoek toont aan dat alle gebruiksmogelijkheden van het partikel eigenlijk overeenkomen op twee punten: de spreker die eigenlijk gebruikt markeert de uitspraak als onverwacht vanuit het...Show moreOnderzoek toont aan dat alle gebruiksmogelijkheden van het partikel eigenlijk overeenkomen op twee punten: de spreker die eigenlijk gebruikt markeert de uitspraak als onverwacht vanuit het perspectief van de toehoorder en erkent tegelijkertijd dat een alternatieve overtuiging vanuit het perspectief van de toehoorder logischer is. Deze twee elementen kunnen zich zowel manifesteren op een inhoudelijk als op een illocutionair niveau. In dit onderzoek wordt gekeken hoe eigenlijk in vraagzinnen wordt gebruikt. Hiervoor wordt informeel taalgebruik uit het geschreven corpus SoNaR gebruikt. Uit de gegevens komen verschillende observaties naar voren. Zo blijkt dat, in tegenstelling tot in mededelingen, eigenlijk in het grootste deel van de vraagzinnen een illocutionaire functie kent. Daarnaast blijkt dat als eigenlijk enkel een niet-illocutionaire lezing oproept, eigenlijk zich altijd in een bijzin bevindt. Dit betekent niet dat eigenlijk in een hoofdzin niet ook een inhoudelijke functie op kan roepen: er kan sprake zijn van een ambigue functie. Vaak is er dan sprake van pensive gebruik van eigenlijk. Daarnaast is het ook mogelijk dat eigenlijk in de bijzin een illocutionaire lezing krijgt, wellicht omdat eigenlijk hier syntactisch-hiërarchisch in de hoofdzin moet worden geïnterpreteerd. Het type vraagzin lijkt niet uit te maken voor de functie die eigenlijk vervult: de observaties over de relatie tussen de functie van eigenlijk en de positie in hoofd- en bijzin blijven terugkeren. Hoe de positie van eigenlijk in hoofd- en bijzinnen invloed uitoefent op de functie van eigenlijk zal onderzoek met een grotere en representatievere dataset aan moeten tonen: de dataset is nu nog te klein om hier definitieve uitspraken over te doen. Toekomstig onderzoek zou zich ook kunnen richten op de invloed van intonatie en omgevingspartikels op de analyse van eigenlijk. Voor toekomstig syntactisch onderzoek in het algemeen is het van belang dat de zoekfuncties van corpora op technisch gebied uitgebreid worden.Show less