Deze studie onderzoekt of de Nederlandse agressie interventie ‘Minder boos en Opstandig’ effectief is in het verminderen van agressie bij kinderen die hoog scoren op ‘Callous-Unemotional traits’,...Show moreDeze studie onderzoekt of de Nederlandse agressie interventie ‘Minder boos en Opstandig’ effectief is in het verminderen van agressie bij kinderen die hoog scoren op ‘Callous-Unemotional traits’, ook wel CU trekken. Dit wordt onderzocht in het licht van het empathisch vermogen. Het is belangrijk uit te vinden of ook deze specifieke subgroep, gekenmerkt door een extreme vorm van agressie problematiek, kan worden behandeld. Alleen dan kunnen problemen op latere leeftijd worden voorkomen. Voor het onderzoek zijn twee vragenlijsten (RPQ en ICU) en een computertaak (Dot Probe) afgenomen bij een klinische onderzoeksgroep met agressie problematiek, met leeftijden tussen de 8 en 12 jaar (voormeting: M = 10;1, SD = 1.15, N = 30). Meetmomenten waren voorafgaande aan de interventie en na afloop. Gebleken is dat de interventie effectief is in het verminderen van agressie als totaal en in het verminderen van proactieve- en reactieve agressie bij de gehele onderzoeksgroep. Empathie neemt niet significant toe als gevolg van de interventie en CU trekken verminderen eveneens niet significant. Wel correleren scores op CU trekken hoog met elkaar. Dit geeft de mogelijke stabiliteit van de karaktertrek weer. Verder bleek dat hoe hoger de score op CU trekken, hoe hoger de score op agressie. Op de mate van agressieafname bleken CU trekken niet van invloed. Echter wanneer CU trekken wel afnemen als gevolg van het onderzoek, resulteert dit in een afname van proactieve agressie. Als laatste werd een verband zichtbaar tussen de gemeten agressie afname en de gemeten empathie toename. Deze resultaten impliceren dat er mogelijk wel een basis is voor het verminderen van agressie bij CU trekken, maar dat er, om dit te bewerkstelligen, extra aandacht besteed moet worden aan het inspelen op het empathisch vermogen en het leren kijken naar sociale situaties en signalen.Show less
Background: Previous research showed that frontal lobe dysfunctions are implicated in antisocial behaviour and also in self-evaluation. Therefore, frontal lobe dysfunctions might also disrupt the...Show moreBackground: Previous research showed that frontal lobe dysfunctions are implicated in antisocial behaviour and also in self-evaluation. Therefore, frontal lobe dysfunctions might also disrupt the ability to engage in self-reflective processes. Goal: To gain more insight in disruptive behavior disorders (DBD), this study will examine whether the perceived competence is different in the group of boys with DBD compared to the control group, and whether this difference is specific to boys with a higher degree of proactive or reactive aggression. Method: The participants consisted of 86 boys in the age of seven to twelve. Perceived competence was measured with a self-reporting questionnaire (Competentiebelevingsschaal voor Kinderen). Proactive and reactive aggression were assessed by parent and teacher questionnaires (Instrument voor Reactieve en Proactieve Agressie). Results: The boys with DBD scored lower at the perceived competence in the areas behaviour attitudes and self-esteem compared with the control group. The research indicates a negative correlation between the degree of proactive aggression, assed by the teacher, and perceived competence in the areas behaviour attitudes and self-esteem in the group of boys with DBD. Conclusion: This study shows that boys with DBD can encounter problems with competence in some areas. This seems specific to boys with a higher degree of proactive aggression. The amygdala is especially implicated in proactive aggression. A higher degree of proactive aggression doesn’t disrupt the ability to engage in self-reflective processes, because the frontal lobe is especially implicated in self-evaluation.Show less
Verschillende studies naar voorspellers van agressie hebben verschillende resultaten opgeleverd. Om dit te verbeteren is agressie onderverdeeld in reactieve en proactieve agressie. Reactieve...Show moreVerschillende studies naar voorspellers van agressie hebben verschillende resultaten opgeleverd. Om dit te verbeteren is agressie onderverdeeld in reactieve en proactieve agressie. Reactieve agressie is een reactie op waargenomen frustratie, en proactieve agressie is een middel om een doel te behalen. In dit onderzoek werd het verband met het executief functioneren onderzocht, opgedeeld in verschillende executieve vaardigheden. De steekproef bestond uit 373 jongens die op het VMBO zitten en hun ouders. De jongens hebben de Reactive Proactive Questionnaire (RPQ) ingevuld, een vragenlijst naar gedragingen indicatief voor reactieve en proactieve agressie. De ouders hebben de BRIEF ingevuld, een vragenlijst naar het executief functioneren van hun zoon. Hieruit komen acht executieve vaardigheden en twee indexscores. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat onderzoek naar agressie en executief functioneren de onderverdelingen in reactieve en proactieve agressie en de verschillende executieve vaardigheden moet hanteren, om een zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de invloed die het executief functioneren speelt bij de mate van agressie die kinderen en jongeren vertonen. Jongens die veel reactieve agressie vertonen, hebben moeite hun emoties en gedrag te reguleren, en zijn ze cognitief flexibel. Jongens die veel proactieve agressie vertonen, hebben een slechte inhibitie en moeite met plannen en organiseren, daarentegen zijn ze in staat tot een goede gedragsevaluatie. Toekomstig onderzoek kan ook een aandachtsmeting doen en onderzoek doen onder verschillende bevolkingsgroepen, zoals meisjes en jongere kinderen.Show less
