Autisme spectrum stoornis is een neurologische stoornis waarbij zich aanhoudende tekortkomingen in sociale communicatie en sociale interactie in verschillende situaties voordoen. Naast het sociale...Show moreAutisme spectrum stoornis is een neurologische stoornis waarbij zich aanhoudende tekortkomingen in sociale communicatie en sociale interactie in verschillende situaties voordoen. Naast het sociale aspect wordt autisme ook gekenmerkt door vaste en herhaalbare patronen. Ook wordt aangetoond dat ASS vaak gepaard gaat met een verminder effect van body ownership, het niet-conceptuele, altijd-aanwezige gevoel dat ons lichaam onderdeel is van ons. Ook blijkt in sommige gevallen het gevoel van agency, het gevoel van controle over iemands eigen acties, anders te zijn bij mensen met autisme. In dit onderzoek wordt er gekeken naar de relatie op het autistisch spectrum en de mate van body ownership en sense of agency. Aan dit onderzoek deden 78 participanten mee van minimaal 16 jaar. Deze moesten vooraf een korte vragenlijst invullen waarnaar zij een VR-game gingen spelen waarbij zij zwevende objecten uit de lucht moesten vangen. Naarmate de levels vorderden was er af en toe sprake van temporele (vertraging van de arm) of spatiële (verplaatsing van de arm) asynchronie. Nadat de game was voltooid moest de participant nog een aantal vragenlijsten invullen waaronder de Autism Spectrum Quotient. De resultaten zijn berekend met twee simpele lineaire regressies. Uiteindelijk is de analyse uitgevoerd met 70 participanten. De som van AQ test (onafhankelijke variabele) en de mate van body ownership (afhankelijke variabele) geeft een niet significant resultaat weer (p = .557). ook de analyse waarbij som van de AQ test (onafhankelijke variabele) werd vergeleken met de mate van sense of agency (afhankelijke variabele) was niet significant (p = .557). Beide hypotheses kunnen dus niet worden verworpen.Show less
Kinderen hebben verschillende manieren om nieuwe dingen te leren: ze kunnen iets zelf onderzoeken, maar ze kunnen ook de informatie van iemand of iets krijgen, zoals een ouder, docent of boek. Als...Show moreKinderen hebben verschillende manieren om nieuwe dingen te leren: ze kunnen iets zelf onderzoeken, maar ze kunnen ook de informatie van iemand of iets krijgen, zoals een ouder, docent of boek. Als de informatie komt van een ander of bijvoorbeeld een boek vergt dit wel het vertrouwen dat deze informatie klopt. Wanneer een kind in een boek iets leest over een land ver weg hebben ze geen manier om dit te checken. Ronfard et al. (2021) onderzocht hoe kinderen reageren als ze dit wel kunnen checken. Hierbij vonden ze dat kinderen meer geneigd zijn het feit te onderzoeken als het tegen hun intuïtie ingaat dan wanneer het heel logisch klinkt. Daarnaast hebben ze ook gevonden dat oudere kinderen sneller op onderzoek uitgaan. Omdat dit specifieke idee niet eerder is getest, is het doel van deze multiverse om te onderzoeken of kinderen meer op onderzoek uitgaan als ze iets horen dat tegen hun intuïtie ingaat. In deze multiverse is gevonden dat de bevindingen robuust zijn voor controle op opleidingsniveau van de ouders en voor een alternatieve berekening van deze variabele. De bevindingen waren niet robuust voor het controleren op de autoritaire waarden van de ouders, het gebruiken van leeftijd in plaats van leeftijdsgroep in de analyse, de exclusie van een kleine groep participanten waar het onderzoek niet goed liep en verschillende tests om hetzelfde effect te meten. De resultaten van de multiverse suggereren dat kinderen wel meer geneigd zijn om op onderzoek uit te gaan als ze iets horen dat tegen hun intuïtie ingaat, maar dat er geen sprake is van een interactie-effect met leeftijd hiervan.Show less
Achtergrond: In de afgelopen jaren is het aantal mensen dat te maken krijgt met depressieve klachten enorm toegenomen. Dit groeiende probleem vraagt om een meer preventieve oplossing dan alleen het...Show moreAchtergrond: In de afgelopen jaren is het aantal mensen dat te maken krijgt met depressieve klachten enorm toegenomen. Dit groeiende probleem vraagt om een meer preventieve oplossing dan alleen het gebruik van medicatie en therapie. In dit onderzoek wordt er gekeken naar wat het effect van sporten is op depressieve klachten en specifiek wat de mediërende rol is van Self-Esteem en Self-Efficacy in deze relatie. Methode: Na een literatuuronderzoek over de bestaande artikelen, is er via Qualtrics een online-enquête samengesteld uit bestaande vragenlijsten, zoals de PHQ-9, GSES, RSES en GPAQ. Na de dataverzameling is er een selectie gemaakt van respondenten (N=91) die gebruikt zijn in dit onderzoek. Vervolgens zijn er twee mediatie-analyses uitgevoerd om de hypothesen, dat Self-Esteem en Self-Efficacy positief worden beïnvloed door Lichamelijke Activiteit en een verbeterend effect hebben op depressieve klachten, te testen. Resultaat: Uit de preliminaire-analyse bleek een zwakke correlatie tussen lichamelijke activiteit en depressieve klachten. Dit is in tegenspraak met de bestaande literatuur die stelt dat er een significant effect zou zijn. Na de mediatie-analyses werd er geen mediatie-effect gevonden van Self-Esteem en Self-Efficacy, wat wederom niet in lijn was met de bestaande literatuur. Conclusie: Er werd geen indirect effect gevonden voor Self-Esteem en Self-Efficacy, waardoor er aangenomen werd dat er geen mediatie-effect bestond. Daarnaast bleek de correlatie tussen Lichamelijke activiteit en depressieve klachten veel kleiner dan er in de literatuur beschreven werd. Mogelijk zijn deze resultaten te wijden aan een gelimiteerde dataset (N=91) waarbij aan niet alle assumpties voldaan is.Show less
Aanleiding voor dit onderzoek zijn uiteenlopende claims afkomstig uit de neurowetenschappen en (neuro)marketingpraktijk waaruit blijkt dat consumenten ‘onbewust’ of ‘breingericht’ beïnvloed kunnen...Show moreAanleiding voor dit onderzoek zijn uiteenlopende claims afkomstig uit de neurowetenschappen en (neuro)marketingpraktijk waaruit blijkt dat consumenten ‘onbewust’ of ‘breingericht’ beïnvloed kunnen worden in hun (koop)gedrag. Verwacht werd dat de manieren om consumenten ‘onbewust’ of ‘breingericht’ te beïnvloeden verschillen van de manieren die Hoeken in het boek Overtuigende Teksten noemt om consumenten te beïnvloeden in hun gedrag. Uiteindelijk bleek dat inzichten uit adviesboeken over ‘onbewust’ of ‘breingericht’ beïnvloeden relatief weinig waarde hebben voor het bevorderen van de effectiviteit van teksten waarin producten of diensten gepromoot worden. Uitzondering hierop zijn beïnvloedingstactieken die samenhangen met ‘prijsperceptie’, ‘schaarste’ en ‘prijspijn’. Het lijkt mij van belang om een ‘passend’ theoretisch kader te ontwikkelen voor het ontwerpen en beoordelen van reclameteksten. Ik raad aan om daarbij, in tegenstelling tot de geraadpleegde (advies)literatuur, een context-georiënteerd marketingperspectief in te nemen waarin de behoefte van de consument centraal staat. Zo’n kader zou een waardevolle aanvulling op het boek Overtuigende Teksten zijn. Show less