Studies naar kinderen in de schoolleeftijd hebben een relatie aangetoond tussen prenatale factoren en externaliserend probleemgedrag, echter is onderzoek naar deze relatie bij driejarige kinderen...Show moreStudies naar kinderen in de schoolleeftijd hebben een relatie aangetoond tussen prenatale factoren en externaliserend probleemgedrag, echter is onderzoek naar deze relatie bij driejarige kinderen nog schaars. In dit onderzoek is er onderzocht of de prenatale factoren tabakgebruik, alcoholconsumptie en vroeggeboorte samenhangen met de externaliserende gedragingen agressie en hyperactiviteit bij 245 driejarige kinderen. De gemiddelde leeftijd was 3.46 jaar (standaarddeviatie: 0.51) en er deden 126 meisjes en 119 jongens mee aan dit onderzoek. Agressie en hyperactiviteit zijn gemeten met de Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ) die door de moeders zijn ingevuld. De prenatale factoren vroeggeboorte, tabakgebruik en alcoholconsumptie zijn in twee groepen opgedeeld, namelijk groepen waarbij er wel sprake was van de prenatale factoren en groepen waarbij er geen sprake was van de prenatale factoren . Tussen kinderen van rokende en niet rokende moeders bleken er geen significante verschillen te zijn in agressiviteit (t(243) = -1.44, p = .151) en hyperactiviteit (t(243) = -1.77, p = .078). Tussen kinderen van alcoholconsumerende en niet alcoholconsumerende moeders bleken eveneens geen significante verschillen in agressiviteit (t(242) = -0.55, p = .583) en hyperactiviteit (t(242) = -0.24, p = .810). Daarnaast waren er geen significante verschillen tussen kinderen die wel en niet te vroeg zijn geboren in agressiviteit (t(242) = 1.36, p = .173) en hyperactiviteit (t(242) = -0.10, p = .921). Ten slotte bleken jongens niet agressiever te zijn dan meisjes (t(243) = -1.35, p = .179). Er zou meer onderzoek gedaan moeten worden naar deze relatie om agressief en hyperactief gedrag bij jonge kinderen te identificeren en om tijdig in te grijpen om ernstig probleemgedrag op latere leeftijd te voorkomen.Show less
In dit onderzoek is onderzocht of prenatale factoren een invloed hebben op het voorkomen van symptomen van autismespectrumstoornissen (ASS). ASS worden gekenmerkt door problemen in de sociale...Show moreIn dit onderzoek is onderzocht of prenatale factoren een invloed hebben op het voorkomen van symptomen van autismespectrumstoornissen (ASS). ASS worden gekenmerkt door problemen in de sociale interactie en communicatie en door herhalende patronen van gedrag, interesses of activiteiten. ASS bestaat uit een aantal aspecten: sociaal bewustzijn, sociale cognitie, sociale communicatie, sociale motivatie en autistische preoccupaties. Ook is er daarom onderzocht of prenatale factoren op alle aspecten van ASS evenveel invloed hebben. Aan het onderzoek hebben 232 moeders met kinderen meegedaan. De kinderen waren gemiddeld 3.46 jaar oud (SD = 0.52) en 49% was jongen en 51% meisje. De gebruikte instrumenten zijn de Social Responsiveness Scale (SRS-P) en de vragenlijst Zwangerschap en geboorte. De SRS-P meet in hoeverre er ASS-symptomen aanwezig zijn en de vragenlijst Zwangerschap en geboorte meet in hoeverre er negatieve prenatale factoren aanwezig waren. Uit dit onderzoek is gebleken dat prenatale factoren een marginale invloed hebben op het voorkomen van ASS-symptomen (β = .120, p = .067, R² = .014) . Ook tussen prenatale factoren en het ASS aspect sociale motivatie is een marginale samenhang gevonden (β = .125, p = .057, R² = .016). Tussen prenatale factoren en het aspect autistische preoccupaties is een duidelijkere samenhang gevonden (β = .172, p = .009, R² = .030). Tussen prenatale factoren en sociaal bewustzijn, sociale cognitie en sociale communicatie is geen betekenisvol verband gevonden. Er kan aangenomen worden dat er een verband is tussen prenatale factoren en ASS-symptomen. Daarnaast hebben prenatale factoren met name invloed op de ASS aspecten autistische preoccupaties en sociale motivatie.Show less