Met het uitgevoerde onderzoek is getracht meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van de gedragstherapeutische Minder Boos en Opstandig bij jeugdigen van acht tot twaalf jaar. Er is onderzocht...Show moreMet het uitgevoerde onderzoek is getracht meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van de gedragstherapeutische Minder Boos en Opstandig bij jeugdigen van acht tot twaalf jaar. Er is onderzocht hoe sociale vaardigheden en executieve functies samenhangen met reactieve en proactieve agressie en in welke mate sociale vaardigheden en executieve functies voorspellend zijn voor het effect van de interventie. Er is een voormeting en een nameting uitgevoerd bij jeugdigen die meededen aan het onderzoek. De sociale vaardigheden zijn in kaart gebracht met de social skills rating system (SSRS), de executieve functies met de behavior rating inventory of executive function (BRIEF) en de mate van reactieve en proactieve agressie met de reactive and proactive aggression questionnaire (RPQ). Uit de resultaten blijkt dat reactieve agressie en proactieve agressie in hoge mate met elkaar samenhangen en er weinig onderscheid is in de samenhang met het niveau van sociale vaardigheden en de executieve functies. De sociale vaardigeden en executieve functies blijken niet voorspellend voor het effect van de interventie. Naar aanleiding van de onderzoekresultaten, kan met enige voorzichtigheid worden geconcludeerd dat Minder Boos en Opstandig een werkzame interventie is. Na afloop van de interventie wordt een afname van zowel proactieve als reactieve agressie gezien en een verbetering van de zelfbeheersing en gedragsregulatie. In de toekomst zal meer onderzoek gedaan moeten worden naar het verschil in functioneren tussen reactief agressieve kinderen en proactief agressieve kinderen en de werkzame factoren van een interventie bij deze subgroepen.Show less
Een gedragsstoornis wordt gekenmerkt door gedragingen, zoals agressie, die een ongunstige invloed hebben op het functioneren van het kind. Eerdere onderzoeken tonen een mogelijke relatie aan tussen...Show moreEen gedragsstoornis wordt gekenmerkt door gedragingen, zoals agressie, die een ongunstige invloed hebben op het functioneren van het kind. Eerdere onderzoeken tonen een mogelijke relatie aan tussen de perceptie van ouders over stressvolle gebeurtenissen en gedragsproblemen bij kinderen (Creasey & Reese, 1996). In de eerste studie is de mogelijke relatie bestudeerd tussen agressie bij kinderen en ouderlijke stress bij 408 mannelijke VMBO leerlingen, in de leeftijd van 12 - 17 jaar. Ouders en leerlingen werden verzocht om de vragenlijsten ‘Parental Stress Index’ (PSI) en ‘Reactive Proactive Questionnaire’ (RPQ) in te vullen. Deze vragenlijsten richten zich op de stressbeleving en reactieve en proactieve agressie. Uit de resultaten blijkt dat reactieve agressie een significante voorspeller is voor ouderlijke stress. In de tweede studie is gekeken naar de effectiviteit van de training Minder Boos en Opstandig in het verminderen van agressie en stress. Hiervoor werden bij 22 kinderen, in de leeftijd van 9 – 12 jaar voor- en nametingen verricht. Ook werden de ouders verzocht om vragenlijsten in te vullen. Uit de resultaten blijkt dat de training effectief is het verminderen van zowel reactieve als proactieve agressie. Daarnaast is er ook een (niet-significante) afname te zien in ouderlijke stress. Met deze resultaten wordt het theoretisch begrip over agressie uitgebreid en daarnaast bieden de resultaten een basis voor toekomstig onderzoek.Show less
Het doel van dit onderzoek was de invloed te bepalen van (aspecten van) executieve functies en belonings- en strafgevoeligheid op instrumentele en reactieve agressie bij jongens tussen de 12 en 17...Show moreHet doel van dit onderzoek was de invloed te bepalen van (aspecten van) executieve functies en belonings- en strafgevoeligheid op instrumentele en reactieve agressie bij jongens tussen de 12 en 17 jaar afkomstig van het VMBO. Het onderzoek is uitgevoerd onder 490 jongens met een gemiddelde leeftijd van 14,1 jaar (SD=1.187) en hun ouders, afkomstig van middelbare scholen uit alle Nederlandse provincies. Aan de hand van correlatietoetsen is getracht verbanden te vinden tussen het executief functioneren en de belonings- en strafgevoeligheid van de jongens en instrumentele en reactieve agressie. Met behulp van een regressieanalyse is vervolgens geprobeerd voorspellers voor agressief gedrag te vinden. Er is een positief verband gevonden tussen instrumentele en reactieve agressie en het executief functioneren van de jeugdige. Daarnaast is er een positief verband gevonden tussen instrumentele en reactieve agressie en de beloning- en strafgevoeligheid van de jeugdige. Gedragsregulatie en impulsiviteit/ fun seeking zijn voorspellers voor het ontstaan van instrumentele agressie en gedragsregulatie, motivatie/drive en impulsiviteit/fun seeking zijn voorspellers voor het ontstaan van reactieve agressie bij jeugdigen. Concluderend kan worden gesteld dat er sprake is van een significant verband tussen instrumentele en reactieve agressie en het executief functioneren van de jeugdige. De aspecten gedragsregulatie, motivatie/drive en impulsiviteit/fun seeking zijn hierbij significante voorspellers van agressie. Verhoogde waarden op het gebied van impulsiviteit en motivatie om een doel te bereiken, en een verlaagde mate van gedragsregulatie zijn in dit onderzoek de sterkste aanwijzingen voor het ontstaan van agressief gedrag.Show less